ECLI:NL:RBZWB:2023:2913

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
C/02/402198 / HA ZA 22-542 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek verleend in bodemzaak met onbekende gedaagde en toewijzing van vorderingen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 26 april 2023 vonnis gewezen in een geschil tussen twee eisers en een gedaagde die niet is verschenen. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.M. Menu, hebben een procedure aangespannen tegen de gedaagde, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde ten tijde van de dagvaarding geen bekende woon- of verblijfplaats had, waardoor de betekening van de dagvaarding in het openbaar heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarom verstek verleend aan de gedaagde.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers beoordeeld en geoordeeld dat de (primaire) vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De eisers hebben onder andere verzocht om een verklaring voor recht en schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring voor recht niet uitvoerbaar kan worden verklaard bij voorraad, maar heeft de vorderingen tot schadevergoeding en ongedaanmakingsverbintenissen toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de eisers, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Daarnaast heeft de rechtbank de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 2.626,93. De rechtbank heeft ook de nakosten toegewezen, onder bepaalde voorwaarden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de verklaring voor recht. Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/402198 / HA ZA 22-542
Vonnis van 26 april 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.M.M. Menu te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 22 maart 2023;
  • de stukken ter zake betekening van 5 april 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij rolbeslissing van 22 maart 2023 zijn eisers in de gelegenheid gesteld het betekeningscertificaat en formulier K als bedoeld in de Verordening (EU) nr. 2020/1784 en een afschrift uit het BRP van Oostenrijk te overleggen. Daartoe zijn eisers op 5 april 2023 overgegaan.
2.2.
De rechtbank constateert op grond van de overgelegde stukken dat gedaagde geen bekende woon- of verblijfplaats heeft in Oostenrijk, noch een registratie van een adres in het BRP van Oostenrijk bekend is, zodat het er voor moet worden gehouden dat gedaagde ten tijde van dagvaarden geen bekende woon-of verblijfplaats had. Nu betekening van de dagvaarding reeds in het openbaar heeft plaatsgevonden, zal aan gedaagde alsnog verstek worden verleend.
2.3.
Een verklaring voor recht leent zich niet voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat de door eiseres verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad ten aanzien van de verklaring voor recht, als zijnde in strijd met de aard daarvan, dient te worden afgewezen.
2.4.
Voor het overige komen de (primaire) vorderingen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde rente over de schadevergoeding zal worden toegewezen als hierna bepaald.
2.5.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 142,93
- griffierecht 1.301,00
- salaris advocaat
1.183,00(1,0 punt × tarief € 1.183,00)
Totaal € 2.626,93
2.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de aannemingsovereenkomst die partijen in augustus 2021 hebben gesloten gedeeltelijk is ontbonden per 22 mei 2022, en wel voor een bedrag van
€ 20.750,00 inclusief btw,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen:
- een bedrag van € 19.500,00 uit hoofde van ongedaanmakingsverbintenissen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2022 tot de dag van algehele betaling;
- een bedrag van € 43.250,00 als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van verzuim tot de dag van algehele betaling;
- een bedrag van € 2.226,40 inclusief btw, zijnde de door eisers gemaakte deskundigekosten ter vaststelling van de gebreken, schade en aansprakelijkheid, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2022 tot de dag van algehele betaling;
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 2.626,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten,
  • ad € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 62,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
  • en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de genoemde verklaring voor recht onder punt 3.1,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.