ECLI:NL:RBZWB:2023:2950

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
02/249868-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs met gevangenisstraf als gevolg

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van harddrugs op 17 oktober 2019. De officier van justitie stelde dat de verdachte op die datum wettig en overtuigend bewezen harddrugs voorhanden had, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs en schending van artikel 6 EVRM.

De rechtbank beoordeelde de bewijsmiddelen en concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen harddrugs. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs voorhanden had, waaronder MDMA, amfetamine, heroïne, methamfetamine, LSD en 2C-B. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel medeplegen en bepaalde dat de verdachte partieel vrijgesproken werd van het opzettelijk voorhanden hebben van ketamine, omdat dit middel niet op de lijsten van de Opiumwet staat.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 27 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ziekte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn gedrag en dat de gevangenisstraf noodzakelijk was om de ernst van de feiten te weerspiegelen. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen en bepaalde de verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen. De schorsing van de voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/249868-19
vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat te Stevensweert

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 april 2023, waarbij de officier van justitie mr. L. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 oktober 2019 de ten laste gelegde harddrugs voorhanden heeft gehad. De verklaring van verdachte dat de harddrugs niet van hem waren, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs en stelt daartoe onder meer het volgende. De verbalisanten hebben aan verdachte gevraagd om zijn legitimatiebewijs te laten zien. Zij hebben ook gevraagd of zij de woning mochten binnentreden, zonder verdachte daaraan voorafgaand de cautie te geven. Dit levert een schending op van artikel 6 EVRM, waardoor alles wat is aangetroffen in de woning van het bewijs moet worden uitgesloten.
Voorts ontbreekt het bewijs dat verdachte wetenschap had van de aangetroffen harddrugs, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het voorhanden hebben van de drugs, ook niet in voorwaardelijke zin.
Ten slotte kan op grond van de bewijsmiddelen slechts worden vastgesteld dat een hoeveelheid van 11,24 kilogram MDMA is aangetroffen en is ketamine geen middel als bedoeld in de Opiumwet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Rechtmatigheid bewijs
De verdediging heeft betoogd dat de goederen die zijn aangetroffen in de woning aan [adres] van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat geen sprake is geweest van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. De raadsman heeft in dat verband aangevoerd dat de politie voorbarig heeft gehandeld door aan te bellen en de woning te betreden, omdat slechts sprake was van een melding over gesloten gordijnen en het naar binnen brengen van spullen. Bovendien is verzuimd om verdachte nadat hij de deur van de woning had geopend de cautie te geven. Uit meerdere processen-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte na het openen van de voordeur van de woning bevestigend heeft geantwoord op de vraag van de politie of zij misschien even binnen mochten komen.
De rechtbank begrijpt dat de verdediging met haar verweer heeft willen stellen dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank ziet zonder nadere toelichting niet in welk vormvoorschrift hiermee onherstelbaar is geschonden, temeer daar de woning niet door verdachte maar door zijn zus werd gehuurd en verdachte daar volgens zijn zeggen niet verbleef. Alleen al om die reden zal de rechtbank dit verweer verwerpen. Overigens is ook niet gebleken van enig nadeel dat hierdoor zou zijn veroorzaakt. De verdediging heeft ter zitting niet, ook niet na doorvragen door de rechtbank, kunnen onderbouwen waaruit het nadeel voor verdachte zou bestaan.
Wetenschap verdachte
Niet ter discussie staat dat op 17 oktober 2019 verschillende soorten en hoeveelheden hard- drugs in de woning aan [adres] zijn aangetroffen. De verdediging betwist evenwel dat verdachte wetenschap had van de aangetroffen drugs.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 17 oktober 2019 omstreeks 13:40 uur is binnengetreden in de woning. De gordijnen van de woning waren dicht en verdachte werd als enige in de woning aangetroffen. Er lagen drugs in het zicht en door de politie werden verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij drugs heeft zien liggen. Een buurtbewoner heeft verdachte die dag om 12:45 uur zien arriveren bij de woning en, eenmaal binnen, de gordijnen dicht zien doen. De buurtbewoner herkende verdachte van eerdere situaties waarin sporttassen en grote tassen van de Albert Heijn/Jumbo de woning werden binnengedragen. In de woning werden ook sporttassen en een bigshopper van de Jumbo aangetroffen met daarin drugs. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij de woning één of twee keer per week bezocht en dat hij er al twee weken niet was geweest, maar dat rijmt niet met de verklaring van de buurtbewoner dat de woning met enige regelmaat, bijna dagelijks, door verdachte werd bezocht. In de woning stond ook een lege doos van een Xbox waarop een handschoen is aangetroffen. In die handschoen is DNA aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van verdachte. De verklaring die verdachte daarover ter zitting heeft afgelegd, namelijk dat hij deze handschoen aan had getrokken om de wc te testen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. In de woning stond een Xbox, waarin ook drugs is aangetroffen, en er lag een aankoopbonnetje waaruit blijkt dat de Xbox die zelfde dag was gekocht. Volgens de bedrijfsleider van de winkel om 10:24 uur. Uit het dossier blijkt niet dat er op deze dag nog iemand anders in de woning is geweest. Ook past verdachte in het signalement van de koper van de Xbox, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de Xbox door verdachte is gekocht en naar de woning is gebracht.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, staat voor de rechtbank vast dat verdachte wetenschap had van de aangetroffen harddrugs en dat hij ook de beschikkingsmacht daarover had. De verklaring van verdachte dat de (onder)huurder [naam] verantwoordelijk is voor de aangetroffen drugs, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Conclusies
Dit leidt tot de slotsom dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 17 oktober 2019 opzettelijk verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen, omdat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.
De rechtbank volgt de verdediging wel in haar verweer over de aangetroffen hoeveelheden MDMA. Naar het oordeel van de rechtbank kan slechts worden vastgesteld dat een totale hoeveelheid van 11.060 gram is aangetroffen. Hierbij is de rechtbank uitgegaan van de rapportages van het NFI. De overige aangetroffen hoeveelheden zijn uitsluitend indicatief getest en de uitslagen van die indicatieve testen zijn niet eenduidig of onduidelijk. Ditzelfde geldt voor de aangetroffen hoeveelheden 2C-B. Slechts van 700 gram kan worden vastgesteld dat het daadwerkelijk 2C-B betreft. Voor de overige ten laste gelegde hoeveelheden MDMA en 2C-B zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Tot slot is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het opzettelijk voorhanden hebben van 340 gram ketamine, nu ketamine niet staat vermeld op één van de lijsten van de Opiumwet.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 oktober 2019 te Giessen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 11.060 gram van een materiaal bevattende MDMA en
- 2240 gram van een materiaal bevattende amfetamine en
- 340 gram van een materiaal bevattende heroïne en
- 1080 gram van een materiaal bevattende methamfetamine en
- 2656 zegels bevattende LSD (Lysergide) en
- 700 gram van een materiaal bevattende 2C-B (4-broom-2,5 dimethoxyfenethylamine)
zijnde heroïne en amfetamine en methamfetamine en MDMA en LSD (Lysergide) en 2C-B (4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt bepleit de verdediging bij de op te leggen straf rekening te houden met de ernstige ziekte waaraan verdachte lijdt en in dat kader te volstaan met het opleggen van de maximale taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft meer dan 15 kg aan verschillende soorten harddrugs voorhanden gehad. Naast het feit dat harddrugs schadelijk zijn voor de gezondheid, heeft verdachte hiermee ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Dat is ook de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om alle nadelige gevolgen niet bekommerd en kennelijke slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten zijn gebaseerd op de straffen die doorgaans voor vergelijkbare feiten worden opgelegd. Bij het voorhanden hebben van een hoeveelheid harddrugs met een totaal gewicht tussen de 10.000 en 20.000 gram, past volgens de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 30 maanden. De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 7 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 28 maart 2023. De reclassering heeft geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico vanwege de ontkennende houding van verdachte. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies of toezicht vindt de reclassering niet nodig. De reclassering heeft in haar rapport nog opgemerkt dat verdachte lijdt aan de ziekte van Behçet, waardoor hij volledig arbeidsongeschikt is verklaard.
De rechtbank acht, mede gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf van 30 maanden passend en ziet, in beginsel, geen aanleiding om van dit uitgangpunt af te wijken. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en hoewel slechts het voorhanden hebben van harddrugs in deze zaak ten laste is gelegd, zijn er sterke aanwijzingen dat in de woning drugs werden verpakt voor verzending. Dat verdachte lijdt aan de ziekte van Bahçet is, hoe vervelend de rechtbank dit ook voor hem vindt, een omstandigheid die verdachte er niet van heeft weerhouden om een grote hoeveelheid drugs voorhanden te hebben, terwijl hij zich bewust moet zijn geweest van de risico’s die hij daarmee liep.
Dat verdachte in detentie geen adequate medische zorg zou kunnen krijgen - ook niet in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg - en onaanvaardbare gezondheidsrisico's zou lopen kan de rechtbank uit de beschikbare stukken niet afleiden. De opmerking van de reclassering dat een gevangenisstraf de behandeling zal doorkruisen is daartoe niet toereikend. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de moeilijke situatie waarin verdachte verkeert, weerhoudt dit de rechtbank dan ook niet van het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank constateert tot slot dat sprake is van schending van de redelijke termijn. De redelijke termijn is immers aangevangen op 17 oktober 2019. Een deel van de vertraging is naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte zelf te wijten vanwege zijn aanhoudings-verzoeken (de rechtbank gaat uit van 6 maanden), maar dit betekent dat er nog altijd sprake is van een overschrijding van 11 maanden. Gelet hierop zal de rechtbank een strafkorting toepassen van 10% van de op te leggen gevangenisstraf.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Voorlopige hechtenis

Gelet op de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen:
- verdovende middelen met goednummer G2136860;
- verdovende middelen met goednummer G2136888;
- verdovende middelen met goednummer G2136853.
8.2
De verbeurdverklaring
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang:
- gelaatsmasker met goednummer G2107459;
- gelaatsmasker met goednummer G2107460.
8.3
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer:
- € 1.279,50 met goednummer G2106782;
- € 175,75 met goednummer G2106778;
- rugzak met goednummer G2136904;
- enveloppen met goednummer G2136900;
- handschoen met goednummer G2107458;
- handschoen met goednummer G2107455;
- telefoontoestel, grijze iPhone, met goednummer G216774.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 27 maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
- verdovende middelen met goednummer G2136860;
- verdovende middelen met goednummer G2136888;
- verdovende middelen met goednummer G2136853;
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd:
- gelaatsmasker met goednummer G2107459;
- gelaatsmasker met goednummer G2107460;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
- € 1.279,50 met goednummer G2106782;
- € 175,75 met goednummer G2106778;
- rugzak met goednummer G2136904;
- enveloppen met goednummer G2136900;
- handschoen met goednummer G2107458;
- handschoen met goednummer G2107455;
- telefoontoestel, grijze IPhone, met goednummer G216774;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. M. Breeman en
mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2023.
De voorzitter is verhinderd om het vonnis te ondertekenen.