ECLI:NL:RBZWB:2023:2923

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
02/273968-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno en dierenporno met betrekking tot computers en telefoons, beoordeling van bewijs en strafoplegging

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno en dierenporno. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 april 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte het bezit van kinderporno en dierenporno in de periode van 5 mei 2017 tot en met 20 april 2022, waarbij de officier van justitie stelde dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van deze misdrijven. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank beoordeelde het bewijs en kwam tot de conclusie dat de verdachte kinderporno in zijn bezit had, maar oordeelde dat er geen sprake was van een gewoonte maken. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, en stelde vast dat de meldingen van het National Center for Missing and Exploited Children (NCMEC) voldoende waren voor een verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat het binnentreden van de woning van de verdachte reglementair was verlopen en dat de verdachte toestemming had gegeven voor het binnentreden.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger en zijn motivatie om hulp te zoeken. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte te begeleiden om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/273968-22
vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. P.P. Zomer, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting mondeling aangevuld overeenkomstig artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 5 mei 2017 tot en met 20 april 2022 kinderporno (feit 1) en dierenporno (feit 2) in zijn bezit heeft gehad en dat hij van het plegen van die misdrijven een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten, inclusief het gewoonte maken, wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de bevindingen van de politie en de bekennende verklaring van verdachte. Gelet op de periode van bijna twee jaar waarin verdachte kinderporno in zijn bezit had - en zich daartoe toegang heeft verschaft - en de omvang van die kinderporno is volgens de officier van justitie sprake van een gewoonte maken van het bezit van kinderporno.
Over het verweer van de verdediging dat het bewijs onrechtmatig is verkregen (zie hieronder) is de officier van justitie van mening dat dit verweer dient te worden verworpen.
Hij stelt dat meldingen vanuit het National Center for Missing and Exploited Children (hierna: NCMEC) wereldwijd worden gebruikt en dat het de spil is waarom de bestrijding van kinderporno draait. Het is vaste praktijk dat een NCMEC-melding voldoende is om een onderzoek te starten.
In deze zaak staat op de eerste melding van het NCMEC (blz 34 van het dossier) dat het om “apparent child pornography” en om een “hash match” gaat. Er bestaat wereldwijd een databank van bekende kinderporno die op internet verschijnt en elk bestand heeft een bepaalde code en een eigen unieke hashwaarde. De door verdachte geüploade bestanden zijn gecontroleerd met bepaalde software waarbij de kinderporno met bekende hashwaardes, door middel van hashmatches, eruit is gefilterd. KIK Messenger (een chat-app) gebruikt die hashwaardes ook, waardoor gezegd kan worden dat er vermoedelijk (“apparent”) kinderporno is geüpload. Dat het “vermoedelijk” wordt genoemd, is omdat altijd nog door een mens moet worden beoordeeld of de vermoedelijke kinderpornobestanden daadwerkelijk kinderporno bevatten. Dat deze informatie voldoende is voor een verdenking als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) blijkt ook wel uit de vele uitspraken die tot op heden zijn gedaan door rechtbanken en gerechtshoven.
Over het binnentreden in de woning van verdachte overweegt de officier van justitie dat verdachte de verbalisanten met zijn toestemming heeft binnengelaten. Toen de verbalisanten zeiden dat zij van de politie waren, deed verdachte spontaan een mededeling. De verbalisanten hadden de cautie toen nog niet kunnen geven. Dat deden zij wel direct na de spontane mededeling van verdachte. Toen kwam de vordering tot afgifte van gegevensdragers waaraan verdachte gewoon moest voldoen. Volgens de officier van justitie is er ook op dit punt geen sprake van een vormverzuim.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Hij wijst daarbij primair op de omstandigheid dat het bewijs onrechtmatig is verkregen.
Volgens de raadsman is deze strafzaak aan het licht gekomen doordat de Nederlandse politie een melding ontving van het Amerikaanse NCMEC over de mogelijke vondst van kinderporno. Deze melding is door de Nederlandse politie niet geverifieerd en er is ook niet gedocumenteerd welke informatie uit de NCMEC-melding volgt. Die controle had moeten plaatsvinden. Nu dat niet is gebeurd is er geen sprake van een verdenking in de zin van artikel 27 Sv waardoor de politie niet mocht overgaan tot de handelingen die zij vervolgens heeft verricht.
Bovendien is de politie de woning van verdachte binnengetreden zonder de daarvoor volgens artikel 97 Sv vereiste machtiging. Dat gebrek is niet gerepareerd door een expliciete toestemming van verdachte voor het binnentreden in de woning. De verbalisanten waren immers al in de woning toen zij toestemming vroegen en verdachte stond toen al voor een voldongen feit. De politie had bovendien verdachte voorafgaande aan de vraag om toestemming moeten wijzen op zijn recht op een advocaat. Door dit alles is er onrechtmatig binnengetreden. De resultaten van het daarop volgende onderzoek dienen dan ook van het bewijs te worden uitgesloten.
Daarnaast is volgens de raadsman verzuimd om de cautie tijdig aan verdachte te geven, waardoor sprake is van een onherstelbaar verzuim in de zin van artikel 359a Sv. Daardoor is verdachte in zijn belangen geschaad als gevolg waarvan zijn verklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten.
De raadsman concludeert op grond van dit alles dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Subsidiair merkt de raadsman op dat verdachte heeft verklaard dat er een periode is geweest waarin “dingen automatisch werden opgeslagen omdat er een app was geüpdatet”. Dit impliceert dat verdachte voor het materiaal dat automatisch en aldus ongevraagd en onbedoeld werd opgeslagen geen opzet had op de aanwezigheid daarvan.
Daarnaast volgt uit het dossier dat 56 % van de aangetroffen kinderporno en 100 afbeeldingen met dierenporno direct benaderbaar waren voor verdachte. Het restant (44 % van de kinderporno en 384 afbeeldingen met dierenporno) was dus niet benaderbaar voor verdachte en hij had daar dan ook niet de beschikkingsmacht over. Ten gevolge daarvan had hij dat restant niet in zijn bezit.
Gelet op de duur van het bezit in de periode van 2020 tot 2021, waarbij het uploaden ook nog met grote tussenpozen gebeurde, is geen sprake van gewoonte maken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage II die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen, inclusief de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno, waarvan ongeveer 553 afbeeldingen die direct benaderbaar waren, op een aantal gegevensdragers in zijn bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van geautomatiseerde werken en/of met gebruikmaking van communicatiediensten de toegang heeft verschaft. Voorts acht de rechtbank, mede op basis van de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dierenporno in zijn bezit heeft gehad.
Gewoonte maken?
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen zich beperken tot de periode van 13 oktober 2020 t/m 13 mei 2021, derhalve een periode van ongeveer 7 maanden en tot de datum 20 april 2022. Dit baseert de rechtbank op de inhoud van de meldingen van NCMEC, waarbij de rechtbank vaststelt dat volgens deze meldingen in de periode van 20 april 2021 tot en met 13 mei 2021 38 kinderpornografische afbeeldingen en in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 27 oktober 2020 twee kinderpornografische afbeeldingen zijn geüpload door verdachte. Gelet op de duur van deze periode, de ruime tussenpozen binnen deze periode en de relatief geringe omvang van de geüploade bestanden in deze periode is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van gewoonte maken, de strafverzwarende omstandigheid van artikel 240b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Van de overige bestanden is niet bekend wanneer verdachte die in zijn bezit heeft gekregen of wanneer hij zich daartoe toegang heeft verschaft. Hij had in elk geval ongeveer 553
(zijnde 56 % van het totale aantal aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen) direct benaderbare afbeeldingen in zijn bezit tijdens het binnentreden van de politie op 20 april 2022. Verdachte heeft zich daarnaast op enig moment tot het restant (44 % van het totale aantal aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen) de toegang verschaft, maar niet kan worden vastgesteld wanneer dat is geweest.
Onrechtmatig bewijs?
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van onrechtmatige bewijsvergaring en/of vormverzuimen die zou(den) moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
Het verweer over de NCMEC-meldingen verwerpt de rechtbank op dezelfde gronden als de officier van justitie. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat deze meldingen bij rechtbanken en gerechtshoven in Nederland voldoende zijn om een verdenking in de zin van artikel 27 Sv op te baseren.
Uit het meldingsrapport van NCMEC met [nummer] maakt de rechtbank op dat door middel van ook door de officier justitie genoemde “hashmatches” was gedetecteerd dat 38 bestanden met vermoedelijk kinderpornografische afbeeldingen waren geüpload via KIK Messenger door de gebruiker van het [e-mailadres] met de gebruikersnaam dripdruppeltje en een bepaald IP-adres. Het tweede meldingsrapport maakt melding van twee afbeeldingen met hetzelfde emailadres en IP-adres.
De rapporten vermelden verder de bestandsnamen van de aangetroffen bestanden, waarbij vermeld wordt dat deze bestanden niet door NCMEC zijn bekeken.
Het Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (hierna: TBKK) van de politie heeft deze meldingen verder onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat het vermelde IP-adres toebehoorde aan verdachte en waar verdachte woonachtig was en waar hij werkzaam was. Volgens het TBKK stond verdachte als enige ingeschreven op dat woonadres. Anders dan de raadsman stelt, zijn de meldingen dus wel degelijk verder onderzocht.
Op grond van de NCMEC-meldingen en het verdere onderzoek naar het in de meldingen genoemde IP-adres, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende verdenking in de zin van artikel 27 Sv bestond om tot binnentreden ter inbeslagneming over te gaan.
Ook het binnentreden en de daarop volgende handelingen hebben volgens de rechtbank niet op een onreglementaire wijze plaatsgevonden.
Uit het dossier, met name het ambtsedig proces-verbaal van de politie over het binnentreden in de woning van verdachte op 20 april 2022, leidt de rechtbank af dat verdachte toestemming had gegeven aan de verbalisanten om de woning te betreden. In de woning werd aan verdachte uitgelegd waarvoor zij kwamen waarna verdachte spontaan begon te verklaren over onder andere foto’s die op zijn computer stonden. Direct daarna is aan verdachte de cautie gegeven. Vervolgens is de uitlevering gevorderd van alle gegevensdragers waarop kinderporno stond of kon staan. Verdachte heeft vervolgens een aantal gegevensdragers overhandigd die daarna in beslag werden genomen. De verklaring van verdachte op zitting dat hij die gegevensdragers niet heeft overhandigd, schuift de rechtbank terzijde, omdat zij uitgaat van wat in het ambtsedig proces-verbaal is beschreven en zij geen twijfel heeft over het waarheidsgehalte van dit proces-verbaal.
Nadat verdachte ook nog toestemming had gegeven om de woning te doorzoeken, werd de woning daadwerkelijk doorzocht waarbij geen gegevensdragers meer werden aangetroffen.
De rechtbank stelt dan ook vast dat:
  • verdachte toestemming heeft gegeven om binnen te treden,
  • de politie tijdig de cautie heeft gegeven omdat dit eerder nog niet noodzakelijk was en dit direct nadat verdachte spontaan begon te verklaren, is gebeurd, en
  • verdachte toestemming heeft gegeven om de woning te doorzoeken.
Die toestemming blijkt ook uit de schriftelijke toestemmingsverklaring in het dossier.
Overigens stelt de rechtbank vast dat de politie op grond van artikel 551 Sv, welk artikel speciaal bedoeld is voor een verdenking in de zin van artikel 240b Sr, bevoegd was ter inbeslagneming de uitlevering te vorderen van alle voor inbeslagneming vatbare voorwerpen en zij daartoe toegang had tot alle plaatsen waar redelijkerwijs vermoed kon worden dat zich daar gegevensdragers met kinderporno bevonden.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat uit het dossier blijkt dat de verbalisanten een machtiging tot binnentreden van de hulpofficier van justitie bij zich hadden, maar deze niet hebben hoeven te gebruiken, gelet op de toestemming tot binnentreden van verdachte.
De raadsman heeft ook nog aangevoerd dat de politie voorafgaand aan de vraag om toestemming tot binnentreden verdachte had moeten wijzen op zijn recht op een advocaat. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een situatie waarin de Salduz-normen van toepassing zijn. Er was geen sprake van een aanhouding of een met een aanhouding vergelijkbare situatie.
Gelet op dit alles wordt het verweer van de raadsman dat het politieoptreden onrechtmatig was, door de rechtbank verworpen.
Opzet
Voor zover het opzet van verdachte op het bezit van kinderporno wordt betwist, nu gesteld wordt dat er een periode is geweest waarin “dingen automatisch werden opgeslagen omdat er een app was geüpdatet”, stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft verklaard dat hij binnengekomen afbeeldingen met kinderporno heeft opgeslagen in aparte mapjes op zijn gegevensdragers en deze bewaard heeft. Dit impliceert dat verdachte bewust deze kinderporno heeft opgeslagen en daarmee opzet had op de aanwezigheid daarvan.
Volgens de raadsman wordt zijn stelling ondersteund door de structuur van de namen van de mappen op de gegevensdragers. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn redenering. Dat afbeeldingen zonder tussenkomst van verdachte in automatisch aangemaakte mappen onder andere met de namen [mapnaam 1] en in mappen met de volgende onderdelen [mapnaam 2] worden opgeslagen lijkt de rechtbank zeer onaannemelijk.
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dierenporno (ongeveer 100 afbeeldingen die direct benaderbaar waren) in zijn bezit heeft gehad.
Aangezien uit het dossier niet valt vast te stellen wanneer verdachte in het bezit is gekomen, maar wel vast staat dat hij ten tijde van de binnentreding in zijn woning op 20 april 2022 in het bezit was van dierenporno, acht de rechtbank in elk geval bewezen dat hij die dierenporno op 20 april 2022 in zijn bezit had.
Op dezelfde gronden als onder feit 1 is overwogen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het bezitten van dierenporno. De rechtbank kan immers slechts bewijzen dat verdachte deze dierenporno op 20 april 2022 in zijn bezit had.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 10 mei 2021 en op 20 april 2022, te Tilburg, telkens afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s -en/of gegevensdragers (te weten gsm's en/of computers)- bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken,
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of de/een voorwerp(en) oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of de/een mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de/een mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een dier oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd
past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s)
nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is
2
op 20 april 2022, te Tilburg, afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen ontuchtige handelingen zichtbaar zijn waarbij een mens en een dier betrokken zijn, welke voornoemde ontuchtige handelingen -zakelijk weergegeven- bestond(en) uit:
- het door een dier oraal penetreren van het lichaam van een persoon en/of
- het door een dier laten likken en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of
de billen en/of borsten van een persoon;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van drie jaar, zulks met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn opgenomen in het rapport van 28 maart 2023. Daarnaast vordert de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman pleit bij een bewezenverklaring voor een straf die vergelijkbaar is met straffen die in soortgelijke zaken als deze zaak werden opgelegd, zoals een taakstraf van 200 tot 240 uur en een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 179 dagen voorwaardelijk met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn voorgesteld.
Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige langere duur zou verdachte zijn inkomen en zijn woning verliezen. Bovendien is verdachte mantelzorger voor zijn dementerende moeder. Daarnaast verzoekt de raadsman rekening te houden met het vrijwel blanco strafblad van verdachte en met de omstandigheid dat verdachte zich vrijwillig heeft aangemeld voor hulp. Hij is inmiddels een traject gestart bij [zorginstelling] en hij is gemotiveerd om een behandeling te volgen en aan zichzelf te werken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal en hij heeft zich met behulp van zijn computers en zijn telefoons hiertoe de toegang verschaft.
De rechtbank acht deze feiten verwerpelijk. Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd.
Ten gevolge hiervan lopen deze kinderen dikwijls psychische schade op die gedurende lange tijd diepe sporen nalaat. Ook kunnen zij nog geruime tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de productie van de beelden. In de praktijk blijkt namelijk dat een afbeelding die eenmaal op internet is aangetroffen, moeilijk blijvend van internet te verwijderen is en nog jarenlang kan opduiken.
Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
Daarnaast heeft verdachte dierenporno in zijn bezit gehad (ongeveer 100 benaderbare afbeeldingen), voor de productie waarvan dieren seksueel worden uitgebuit.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal afbeeldingen dat verdachte in bezit had (ongeveer 550 direct benaderbare afbeeldingen), de leeftijd van de kinderen op de afbeeldingen (grotendeels meisjes in de leeftijd van 6 tot 12 jaar) en de aard van de handelingen die op de afbeeldingen te zien zijn, zoals uit de bewezenverklaring blijkt.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport over verdachte en wat verdachte verder nog over zijn persoonlijke omstandigheden op zitting naar voren heeft gebracht.
Verdachte heeft de feiten zoals ten laste gelegd, min of meer bekend. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte - wellicht uit schaamte - niet het achterste van zijn tong heeft willen laten zien en niet over zijn motieven om kinder- en dierenporno te verzamelen kan of wil verklaren. Uit het reclasseringsrapport zou kunnen worden afgeleid dat dit op zich verwerpelijke gedrag van verdachte een soort vlucht voor hem was. Hij is nooit getrouwd geweest en heeft de afgelopen 20 jaar geen relatie gehad. Zijn vader is in 2020 overleden en zijn moeder is dementerend. Verdachte is mantelzorger voor zijn moeder en regelt veel zaken voor haar. Hij heeft weinig sociale contacten. Daarnaast is hij al geruime tijd overspannen thuis.
Nadat deze strafzaak is gaan rollen, heeft verdachte in oktober 2022 hulp gezocht omdat het volgens hem niet meer ging. Hij is doorverwezen naar [zorginstelling] , waar hij wekelijks gesprekken heeft.
De reclassering heeft een aantal bijzondere voorwaarden voor een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd, waaronder ambulante behandeling en ambulante begeleiding, naast het
vermijden dat hij (wederom) in aanraking komt met kinder- en dierenporno. Verdachte is bereid om zijn medewerking te verlenen aan eventuele reclasserings-interventies.
De rechtbank kan zich vinden in de bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert en zal daarmee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft daarnaast in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij een nagenoeg blanco strafblad heeft en niet eerder is veroordeeld voor zedenmisdrijven.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf in beginsel aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles afwegend acht de rechtbank een hoge taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, het laatste met name om de ernst van de feiten te benadrukken en om de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf evenwel een langere proeftijd koppelen, zodat er voor langere tijd een stok achter de deur aanwezig is om te voorkomen dat verdachte in herhaling valt.
Vanwege het taakstrafverbod dient ook nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen. De rechtbank zal de onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter beperken tot één dag, mede gelet op de genoemde LOVS-oriëntatiepunten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en daarnaast een taakstraf van 240 uur opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen, meermalen gepleegd;
feit 2:
een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het [adres] en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering. Huisbezoeken zijn onderdeel van de meldplicht bij de reclassering.
* dat verdachte zich laat behandelen door [zorginstelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling is al gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinder- en dierenpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinder- en dierenpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt en dat hij zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
• het seksueel getint communiceren met minderjarigen
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinder- en dierenpornografisch materiaal kan worden verkregen
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen en dieren wordt gecommuniceerd;
verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen en werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Hij verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd en hij verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinder- en dierenpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van betrokkene. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
* dat verdachte meewerkt aan ambulante begeleiding door Jan Arends of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De begeleiding is onder andere gericht op de leefgebieden: financiën en dagbesteding. De begeleiding start zo snel mogelijk. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 mei 2023.