ECLI:NL:RBZWB:2023:2908
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een bijstandsuitkering had aangevraagd op basis van de Participatiewet, had beroep ingesteld tegen het besluit van 25 januari 2023 van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, waarin zijn aanvraag werd afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat hij geen inkomen had en daarom vrijstelling van het griffierecht nodig had. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet in verzuim was, waardoor zijn verzoek ontvankelijk was.
De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed vereist is. Verzoeker had in september 2022 een aanvraag om bijstand gedaan, die was afgewezen. Hij had later een nieuwe aanvraag ingediend, maar het bestreden besluit betrof de eerste aanvraag. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker over de periode waar het om ging, inkomsten had ontvangen, en dat het feit dat hij mogelijk een deel van deze inkomsten moest terugbetalen, niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van een spoedeisend belang. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid een belangrijke rol speelt. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.