ECLI:NL:RBZWB:2023:2951

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
02/338036-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortgezette handeling bezit van 28.165 xtc-pillen met gevangenisstraf van 34 maanden

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 mei 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 28.165 xtc-pillen in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021, alsook op 16 december 2021. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie achtte de verdachte schuldig aan de handel in en het voorhanden hebben van xtc-pillen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs en onrechtmatigheid van het bewijs. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van de xtc-pillen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 34 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid xtc-pillen had voorhanden gehad, wat bijdroeg aan het criminele drugscircuit. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor Opiumwet-feiten, wat als strafverzwarend werd meegewogen. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 36b, 36c, 36d en 56 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/338036-21
vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 april 2023, waarbij de officier van justitie mr. L. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich samen met anderen in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 schuldig heeft gemaakt aan de productie van en/of handel in xtc-pillen dan wel het voorhanden hebben van in totaal 28.165 xtc-pillen.
zich samen met anderen op 16 december 2021 schuldig heeft gemaakt aan de productie van en/of handel in xtc-pillen dan wel het voorhanden hebben van in totaal 28.165 xtc-pillen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feiten 1 en 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 alsmede op 16 december 2021, schuldig heeft gemaakt aan de handel in xtc-pillen en in ieder geval aan het voorhanden hebben van 28.165 xtc-pillen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van de ten laste gelegde handelingen in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 wegens gebrek aan bewijs dat de aangetroffen xtc-pillen al vóór 16 december 2021 in de opslagbox en de woning van verdachte lagen.
Feit 2
De verdediging bepleit vrijspraak van dit feit wegens gebrek aan bewijs en stelt daartoe primair het volgende. Het binnentreden en de doorzoeking in de opslagbox hebben plaatsgevonden zonder dat daaraan een voldoende verdenking ten grondslag lag. De daaropvolgende doorzoeking in de woning van verdachte heeft daarom ook te gelden als “fruit of the poisonous tree”. Er zijn belangrijke strafvorderlijke voorschriften geschonden als gevolg waarvan de aangetroffen xtc-pillen van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Indien de rechtbank dit verweer verwerpt, verzoekt de verdediging (voorwaardelijk) de eigenaar van de opslagbox en de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te horen als getuigen, en een materiedeskundige van het NFI de vraag te laten beantwoorden of de in deze zaak aangetroffen xtc-pillen wel of niet geurloos zijn.
Subsidiair stelt de verdediging dat de NFI-rapportages over de xtc-pillen niet representatief zijn voor de hoeveelheid aangetroffen xtc-pillen. Daarom kunnen de rapportages niet voor het bewijs worden gebruikt. Indien de rechtbank dit verwerpt, verzoekt de verdediging (voorwaardelijk) het NFI opdracht te geven om alle ingezonden xtc-pillen te onderzoeken zodat een representatief onderzoek van de aangetroffen pillen kan plaatsvinden. Ook verzoekt de verdediging om een aanvullend proces-verbaal te laten opstellen, waarin de vraag wordt beantwoord of uit elk van de in totaal zes zakken xtc-pillen in ieder geval één xtc-pil is veiliggesteld en ingezonden naar het NFI, alsmede een aanvullend proces-verbaal, waarin de vraag wordt beantwoord of alle zakken al dan niet dichtgeseald waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Rechtmatigheid van het bewijs
Over het verweer dat het binnentreden en de doorzoeking in de opslagbox onrechtmatig zijn geweest wegens gebrek aan voldoende verdenking, waardoor de onderzoeksresultaten van het bewijs moeten worden uitgesloten, overweegt de rechtbank het volgende.
Evenals de officier van justitie leidt de rechtbank uit de bevindingen van de politie af dat de eigenaar van de opslagbox het verdacht vond dat verdachte de huur van de opslagbox elke maand contant kwam afrekenen. De eigenaar wilde de opslagbox om die reden controleren en heeft daarvoor contact gelegd met de politie. De rechtbank ziet niet in waarom de eigenaar dit niet had mogen doen. Naar aanleiding van die melding heeft de politie eerst het politiesysteem geraadpleegd. Hieruit kwam naar voren dat de telefoon van de huurder (verdachte) in 2020 in verband met een aanhouding is gecontroleerd en dat daarin een groot aantal foto’s werd aangetroffen van xtc-pillen en veel gesprekken over de handel in verdovende middelen. De verbalisanten zijn vervolgens naar de opslagbox gegaan. Toen zij daar aankwamen roken zij een zoete geur. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verbalisanten een geur hebben geroken die zij ambtshalve in verband hebben kunnen brengen met drugs. De rechtbank gaat ervan uit dat het niet de xtc-pillen waren die zij hebben geroken, omdat die doorgaans geurloos zijn, maar iets anders dat aan drugs te relateren is. De verbalisanten hebben vervolgens door een kier in de opslagbox gekeken en zagen daar een diepvries en een koelkast staan, waarvan het hen ambtshalve bekend is dat daarin vaak drugs worden opgeslagen.
Gelet op de beschreven combinatie van de melding, de contante betalingen, de antecedenten op grond van de Opiumwet, de zoete geur en de waargenomen koelkast en vriezer, is de rechtbank van oordeel dat er jegens verdachte als huurder van de opslagbox voldoende verdenking bestond om de opslagbox rechtmatig binnen te treden en te doorzoeken.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging, zodat er ook geen grond bestaat voor bewijsuitsluiting.
Voorwaardelijke verzoeken horen getuigen en deskundige .
De verzoeken tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de materiedeskundige, worden afgewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Mede gelet op het stadium van de procedure waarin de verdediging de verzoeken indient, acht de rechtbank het zogenoemde noodzakelijkheidscriterium van toepassing. Reeds op 21 november 2022 is aan de verdediging verzocht om eventuele onderzoekswensen kenbaar te maken. Weliswaar was deze e-mail gericht aan de voormalige raadsman van verdachte, maar de huidige raadsman heeft bij overname van de zaak ook kennis kunnen nemen van dat verzoek. Voorts zijn de voorgestelde getuigen geen belastende getuigen in de zin van het Keskin-arrest en uit de gegeven toelichting leidt de rechtbank af dat de verdediging hen slechts wenst te horen over de rechtmatigheid van het bewijs. Nu de rechtbank hierboven al heeft geoordeeld dat van onrechtmatigheid geen sprake is, acht de rechtbank het horen van de getuigen niet noodzakelijk. Dit geldt tevens voor het verzoek ten aanzien van de materiedeskundige.
NFI-rapport
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de NFI-rapporten niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze niet representatief zijn voor de hoeveelheid aangetroffen xtc-pillen overweegt de rechtbank het volgende.
Dat het wellicht beter was geweest om alle twintig door de politie veiliggestelde en aangeboden pillen te laten testen door het NFI, betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de beschikbare testen onvoldoende representatief zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt. De witte pillen, aangetroffen in de opslagbox, waren verdeeld over vijf sealbags. Uit iedere sealbag is één pil indicatief getest met de MMC opiaten-test, waarbij alle vijf de pillen een positieve indicatieve reactie gaven op de aanwezigheid van opiaten. Vervolgens is één pil daarvan positief getest op de aanwezigheid van MDMA. Nu alle pillen er hetzelfde uitzien, met dezelfde kleur en hetzelfde V-teken en logo van Versace, op dezelfde plaats zijn aangetroffen en ook op dezelfde wijze waren verpakt, is de rechtbank van oordeel dat de testen voldoende zijn om de conclusie te trekken dat alle in de opslagbox aangetroffen pillen MDMA bevatten. Dit geldt ook voor de blauwe pillen met Louis Vuitton-opdruk die in de berging van verdachte zijn aangetroffen, die op dezelfde wijze zijn onderzocht. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Voorwaardelijke verzoeken ten aanzien van NFI
Ook hier geldt dat het noodzakelijkheidscriterium van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, er geen noodzaak bestaat om uitvoering te geven aan de verzoeken. De verzoeken worden derhalve afgewezen.
Feiten 1 en 2 - productie van en/of handel in dan wel voorhanden hebben van
Op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de berging van de woning van verdachte en de opslagbox die hij sinds 20 augustus 2021 huurde zijn op 16 december 2021 in totaal 28.165 xtc-pillen aangetroffen. In het dossier bevinden zich chatgesprekken van verdachte die afkomstig zijn uit zijn telefoon en die wijzen op drugshandel. Deze chatgesprekken dateren echter van vóór de ten laste gelegde periode. Uit de telefoon van verdachte kan worden afgeleid dat hij een maand voor de ten laste gelegde feiten, op 27 juli 2021, nog een video heeft verstuurd naar zijn broertje van een grote hoeveelheid pillen in een doorzichtige zak met dezelfde kleur en opdruk als de pillen die bij verdachte in beslag zijn genomen en een foto met daarop een hand met twee witte pillen, voorzien van een “V”-teken. Ook is er een chatgesprek aangetroffen dat dateert van 8 augustus 2021, een week voor de ten laste gelegde feiten, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op zoek was naar een tabletteermachine. In de woning van verdachte zijn verder nog diverse gesloten en open sealbags aangetroffen met daarin poeder in allerlei kleuren, waarvan bekend is dat dit wordt gebuikt om xtc-pillen kleur te geven.
Hoewel dit sterke aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de productie van en/of handel in xtc-pillen is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat dit onvoldoende concreet bewijs oplevert om te concluderen dat verdachte zich van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 en/of op 16 december 2021, schuldig heeft gemaakt aan de productie van en/of handel in xtc-pillen.
Wel kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande worden vastgesteld dat verdachte in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021, alsmede op 16 december 2021, in totaal 28.165 xtc-pillen opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Het verweer van de verdediging dat geen sprake is geweest van opzet, omdat verdachte in de veronderstelling was dat het placebopillen waren, wordt verworpen. Deze verklaring is in de eerste plaats niet controleerbaar en bovendien ook niet geloofwaardig, gelet op de ervaring die verdachte in het verleden heeft opgedaan en zijn verklaring dat hij geld kreeg voor de opslag van de pillen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 te Roosendaal, aanwezig heeft gehad grote hoeveelheden XTC-pillen (in totaal ongeveer 28165 pillen) bevattende methyleendioxymethamfetamine, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 16 december 2021 te Roosendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 28165 XTC-pillen, bevattende methyleendioxymethamfetamine, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op, waarbij sprake is van voortgezette handeling.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van één of beide feiten komt, bepleit
de verdediging onder meer rekening te houden met het feit dat verdachte geen boos opzet had. Hij had de pillen slechts in bewaring voor een ander. Voorts vraagt de verdediging rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft. Tot slot moeten ook zijn persoonlijke omstandigheden worden meegewogen: verdachte zal in het geval van een gevangenisstraf zijn inkomen en woning verliezen. Bovendien doorloopt hij met zijn vrouw een ivf-traject.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende vijf maanden grote hoeveelheden xtc-pillen voorhanden gehad. In totaal zijn er bij verdachte 28.165 xtc-pillen met een totaalgewicht van ruim 10 kilo aangetroffen. Naast het feit dat harddrugs schadelijk zijn voor de gezondheid, heeft verdachte hiermee ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Dat is ook de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om alle nadelige gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank heeft hierbij de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten zijn gebaseerd op de straffen die doorgaans voor vergelijkbare feiten worden opgelegd. Bij het voorhanden hebben van een hoeveelheid harddrugs met een totaal gewicht tussen de 10.000 en 20.000 gram past volgens de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 30 maanden bij een ‘first offender’.
Uit het strafblad van verdachte van 7 maart 2023 blijkt dat hij al drie keer eerder is veroordeeld voor Opiumwet-feiten. Hoewel slechts de veroordeling van 16 december 2016 formeel geldt als recidive, gelet op de termijn van vijf jaar, ziet de rechtbank, anders dan de reclassering, bij verdachte wel degelijk een delictpatroon. Het is immers al de vierde keer dat hij wordt veroordeeld voor Opiumwetfeiten. Dit zal in strafverzwarende zin worden meegewogen.
Hoewel het dossier hiervoor onvoldoende concreet bewijs bevat, zijn er wel indicaties dat verdachte zich heeft beziggehouden met de productie van en/of handel in harddrugs, gezien het feit dat verdachte kort voor de ten laste gelegde periode appgesprekken voerde die in die richting wijzen, zoals over de aanschaf van een tabletteermachine. De rechtbank zal ook dit in het nadeel van verdachte meewegen.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 5 april 2023.
De reclassering heeft geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico, omdat verdachte de feiten heeft ontkend. Daarom heeft de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Nu de rechtbank de handel en productie van de verdovende middelen niet bewezen verklaart, zal zij een lagere straf opleggen dan is geëist.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet:
- 959,9 gram xtc, blauw, Louis Vuitton, met goednummer G2409203;
- 1860,3 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409097;
- 1858 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409089;
- 1872,1 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409092;
- 1868,2 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409100;
- 1878,7 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409101.
Het volgende in beslag genomen voorwerp is ook vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, het is aangetroffen bij het onderzoek en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten:
- 50 gram hasjiesj, met goednummer G2409217.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d en 56 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de voortgezette handeling van:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 34 maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
- 959,9 gram xtc, blauw, Louis Vuitton, met goednummer G2409203;
- 1860,3 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409097;
- 1858 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409089;
- 1872,1 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409092;
- 1868,2 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409100;
- 1878,7 gram xtc, wit, Versace, met goednummer G2409101.
- 50 gram hasjiesj, met goednummer G2409217.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2023.
Mr. Verschueren is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.