ECLI:NL:RBZWB:2023:2901
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk voordeel
In de ontnemingszaak tegen de verdachte, geboren in 1949, heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot ontneming van € 100.000,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze vordering werd gelijktijdig met de strafzaak behandeld op de zitting van 12 april 2023. De officier van justitie, W.J.W.K. Suijkerbuijk, stelde dat oplichting bewezen was, maar dat niet kon worden aangetoond dat de verdachte daaruit wederrechtelijk voordeel had verkregen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. Vermeirssen, betoogde dat de vordering niet onderbouwd was met een ontnemingsrapportage en dat het onduidelijk was waar het gevorderde bedrag op gebaseerd was.
De rechtbank heeft de verdachte in de strafzaak vrijgesproken van alle feiten. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De beslissing werd genomen op 26 april 2023, waarbij de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwees. Dit vonnis is uitgesproken door de rechters N. van der Ploeg-Hogervorst, J.C. Gillesse en E.A. Mulders, in aanwezigheid van griffier mr. A.J. Moggré-Hengst. Mr. Mulders was niet in staat het vonnis te ondertekenen.