ECLI:NL:RBZWB:2023:2899

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
02-196472-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met verminderde toerekeningsvatbaarheid en tbs-maatregel

Op 28 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 augustus 2022 te Goes een poging tot moord dan wel doodslag heeft gepleegd op een vriend. De verdachte, die lijdt aan schizofrenie, heeft de benadeelde partij meermalen geprobeerd te wurgen en met een mes in de nek, hals en gezicht gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, maar heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot moord wegens het ontbreken van voorbedachten rade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ten tijde van het delict in een psychotische toestand verkeerde, wat zijn gedragingen beïnvloedde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden en terbeschikkingstelling met voorwaarden geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast tbs met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade, en heeft de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/196472-22
vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te ’s-Gravenhage
raadslieden mr. N. Wouters en J. Wouters, advocaten te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 3 augustus 2022 schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord dan wel poging tot doodslag op [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord. Verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op het doden van [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ). Daarnaast heeft verdachte binnen zijn psychotische toestand zijn daad planmatig voorbereid. Dat blijkt uit de grote woede die verdachte een paar maanden voor het incident via appberichten naar [slachtoffer] heeft gehad. Vervolgens heeft hij op 3 augustus 2022 een mes meegenomen en is hij met hem naar een stille/rustige plek gegaan. Hij heeft objectief gezien ten minste voldoende gelegenheid gehad om zich te beraden op de voorgenomen daad. Daarmee is sprake van voorbedachten rade.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van poging tot moord kan komen, nu de voorbedachten rade ontbreekt. Op basis van het dossier kan wel een bewezenverklaring volgen voor het plegen van poging tot doodslag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken stelt de rechtbank vast dat verdachte en [slachtoffer] elkaar sinds de brugklas kennen en vrienden van elkaar zijn. Zij hadden geregeld contact met elkaar via WhatsApp en spraken af en toe met elkaar af. Op 2 augustus 2022 hadden verdachte en [slachtoffer] via WhatsApp contact met elkaar om de volgende dag af te spreken. Op 3 augustus 2022 rond 20:15 uur vond de afspraak tussen hen plaats, waarbij zij zijn gaan fietsen en uiteindelijk zijn gestopt bij de Oude Zeedijk te Goes. Verdachte had op dat moment een aardappelschilmes bij zich. Er heeft daar vervolgens een geweldsincident plaatsgevonden, waarbij verdachte [slachtoffer] meermalen heeft geprobeerd te wurgen en vervolgens met het aardappelschilmes in zijn nek, hals en gezicht is gestoken en gesneden. Hierdoor is aan [slachtoffer] fors letsel toegebracht.
De rechtbank dient te beoordelen of dit handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als poging tot moord dan wel poging tot doodslag. Daartoe moet worden vastgesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [slachtoffer] en of sprake is geweest van voorbedachten rade.
(Voorwaardelijk) opzet op de dood
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vol (‘boos’) opzet had op het doden van [slachtoffer] . Er kan echter ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet geldt dat sprake moet zijn van een bewuste aanvaarding door verdachte van de aanmerkelijke kans op het gevolg. De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] meermalen heeft geprobeerd te wurgen en hem vervolgens met een aardappelschilmes in zijn nek, hals en gezicht heeft gestoken en gesneden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals, de nek en het gezicht kwetsbare onderdelen van het lichaam zijn. Zo bevinden zich hier onder meer vitale delen zoals de slaap, halsslagaders, het strottenhoofd en de luchtpijp. Wanneer deze vitale delen door een messteek worden geraakt of wanneer de luchtpijp wordt dichtgeknepen tijdens de wurghandelingen, kan dit binnen een zeer kort tijdsbestek de dood tot gevolg hebben. Uit de letselrapportage blijkt bovendien dat er door het mes nét geen vitale organen en slagaders zijn geraakt, maar dat wel sprake is van verwonding van de dieper gelegen spieren in de hals en dat de wond in de hals 4 centimeter breed is. Het handelen van verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank dan ook een aanmerkelijke kans op de dood op.
De handelingen van verdachte moeten naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm ook worden geacht daarop gericht te zijn geweest. Dit aangezien verdachte op [slachtoffer] is afgekomen en hem meermalen heeft geprobeerd te wurgen en vervolgens heeft gestoken en gesneden in onder meer de nek, de hals en het gezicht. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden.
De rechtbank acht voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte moet de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap hebben gegeven.
De rechtbank neemt de rapporten van [psycholoog] van 17 februari 2023 en [psychiater] van 27 februari 2023 in aanmerking, waaruit volgt dat verdachte zowel in de week voorafgaand aan het feit als op de dag van het feit in toenemende mate psychotisch was en heel agressief reageerde. Daarnaast blijkt hieruit dat verdachte ten tijde van het delict door zijn psychotische toestandsbeeld niet meer in staat was om zijn gedrag te sturen volgens een redelijk inzicht en dat door de psychotische decompensatie de realiteitstoetsing van verdachte ernstig was verstoord. Zijn cognitieve inschattingsvermogen en sturingsvermogen waren fors aangetast door de psychose. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat het vermogen van verdachte tot kalm en rustig beraad ten tijde van het feit en daaraan voorafgaand onder de geschetste omstandigheden als (zeer) beperkt moet worden beschouwd. Het toestandsbeeld van verdachte vormt naar het oordeel van de rechtbank dan ook een sterke contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachten rade.
Dat volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de verklaring van [slachtoffer] . Hij verklaart namelijk dat hij eerst een tijdje naast verdachte heeft gefietst en bij aankomst bij de Oude Zeedijk naast verdachte heeft gestaan achter een bankje. Op dit moment waren er geen aanwijzingen van een aanstaande ruzie of onenigheid tussen hem en verdachte. Vervolgens heeft uit het niets een explosie van elkaar opvolgende geweldshandelingen vanuit verdachte plaatsgevonden, bestaande uit het verrichten van de wurghandelingen en het steken en snijden met het mes in onder meer de hals, de nek en het gezicht van [slachtoffer] . De rechtbank kan op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet vaststellen dat verdachte dit mes heeft meegenomen met het specifieke doel om [slachtoffer] ernstig te verwonden. Veeleer lijkt sprake te zijn geweest van een impulsieve daad en een ogenblikkelijke gemoedsopwelling van verdachte. De rechtbank ziet in deze omstandigheden waaronder de verdachte heeft gehandeld vanuit een explosie van geweld wederom een sterke contra-indicatie voor handelen na kalm en rustig beraad.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van onvoldoende bewijs voor voorbedachten rade bij verdachte, zodat verdachte van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, zoals impliciet subsidiair is ten laste gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 augustus 2022 te Goes ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] heeft getracht meermalen te wurgen en vervolgens met een mes in de nek/hals en het gezicht heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie houdt rekening met de conclusies en adviezen van de deskundigen, de ernst van het feit en de problematiek van verdachte. Op grond daarvan vordert hij aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert hij de terbeschikkingstelling (verder: tbs) met voorwaarden van verdachte, met daaraan verbonden alle voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd plus een locatieverbod voor het eigen adres van [slachtoffer] alsook het adres van zijn ouders. Aan de wettelijke vereisten voor deze maatregel is voldaan. Tenslotte vordert hij de dadelijke uitvoerbaarheid van alle voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was, waardoor enkel een tbs-maatregel kan volgen en geen gevangenisstraf. Indien de rechtbank meent dat bij verdachte wel een bepaalde toerekenbaarheid aan de orde is, verzoekt de verdediging de gevangenisstraf te beperken tot het voorarrest. Gelet op de geconstateerde stoornis bij verdachte is een tbs met dwangverpleging niet geëigend om hem te behandelen. Tbs met voorwaarden zal op basis van de rapportages wel direct adequate hulp kunnen bieden. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden. Tenslotte verzoekt de verdediging om de vijfde voorwaarde, te weten de opname in een zorginstelling, niet te beperken tot [zorginstelling] , maar op te nemen dat verdachte zich laat opnemen in [zorginstelling] , dan wel een soortgelijke zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer] , doordat hij meermalen heeft geprobeerd hem te wurgen en vervolgens met een mes in zijn nek, hals en gezicht heeft gestoken en gesneden. Door de opgelopen steekwonden, onder andere in zijn halsstreek en gezicht, is [slachtoffer] in het ziekenhuis op de intensive care afdeling behandeld moeten worden. Geconstateerd is dat er net geen vitale onderdelen zijn geraakt. Het is dan ook niet aan het handelen van verdachte te danken dat het bij een poging tot doodslag is gebleven. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect voor andermans leven getoond. Ook heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] . Zo volgt uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding dat het genezingsproces de nodige tijd in beslag heeft genomen en nog steeds neemt en dat [slachtoffer] hier veel hinder van ondervindt. Verder volgt uit de schriftelijke slachtofferverklaring dat [slachtoffer] elke dag wordt herinnerd aan het voorval door de littekens in onder meer zijn gezicht, die mogelijk voor de rest van zijn leven zichtbaar zullen blijven. Daarnaast heeft het feit negatieve gevolgen gehad voor zijn gevoel van veiligheid en vertrouwen. Het is voor hem erg frustrerend en verwarrend dat iemand die hij als een goede vriend beschouwde en die hij vertrouwde, hem dit heeft aangedaan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op de door [psycholoog] en [psychiater] opgestelde rapporten van 17 februari 2023 respectievelijk 27 februari 2023. Beiden achten bij verdachte sprake van schizofrenie en stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis. Verdachte leidt al meer dan tien jaar in wisselende mate aan psychotische klachten. Na het plotseling overlijden van zijn vader in 2021, zijn deze klachten erger geworden en is sprake van een (wisselend) floride psychotisch toestandsbeeld. Omdat deze problematiek aanwezig was tijdens het tenlastegelegde en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedde, adviseren zij het tenlastegelegde in een sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van de adviezen van de deskundigen af te wijken en neemt deze adviezen over. Zij zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Daarnaast volgt uit de rapporten van de deskundigen dat er bij verdachte sprake is van een matig hoog risico op recidive van gewelddadig gedrag als hij niet adequaat wordt behandeld voor zijn schizofrenie. Verdachte geeft geen openheid van zijn overwegingen, mogelijk omdat hij het zich door de psychose niet goed meer kan herinneren. Dat maakt naar het oordeel van de deskundigen dat het risico op recidive verhoogd is.
De deskundigen zijn van oordeel dat een klinisch traject in een forensische setting nodig is om de pathologie te behandelen en daarmee het recidivegevaar te verkleinen. De uitvoering van behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel wordt onvoldoende slagvaardig geacht om verdachte in behandeling te krijgen en te houden. Verdachte zal deze behandeling in een dergelijk kader net als in het verleden kunnen ontduiken. Daarnaast wordt de mogelijkheid van een zorgmachtiging aangemerkt als een gepasseerd station, omdat in dit kader behandeling in een forensische setting niet gewaarborgd is en de behandeling zich niet richt op het verminderen van het matig tot hoge ingeschatte recidiverisico. Geadviseerd wordt daarom om aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. De behandeling zal in eerste instantie klinisch moeten plaatsvinden in een forensisch psychiatrische kliniek, waar verdachte wordt ingesteld op anti-psychotische medicatie en wordt voorbereid op een ambulant traject.
De reclassering heeft in haar rapport van 31 maart 2023 gematigd positief geadviseerd over de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering constateert dat bij verdachte sprake is van enig zelfinzicht, maar van weinig ziekte- en probleembesef. Zij ziet wel enige behandeltoewijding vanuit verdachte, ook als dit inhoudt dat er medicatie nodig is. De reclassering acht het van belang dat er aandacht is voor de abstinentie van middelen, de medicatie inname en het toezicht daarop. Op grond van het voorgaande heeft zij voorwaarden opgesteld en acht zich in staat om toezicht op die voorwaarden uit te oefenen.
De straf en maatregel
Hoewel de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, te weten poging tot doodslag in plaats van poging tot moord, acht zij de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van deze straf gerechtvaardigd is gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het proberen om iemand van het leven te beroven is immers een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Daarnaast is de rechtbank op grond van de rapporten die over verdachte zijn opgesteld van oordeel dat een langdurige (klinische) behandeling van verdachte noodzakelijk is om recidive in de toekomst te beperken. Zij acht daarom tevens oplegging van de tbs-maatregel noodzakelijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat is gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Oplegging van tbs met dwangverpleging is op dit moment niet nodig. Volstaan kan worden met het opleggen van voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en zoals hierna opgenomen. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en dwangverpleging alsnog wordt bevolen, is de maatregel voor wat betreft de duur ongemaximeerd en kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank is over de vijfde voorwaarde, te weten opname in een zorginstelling, van oordeel dat het vanwege mogelijke wachttijden voor de kliniek van belang is om deze voorwaarde niet te beperken tot [zorginstelling] . Deze voorwaarde wordt dan ook zo geformuleerd, dat verdachte zich laat opnemen in [zorginstelling] , dan wel in een soortgelijke zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om naast de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering een aanvullende voorwaarde op te leggen, inhoudende een locatieverbod voor het adres van [slachtoffer] in [plaats 1] en het adres van de ouders van [slachtoffer] in [plaats 2] . Uit het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de drijfveer van verdachte voor zijn handelen niet duidelijk geworden, waardoor [slachtoffer] en zijn familie nog altijd zorgen hebben en gevoelens van onveiligheid ervaren. Dit in combinatie met de persoon van verdachte en zijn problematiek, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de veiligheid van [slachtoffer] en zijn familie gewaarborgd dient te worden en het van belang is dat deze aanvullende voorwaarde wordt opgelegd.
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 16.925,75. Dit bedrag bestaat uit € 1.925,75 aan materiële schade en € 15.000 aan immateriële schade in de vorm van smartengeld.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 1.925,75 aan materiële schade. De materiële schade bevat een drietal posten, te weten medische kosten (€ 1.068,30), kledingschade (€ 218,96) en verlies arbeidsvermogen (€ 638,49 netto).
De rechtbank constateert dat de medische kosten en de kosten voor de kledingschade door partijen niet zijn betwist en worden erkend. Door de verdediging is wel de hoogte van het gevorderde bedrag aan verlies arbeidsvermogen betwist. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag voldoende is onderbouwd door middel van stukken en nader is toegelicht ter terechtzitting.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding voor de materiële schade acht de rechtbank gelet op voorgaande overwegingen integraal toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade. De verdediging heeft de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5000,- niet betwist.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [slachtoffer] meerdere keren is gestoken en gesneden met het mes, in onder meer zijn gezicht en hals. De rechtbank overweegt dat blijvend letsel in de vorm van ontsierende littekens in onder meer het gezicht en de hals niet valt uit te sluiten en ook voldoende blijkt uit de foto’s die als bijlage bij de (aanvullende) vordering zijn overgelegd. Ook blijkt uit de stukken dat [slachtoffer] schouderletsel en zenuwschade in de vingers heeft opgelopen en dat dit mogelijk niet geheel zal genezen.
Daarnaast blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring dat het feit negatieve impact heeft gehad op de mentale gesteldheid van [slachtoffer] . Hij ervaart gevoelens van angst, onveiligheid en wantrouwen. Dit met name omdat hij verdachte als een goede vriend beschouwde en omdat de drijfveer van verdachte niet duidelijk is geworden.
Vast staat aldus dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen, zodat hij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband tussen de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde immateriële schade.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken echter niet in zijn geheel toewijsbaar. Zij wijst de vordering toe tot een bedrag van € 12.000,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf 3 augustus 2022.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van de voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het (impliciet) primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging tot doodslag;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht, onder meer inhoudende:
• verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
• verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
• verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
• verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
• verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
• verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
• verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
• verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, hij voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte zich laat opnemen in [zorginstelling] , dan wel een soortgelijke zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte aansluitend aan zijn klinische behandeling zich laat behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start aansluitend aan zijn klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] ( [geboortedag 2] 1992) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
*dat verdachte de reclassering openheid geeft over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk;
* dat verdachte zich niet zal ophouden in de navolgende straten:
• [adres] ;
• Adres ouders [slachtoffer] in [plaats 2] ;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK verdovende middelen (G2489509 (tablet tcp, oranje));
* 5 gram hennep (G2489506);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 13.925,75, waarvan € 1.925,75 aan materiële schade en € 12.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 13.925,75 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
104 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 april 2023.
Mr. J.F.C. Janssen en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.