4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Rechtmatigheid van het bewijs
Over het verweer dat het binnentreden en de doorzoeking in de opslagbox onrechtmatig zijn geweest wegens gebrek aan voldoende verdenking, waardoor de onderzoeksresultaten van het bewijs moeten worden uitgesloten, overweegt de rechtbank het volgende.
Evenals de officier van justitie leidt de rechtbank uit de bevindingen van de politie af dat de eigenaar van de opslagbox het verdacht vond dat verdachte de huur van de opslagbox elke maand contant kwam afrekenen. De eigenaar wilde de opslagbox om die reden controleren en heeft daarvoor contact gelegd met de politie. De rechtbank ziet niet in waarom de eigenaar dit niet had mogen doen. Naar aanleiding van die melding heeft de politie eerst het politiesysteem geraadpleegd. Hieruit kwam naar voren dat de telefoon van de huurder (verdachte) in 2020 in verband met een aanhouding is gecontroleerd en dat daarin een groot aantal foto’s werd aangetroffen van xtc-pillen en veel gesprekken over de handel in verdovende middelen. De verbalisanten zijn vervolgens naar de opslagbox gegaan. Toen zij daar aankwamen roken zij een zoete geur. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verbalisanten een geur hebben geroken die zij ambtshalve in verband hebben kunnen brengen met drugs. De rechtbank gaat ervan uit dat het niet de xtc-pillen waren die zij hebben geroken, omdat die doorgaans geurloos zijn, maar iets anders dat aan drugs te relateren is. De verbalisanten hebben vervolgens door een kier in de opslagbox gekeken en zagen daar een diepvries en een koelkast staan, waarvan het hen ambtshalve bekend is dat daarin vaak drugs worden opgeslagen.
Gelet op de beschreven combinatie van de melding, de contante betalingen, de antecedenten op grond van de Opiumwet, de zoete geur en de waargenomen koelkast en vriezer, is de rechtbank van oordeel dat er jegens verdachte als huurder van de opslagbox voldoende verdenking bestond om de opslagbox rechtmatig binnen te treden en te doorzoeken.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging, zodat er ook geen grond bestaat voor bewijsuitsluiting.
Voorwaardelijke verzoeken horen getuigen en deskundige .
De verzoeken tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de materiedeskundige, worden afgewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Mede gelet op het stadium van de procedure waarin de verdediging de verzoeken indient, acht de rechtbank het zogenoemde noodzakelijkheidscriterium van toepassing. Reeds op 21 november 2022 is aan de verdediging verzocht om eventuele onderzoekswensen kenbaar te maken. Weliswaar was deze e-mail gericht aan de voormalige raadsman van verdachte, maar de huidige raadsman heeft bij overname van de zaak ook kennis kunnen nemen van dat verzoek. Voorts zijn de voorgestelde getuigen geen belastende getuigen in de zin van het Keskin-arrest en uit de gegeven toelichting leidt de rechtbank af dat de verdediging hen slechts wenst te horen over de rechtmatigheid van het bewijs. Nu de rechtbank hierboven al heeft geoordeeld dat van onrechtmatigheid geen sprake is, acht de rechtbank het horen van de getuigen niet noodzakelijk. Dit geldt tevens voor het verzoek ten aanzien van de materiedeskundige.
NFI-rapport
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de NFI-rapporten niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze niet representatief zijn voor de hoeveelheid aangetroffen xtc-pillen overweegt de rechtbank het volgende.
Dat het wellicht beter was geweest om alle twintig door de politie veiliggestelde en aangeboden pillen te laten testen door het NFI, betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de beschikbare testen onvoldoende representatief zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt. De witte pillen, aangetroffen in de opslagbox, waren verdeeld over vijf sealbags. Uit iedere sealbag is één pil indicatief getest met de MMC opiaten-test, waarbij alle vijf de pillen een positieve indicatieve reactie gaven op de aanwezigheid van opiaten. Vervolgens is één pil daarvan positief getest op de aanwezigheid van MDMA. Nu alle pillen er hetzelfde uitzien, met dezelfde kleur en hetzelfde V-teken en logo van Versace, op dezelfde plaats zijn aangetroffen en ook op dezelfde wijze waren verpakt, is de rechtbank van oordeel dat de testen voldoende zijn om de conclusie te trekken dat alle in de opslagbox aangetroffen pillen MDMA bevatten. Dit geldt ook voor de blauwe pillen met Louis Vuitton-opdruk die in de berging van verdachte zijn aangetroffen, die op dezelfde wijze zijn onderzocht. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Voorwaardelijke verzoeken ten aanzien van NFI
Ook hier geldt dat het noodzakelijkheidscriterium van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, er geen noodzaak bestaat om uitvoering te geven aan de verzoeken. De verzoeken worden derhalve afgewezen.
Feiten 1 en 2 - productie van en/of handel in dan wel voorhanden hebben van
Op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de berging van de woning van verdachte en de opslagbox die hij sinds 20 augustus 2021 huurde zijn op 16 december 2021 in totaal 28.165 xtc-pillen aangetroffen. In het dossier bevinden zich chatgesprekken van verdachte die afkomstig zijn uit zijn telefoon en die wijzen op drugshandel. Deze chatgesprekken dateren echter van vóór de ten laste gelegde periode. Uit de telefoon van verdachte kan worden afgeleid dat hij een maand voor de ten laste gelegde feiten, op 27 juli 2021, nog een video heeft verstuurd naar zijn broertje van een grote hoeveelheid pillen in een doorzichtige zak met dezelfde kleur en opdruk als de pillen die bij verdachte in beslag zijn genomen en een foto met daarop een hand met twee witte pillen, voorzien van een “V”-teken. Ook is er een chatgesprek aangetroffen dat dateert van 8 augustus 2021, een week voor de ten laste gelegde feiten, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op zoek was naar een tabletteermachine. In de woning van verdachte zijn verder nog diverse gesloten en open sealbags aangetroffen met daarin poeder in allerlei kleuren, waarvan bekend is dat dit wordt gebuikt om xtc-pillen kleur te geven.
Hoewel dit sterke aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de productie van en/of handel in xtc-pillen is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat dit onvoldoende concreet bewijs oplevert om te concluderen dat verdachte zich van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 en/of op 16 december 2021, schuldig heeft gemaakt aan de productie van en/of handel in xtc-pillen.
Wel kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande worden vastgesteld dat verdachte in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 15 december 2021, alsmede op 16 december 2021, in totaal 28.165 xtc-pillen opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Het verweer van de verdediging dat geen sprake is geweest van opzet, omdat verdachte in de veronderstelling was dat het placebopillen waren, wordt verworpen. Deze verklaring is in de eerste plaats niet controleerbaar en bovendien ook niet geloofwaardig, gelet op de ervaring die verdachte in het verleden heeft opgedaan en zijn verklaring dat hij geld kreeg voor de opslag van de pillen.