ECLI:NL:RBZWB:2023:2948
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,80, bestaande uit € 2,30 aan belasting en € 64,50 aan kosten. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat het niet langer in geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar of de gemeente redelijkerwijs tot de raming van de kosten van de naheffingsaanslag heeft kunnen komen. Belanghebbende betwist de hoogte van de kosten en stelt dat deze niet controleerbaar zijn vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft echter voldoende inzicht gegeven in de kostenramingen en de rechtbank acht deze uiteenzetting geloofwaardig. Belanghebbende heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de kosten niet zouden kloppen.
De rechtbank besluit dat de kosten van de naheffingsaanslag verminderd worden tot € 59,44, waardoor de totale aanslag op € 61,74 komt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- en proceskosten van € 418,50 aan belanghebbende moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.