ECLI:NL:RBZWB:2023:2952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
02-008145-23 en 02-336649-22 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ISD-maatregel voor meerdere diefstallen en mishandeling

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en mishandeling. De verdachte, geboren in 1981 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, werd beschuldigd van twee winkeldiefstallen, drie auto-inbraken, drie diefstallen van geldbedragen door te pinnen met een bij de auto-inbraken weggenomen pinpas, en een mishandeling. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingsmaatregelen en wettelijke rente, en gedeeltelijk afgewezen. De rechtbank heeft beslist dat er beslag moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 april 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen, met inbegrip van de diefstallen en de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ISD-maatregel moest krijgen, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met de overweging dat dit de enige manier was om de maatschappij te beschermen tegen nieuwe strafbare feiten en om de verdachte de kans te geven zijn leven op orde te krijgen.

De rechtbank heeft ook de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de vorderingen voor immateriële schade en andere niet onderbouwde vorderingen zijn afgewezen. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-008145-23 en 02-336649-22 (ttz gev)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak met parketnummer 02-336649-22 naar deze kamer verwezen.
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02-008145-23
feit 1vis en/of vlees heeft gestolen van Albert Heijn;
feit 265,37 euro heeft gestolen van [benadeelde 1] door contactloos te betalen met een pinpas op naam van [benadeelde 1] ;
feit 3186,65 euro heeft gestolen van [benadeelde 2] door contactloos te betalen met twee pinpassen op naam van [benadeelde 2] ;
feit 4een portemonnee van [benadeelde 1] heeft gestolen door middel van braak/verbreking, dan wel heling van een pinpas;
feit 5een portemonnee met inhoud van [benadeelde 2] heeft gestolen door middel van braak/verbreking, dan wel heling van twee pinpassen;
feit 6samen met een ander levensmiddelen van Jumbo heeft gestolen;
feit 7een pinpas van [benadeelde 3] heeft gestolen door middel van braak/verbreking, dan wel heling van een pinpas;
feit 8een geldbedrag heeft gestolen van [benadeelde 3] door contactloos te betalen met een pinpas op naam van [benadeelde 3] ;
parketnummer 02-336649-22
[benadeelde 4] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
parketnummer 02-008145-23
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiftes, de camerabeelden, de herkenning daarop van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 6.
Ten aanzien van feit 8 heeft de officier van justitie gewezen op de aangifte en de herkenning van verdachte op de camerabeelden.
Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 7 acht de officier van justitie het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de korte tijdspanne tussen het wegnemen van de pinpassen en het moment waarop daarmee wordt gepind.
parketnummer 02-336649-22
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van [getuige] en de foto’s van het letsel. Naar de mening van de officier van justitie kunnen alle ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 02-008145-23
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder feit 4 en 7 ten laste gelegde diefstal door middel van braak/verbreking. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat een bewezenverklaring voor dit feit niet enkel gebaseerd kan zijn op een korte tijdspanne tussen het wegnemen van de pinpas en het pinnen daarmee nu verdachte niet zwijgt maar het feit ontkent en een naam van een medeverdachte heeft genoemd. Gelet hierop ontbreekt volgens de raadsman de overtuiging om tot een bewezenverklaring tot kunnen komen. Ten aanzien van feit 7 is er naar de mening van de raadsman onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte de pinpas uit de auto heeft gestolen.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van deze feiten.
De overige feiten kunnen naar de mening van de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
parketnummer 02-336649-22
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde mishandeling nu de overtuiging daartoe ontbreekt. Volgens de raadsman is daarbij van belang dat verdachte ontkennend heeft verklaard, daar heel stellig in is en zowel aangever als getuige een zwervend bestaan leiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
parketnummer 02-008145-23
feit 1, 2, 3, 5 primair, en 6
Gelet op de aangiftes, de herkenning van verdachte op de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
feit 4
Zoals onder feit 2 bewezen is verklaard, heeft verdachte op 8 december 2022 gepind met de weggenomen pinpas van aangever [benadeelde 1] . Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat dit omstreeks 5.55 uur is geweest.
Blijkens de aangifte is de pinpas weggenomen uit de auto van [benadeelde 1] en is die diefstal diezelfde dag na 3.00 uur gepleegd, aangezien [benadeelde 1] op dat moment zijn auto parkeerde en afsloot.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [benadeelde 4] degene is geweest die de pinpas heeft gestolen, dat hij daar niet bij aanwezig is geweest en dat hij die inbraak niet van tevoren met haar heeft besproken. Verdachte heeft ook weleens samen met [benadeelde 4] auto-inbraken gepleegd, maar dat waren volgens hem andere auto-inbraken. [benadeelde 4] zou dit vaker doen. Zij gaat dan een paar dagen weg en komt terug met spullen uit auto’s.
Gelet op de korte tijdspanne tussen de diefstal van de pinpas en het gebruik daarvan door verdachte, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat [benadeelde 4] de inbraak zou hebben gepleegd en niet verdachte zelf niet aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op die korte tijdspanne, niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die deze pinpas heeft weggenomen. De rechtbank acht de onder feit 4 primair ten laste gelegde auto-inbraak dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 7 en 8
Op grond van de aangifte en het uitkijken van de camerabeelden door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , stelt de rechtbank vast dat verdachte op 5 januari 2023 om 2.07 uur bij eethuis Floria in Breda € 13,90 heeft gepind met de pinpas van aangever [benadeelde 3] .
Blijkens de aangifte is deze pinpas de dag ervoor na 23.00 uur weggenomen uit de auto van [benadeelde 3] , aangezien [benadeelde 3] op dat moment zijn auto parkeerde.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich deze feiten niet kan herinneren, maar dat hij ze mogelijk heeft begaan. Volgens het aanvullend verhoor van aangever zou verdachte tegen aangever hebben gezegd dat hij de pinpas van [naam] had gekregen, die hij op de hoge brug zag lopen. Ter zitting herinnerde verdachte zich dit niet.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van cameratoezicht van de gemeente Breda volgt dat op die beelden een groot deel van de route is te zien die verdachte heeft afgelegd naar eethuis Floria. Uit dat proces-verbaal blijkt niet van een ontmoeting van verdachte met iemand anders tijdens die route. Gelet daarop acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de pinpas van [naam] heeft gekregen niet aannemelijk.
Gezien de korte tijdspanne tussen de diefstal van de pinpas en het gebruik daarvan door verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die de pinpas van [benadeelde 3] heeft weggenomen. De rechtbank acht de onder feit 7 primair en feit 8 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 02-336649-22
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen, waaronder de aangifte en de verklaring van [getuige] , stelt de rechtbank vast dat verdachte op 26 december 2022 aangeefster [benadeelde 4] heeft mishandeld door tegen haar oog en haar hoofd te schoppen en te slaan.
De mishandeling van aangeefster op andere tijdstippen in de ten laste gelegde periode acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen nu daartoe naast de aangifte onvoldoende ondersteunend bewijs aanwezig is. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de overige ten laste gelegde gedragingen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02-008145-23
feit 1op 9 december 2022 te Breda vis en vlees die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2op 8 december 2022 te Breda (telkens) een geldbedrag (in totaal 65,37 euro) dat aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (door met een (ing) pinpas van voornoemde [benadeelde 1] contactloos te betalen bij de Spar);
feit 3op 7 december 2022 te Breda meerdere malen een geldbedrag (van in totaal 186,65 euro) dat aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door contactloos te betalen met twee pinpassen toebehorend aan die [benadeelde 2] voornoemd bij Shell en Selecta cafe en Spar;
feit 4 primairop 8 december 2022 te Breda een portemonnee (met inhoud) die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte die weg te nemen portemonnee onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak;
feit 5 primairop 7 december 2022 te Breda een portemonnee met inhoud die aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen portemonnee onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 6op 14 november 2022 te Breda tezamen en in vereniging met een ander levensmiddelen die aan Jumbo toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7 primairop 5 januari 2023 te Breda een pinpas die aan [benadeelde 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen
pinpasonder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 8op 5 januari 2023 te Breda een geldbedrag dat aan [benadeelde 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de (gestolen) pinpas van die [benadeelde 3] voornoemd contactloos te betalen bij
eethuis Floria;
parketnummer 02-336649-22
op 26 december 2022 te Breda [benadeelde 4] heeft mishandeld door die [benadeelde 4] :
- te schoppen/trappen en slaan/stompen tegen haar oog en haar hoofd.
Gelet op het bewezenverklaarde heeft de rechtbank onder feit 7 primair het woord ‘pinpas’ toegevoegd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel). De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat alleen binnen een strak kader als de ISD nog geprobeerd kan worden om verdachte zijn leven weer op orde te laten krijgen. Dit is kennelijk ook de enige manier om de maatschappij tegen nieuwe strafbare feiten te beveiligen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen ISD-maatregel aan verdachte op te leggen maar te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal een jaar.
Verdachte heeft, gezien zijn eerdere ervaringen, geen vertrouwen in een ISD-maatregel en wil daar niet aan meewerken. Naar de mening van de raadsman is het opleggen van een ISD-maatregel daarom niet wenselijk. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat de ISD-maatregel niet is bedoeld om te gebruiken ter bescherming van de maatschappij.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, drie auto-inbraken en drie diefstallen van geldbedragen door te pinnen met een bij die auto-inbraken weggenomen pinpas. Deze feiten hebben veel schade en overlast veroorzaakt. Zo lijdt bij een winkeldiefstal niet alleen de winkel schade doordat een product wordt weggenomen, tevens zien winkeleigenaren zich steeds vaker genoodzaakt om maatregelen te treffen om diefstallen tegen te gaan, dan wel winkeldieven in de kraag te vatten. Ook dat brengt, naast de overlast die winkeldieven voor winkels en winkelend publiek veroorzaken, een grote kostenpost met zich mee. Bij auto-inbraken wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid van de gedupeerden. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten maatschappelijke onrust in de buurten waarin ze gepleegd worden. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en de feiten gepleegd met name om daarmee zijn verslavingen te bekostigen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van [benadeelde 4] . Hij heeft hiermee pijn en letsel toegebracht aan die [benadeelde 4] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte een fors strafblad heeft. Er is sprake van veelvuldige recidive. Eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen zijn nagenoeg allemaal ten uitvoer gelegd en aan verdachte is al tweemaal eerder een ISD-maatregel opgelegd.
Blijkens het reclasseringsadvies van Fivoor van 11 april 2023 is er bij verdachte op alle praktische leefgebieden sprake van een jarenlange instabiele situatie. Sinds langere tijd is er sprake van een vicieuze cirkel van detenties, dakloosheid en geldproblemen. Gelet op het keer op keer mislukken van ieder ambulant traject wordt een reclasseringstraject door de reclassering nu als onuitvoerbaar ingeschat. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Op dit moment geeft verdachte aan niet te zullen meewerken indien de maatregel aan hem wordt opgelegd. Indien in te zetten motivatietrajecten geen verandering van zijn houding ten gevolge zullen hebben, impliceert dit dat hij de maatregel ‘kaal’ zal uitzitten. Indien verdachte gedurende het traject wel gemotiveerd raakt, zal eventuele toekomstige behandeling/begeleiding met name gericht dienen te zijn op het stabiliseren van zijn verslavingsproblematiek. Om deze doelen te bereiken zal verdachte bereidheid moeten tonen om zich te conformeren aan eventuele begeleiding en afspraken.
Deskundige Kunst van de reclassering heeft ter zitting het advies bevestigd.
De rechtbank zal in haar oordeel over het al dan niet opleggen van de ISD-maatregel rekening houden met twee elementen. In de eerste plaats moet voldaan worden aan alle eisen die zijn gesteld aan het opleggen van een ISD-maatregel. In de tweede plaats moet de rechtbank beoordelen of een ISD-maatregel ook passend is.
De rechtbank stelt vast dat voldaan wordt aan alle eisen die de wet aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Voor de bewezen verklaarde misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten. Verdachte is bovendien in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf veroordeeld. Onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts is voldaan aan de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers nu over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, waarvan tenminste één in het peiljaar (afgelopen kalenderjaar). Daarnaast blijkt onder meer uit het rapport van de reclassering dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Er kan dus aan verdachte een ISD-maatregel worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een ISD-maatregel ook passend en noodzakelijk is voor verdachte. Alleen het strakke kader van de ISD-maatregel kan verdachte de kans geven om zijn leven op orde te krijgen.
Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het aspect van gedragsbeïnvloeding en resocialisatie dat de ISD-maatregel kan bieden, stelt de rechtbank vast dat de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers vermeldt dat het karakter van de ISD-maatregel
primairde langdurige insluiting is. Ook uit de wetgevingsgeschiedenis is op te maken dat de langdurige opsluiting ter bescherming van de maatschappij tegen zeer actieve veelplegers voorop staat. Zo vermeldt de memorie van toelichting: "Bij de tenuitvoerlegging van de voorgestelde maatregel is uitgangspunt een langere vrijheidsbeneming in een zeer beperkt regime. Een intensieve interventie zal alleen plaatsvinden als daarvoor bij betrokkene een duidelijk aanknopingspunt is." Ook indien verdachte niet meewerkt aan enige vorm van behandeling kan de ISD-maatregel dus worden opgelegd.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op.

7.De benadeelde partij

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 1.564,16 voor feit 2 en 4.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 414,16 aan materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de feiten werden gepleegd, te weten 8 december 2022.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De benadeelde partij is voldoende in de gelegenheid geweest de vordering te onderbouwen, maar de gestelde immateriële schade van € 300,00 is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan. De rechtbank acht de vordering daarom ongegrond en zal deze afwijzen.
Voor het overige, te weten ten aanzien van de affectieschade, de gemaakte reiskosten en de toekomstige reiskosten, is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 338,25 voor feit 3 en 5.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 172,19 aan materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de feiten werden gepleegd, te weten 7 december 2022.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige, te weten ten aanzien van de kosten voor het opnemen van een vrije dag, is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 543,28 voor feit 7 en8.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 237,28 aan materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de feiten werden gepleegd, te weten 5 januari 2023.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige, te weten ten aanzien van de AirPods, de reiskosten en een deel van het uit de auto gestolen geld, is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de AirPods overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet volgt dat deze bij de bewezen verklaarde feiten zijn weggenomen. Met betrekking tot het uit de auto weggenomen geldbedrag gaat de rechtbank uit van de aangifte, waarin is opgenomen dat er ongeveer € 12,00 is weggenomen en niet € 34,00 zoals in de vordering tot schadevergoeding is vermeld.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 60a, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-008145-23
feit 1:diefstal;
feit 2:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 4 primair:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5 primair:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 6:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 7 primair:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 8:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
parketnummer 02-336649-22
mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 1 steekwagen, 2 damesfietsen, 1 racefiets, 3 stuks parfum, 3 stuks gereedschap;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
€ 414,16aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering van € 300,00 aan immateriële schade af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (feit 2 en 4), € 414,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling
8 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 172,19aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] (feit 3 en 5), € 172,19 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling
3 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van
€ 237,28aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering van € 300,00 aan immateriële schade af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] (feit 7 en 8), € 237,28 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling
4 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 mei 2023.
Mr. Collombon en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.