ECLI:NL:RBZWB:2023:2892

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2358 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening evenementenvergunning voor kermis op landgoed in Bergen op Zoom

Op 25 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de verlening van een evenementenvergunning voor het organiseren van een kermis op een landgoed in Bergen op Zoom. Verzoeker, eigenaar van een woning op het landgoed, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Bergen op Zoom, die op 31 maart 2023 de vergunning had verleend voor de kermis van 3 tot en met 7 mei 2023. Verzoeker vorderde een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor overlast en schade aan zijn eigendom en het milieu. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 24 april 2023 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gezin aanwezig waren, en de burgemeester vertegenwoordigd werd door enkele ambtenaren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek, gezien de geplande datum van de kermis. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit heeft de voorzieningenrechter gekeken naar de belangenafweging tussen de verzoeker en de burgemeester. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd dat de evenementenvergunning geen gevaar voor de brandveiligheid opleverde, aangezien er geen brandkraan op het terrein beschikbaar was. Dit gebrek aan motivering leidde tot de conclusie dat de vergunning geschorst moest worden tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de evenementenvergunning mogelijk in strijd was met het bestemmingsplan, dat de locatie bestemde voor natuur en niet voor evenementen. De burgemeester had onvoldoende aangetoond dat de vergunning in overeenstemming was met de bestemming van de grond. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester opgedragen om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden en de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2358

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Als vergunninghouder heeft deelgenomen:
[naam vergunninghouder],te [vestigingsplaats vergunninghouder].

Inleiding

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 maart 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester over het verlenen van een evenementenvergunning voor het organiseren van een kermis op [naam landgoed] te [plaats landgoed] van 3 mei 2023 t/m 7 mei 2023. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 24 april 2023 op zitting behandeld. Verzoeker was daar samen met zijn vrouw en dochters bij aanwezig. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [namen vertegenwoordigers]. Namens vergunninghouder was [naam vergunninghouder] aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Wat zijn de feiten?

Verzoeker is eigenaar van [naam woning] aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker]. De woning ligt op het landgoed.
Vergunninghouder is voornemens om de kermis te organiseren op het landgoed. Op 7 maart 2023 heeft vergunninghouder daar op grond van artikel 2:25, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Bergen op Zoom (APV) een evenementenvergunning voor aangevraagd. Bij bestreden besluit heeft de burgemeester die vergunning verleend.
Verzoeker heeft daar bij brief van 11 april 2023 bezwaar tegen gemaakt. Op 12 april 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.

2. Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?

2.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker een voldoende spoedeisend belang bij zijn verzoek, omdat de kermis staat gepland van 3 mei 2023 t/m 7 mei 2023.
2.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
2.3
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. Wat is tussen partijen in geschil?
In de APV staat dat het verboden is om een evenement te organiseren zonder evenementenvergunning van de burgemeester. [1] Tussen partijen is niet in geschil dat voor de kermis een evenementenvergunning is vereist. Tussen hen is in geschil of de burgemeester die vergunning redelijkerwijs heeft kunnen verlenen.
4. Wat heeft verzoeker aangevoerd tegen het bestreden besluit?
Verzoeker heeft aangevoerd dat de burgemeester de evenementenvergunning ten onrechte heeft verleend. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft hij aangevoerd dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente op 17 april 2015 heeft besloten dat de kermis zou worden verplaatst naar het centrum van [woonplaats verzoeker]. Verzoeker heeft daaraan toegevoegd dat zijn recht op overpad wordt geschonden als gevolg van het verlenen van de vergunning, omdat hij een exclusief recht heeft om de oprijlaan te mogen gebruiken. De gemeente heeft toegang tot de oprijlaan voor onderhoudswerkzaamheden, maar passanten en organisatoren van evenementen hebben dat recht niet. De burgemeester had de evenementenvergunning volgens verzoeker ook moeten weigeren op grond van de weigeringsgronden in artikel 2:25a, eerste lid onder a, d, g en h van de APV. Het evenement past volgens verzoeker namelijk niet binnen de bestemming natuur en in de hoog-monumentale en kwetsbare omgeving. Het evenement zal verder leiden tot (geluids)overlast voor zowel verzoeker als de dieren van het hertenkamp op het landgoed. Daarnaast is de brandveiligheid onvoldoende gewaarborgd, omdat de brandkraan op het perceel en achter een hek van verzoeker is gesitueerd. Ook zal de kwaliteit van het veld nog verder worden aangetast als gevolg van het evenement. De burgemeester had de evenementenvergunning volgens verzoeker ook moeten weigeren op grond van artikel 2:25a, tweede lid, van de APV, omdat de vergunning is verleend in strijd met de Beleidsregel vergunningsproces evenementen (hierna: Beleidsregel). Het evenement kan worden aangemerkt als een B-evenement of C-evenement als bedoeld in dat beleid en daarvoor geldt dat de vergunningsaanvraag ten minste twaalf weken voorafgaand aan het evenement moet worden ingediend.
5. Wat is het wettelijk kader?
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
6. Is de evenementenvergunning in strijd met het vertrouwensbeginsel verleend?
6.1
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat verzoeker met zijn standpunt over de brief van het college van 17 april 2015 heeft bedoeld aan te voeren dat de evenementenvergunning in strijd met het vertrouwensbeginsel is verleend.
6.2
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [2]
6.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit de brief 17 april 2015 geen ondubbelzinnige en concrete toezegging van de burgemeester worden afgeleid. De brief is opgesteld door het college naar aanleiding van een onderzoek naar een efficiënte organisatiestructuur van de kermissen in Bergen op Zoom en is gericht aan de gemeenteraad. In de brief staat dat is gekozen voor privatisering van de kermissen en dat de kermis in [woonplaats verzoeker] – in combinatie met de braderie – vanaf dat moment zou worden georganiseerd door [naam organisator] uit [woonplaats verzoeker] in het centrum van [woonplaats verzoeker]. Hierdoor zou de kermis van het landgoed verdwijnen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester ter zitting voldoende toegelicht dat uit die brief geen ondubbelzinnige en concrete toezegging van de burgemeester afgeleid kan worden dat na 2015 nooit een evenementenvergunning zou worden verleend voor een andere kermis op het landgoed. Uit de brief kan worden afgeleid dat de door [naam organisator] georganiseerde najaarskermis zou verdwijnen van het landgoed, maar kan redelijkerwijs niet worden afgeleid dat er nooit meer zou worden meegewerkt aan een evenementenvergunning voor een andere kermis. De voorzieningenrechter heeft daar ook bij in aanmerking genomen dat in de door de burgemeester overgelegde en tussen de gemeente en verzoeker gesloten koopovereenkomsten staat opgenomen dat op het landgoed evenementen kunnen worden georganiseerd.
7. Heeft de burgemeester de evenementenvergunning redelijkerwijs kunnen verlenen?
7.1
In artikel 2:25a van de APV staat het toetsingskader opgenomen waar de burgemeester een aanvraag om een evenementenvergunning aan dient te toetsen. In die bepaling staat dat de burgemeester de evenementenvergunning kan weigeren om de daar genoemde redenen.
Erfdienstbaarheid
7.2
In artikel 2:25a van de APV staat niet dat de burgemeester bevoegd is om de evenementenvergunning te weigeren, wanneer deze in strijd met een recht op erfdienstbaarheid wordt verleend. Gelet daarop kan de aanwezigheid van een recht op erfdienstbaarheid redelijkerwijs niet in de weg staan aan het verlenen van de evenementenvergunning. Zoals de voorzieningenrechter op zitting heeft toegelicht is het aan de civiele rechter om een oordeel te geven over de uitleg van het op de oprijlaan gevestigde recht van erfdienstbaarheid en hoever dat recht strekt. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat ter zitting door vergunninghouder is verzekerd dat hij er op zal toezien dat het recht van overpad van verzoeker wordt gerespecteerd en de oprijlaan naar zijn woning ongehinderd gebruikt kan worden tijdens de kermis. De burgemeester heeft toegezegd dat dit ook zal worden gecontroleerd door de gemeente.
Brandveiligheid
7.3
De burgemeester kan de evenementenvergunning weigeren, wanneer het evenement naar zijn oordeel een gevaar oplevert voor de brandveiligheid. [3]
7.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester door te verwijzen naar een advies van de brandweer van 21 maart 2023 onvoldoende gemotiveerd dat het evenement geen gevaar oplevert voor de brandveiligheid en dat de evenementenvergunning daarom redelijkerwijs niet geweigerd hoefde te worden. Op dit punt acht de voorzieningenrechter het bestreden besluit ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Ter zitting is door partijen namelijk toegelicht dat op het landgoed geen brandkraan beschikbaar is die kan worden vrijgehouden voor het evenement. De brandkraan op het landgoed is gelegen op het perceel van verzoeker en achter een hekwerk. Van verzoeker kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat hij gedurende de openingstijden van de kermis bereikbaar is om het hek te openen en daarnaast is niet gebleken van een wettelijk dan wel contractueel vastgelegd recht van de gemeente of de vergunninghouder om gebruik te mogen maken van die brandkraan ten behoeve van het evenement. De burgemeester mag er niet van uitgaan dat de brandweer het hekwerk zo nodig omver kan rijden op het moment van een calamiteit. De brandweer heeft op 21 maart 2023 positief geadviseerd over het evenement, maar uit dat advies blijkt niet dat de brandweer op de hoogte was van de afwezigheid van een brandkraan. De burgemeester heeft dat advies daarom niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Gelet op het voorgaande kon de burgemeester ook niet het voorschrift aan de evenementenvergunning verbinden dat brandkranen dienen te worden vrijgehouden.
7.5
De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en de evenementenvergunning te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Gelet op de geplande datum van het evenement van 3 t/m 7 mei 2023 wijst de voorzieningenrechter de burgemeester en de vergunninghouder op de mogelijkheid om op grond van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht te verzoeken om opheffing van de schorsing zodra dit onderzoeks- en motiveringsgebrek is hersteld. Daarvoor zal de burgemeester opnieuw advies moeten vragen aan de brandweer over de brandveiligheid van het evenement, gelet op het feit dat er geen brandkraan op het terrein aanwezig is.
Bestemming van de plaats en woon- of leefklimaat
7.6
De burgemeester kan de evenementenvergunning weigeren, wanneer het evenement zich niet verdraagt met de bestemming van de plaats waar het wordt gehouden. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat deze weigeringsgrond aan de orde is, wanneer het aangevraagde evenement in strijd is met het bestemmingsplan. Daarmee samenhangend kan de evenementenvergunning ook worden geweigerd wanneer als gevolg van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving te verwachten is. [4]
7.7
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester ter zitting voldoende gemotiveerd dat voor de burgemeester redelijkerwijs geen aanleiding bestond om de evenementenvergunning te weigeren vanwege deze weigeringsgronden.
In het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] is de bestemming ‘Natuur’ aan de locatie van de kermis toegekend. Uit artikel 18 van de planregels blijkt dat die grond is bestemd voor wonen, kantoren, tuin, hertenkamp, waterpartijen en andere bij een landgoed passende groenvoorzieningen. Een kermis op deze locatie past gelet op die bestemmingsomschrijving niet binnen de bestemming. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) blijkt dat het bestemmingsplan zich bij wijze van uitzondering niet verzet tegen kortdurend en incidenteel gebruik van een perceel in strijd met het bestemmingsplan. [5] Uit diezelfde jurisprudentie blijkt echter ook dat daar geen sprake van is bij een meerdaags evenement met bijbehorende op- en afbouw, zoals de kermis die vergunninghouder wil gaan organiseren. [6] Het is op grond van artikel 27 van de planregels verboden om gronden anders te gebruiken dan in overeenstemming met de in het plan aan die gronden gegeven bestemming. Gelet daarop is voor het organiseren van de kermis ook een omgevingsvergunning vereist voor het afwijken van het bestemmingsplan. [7] Ter zitting heeft de burgemeester dit bevestigd.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester op zitting voldoende toegelicht dat dit voor de burgemeester redelijkerwijs geen aanleiding hoefde te vormen om de evenementenvergunning te weigeren. De vergunning op basis van de APV heeft betrekking op openbare orde en veiligheid. De APV vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenement. De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd dat bij hem redelijkerwijs de verwachting bestond dat die omgevingsvergunning alsnog kan worden aangevraagd door vergunninghouder en verleend door het bevoegd gezag (het college). Vergunninghouder zal namelijk een 3,5 meter hoog scherm plaatsen tussen de kermis en het hertenkamp, de attracties worden met de voorkant van de woning van verzoeker af gesitueerd en de maximale geluidsbelasting is in de evenementenvergunning beperkt tot 70 dB(A) ter plaatse van de woning van verzoeker. Navraag bij de Omgevingsdienst West-Brabant leert volgens verweerder dat de geluidsreductie (afname van geluidniveau naarmate de afstand tot de geluidbron groter is) over 30 meter 40 dB(A) bedraagt. De eerste dag van de kermis zal ook een bemande geluidswagen van de Omgevingsdienst West-Brabant steekproefsgewijs metingen verrichten ter waarborging van de geluidsnormen. Ter zitting heeft vergunninghouder daarnaast verzekerd dat hij ervoor zal zorgen dat de muziek niet tot nauwelijks hoorbaar zal zijn in het hertenkamp.
Schade aan groenvoorzieningen
7.8
De burgemeester kan de evenementenvergunning daarnaast weigeren, wanneer het evenement schade toebrengt aan groenvoorzieningen. [8]
7.9
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft vergunninghouder ter zitting in voldoende mate toegelicht dat de burgemeester de evenementenvergunning redelijkerwijs niet heeft hoeven weigeren vanwege de schade aan de groenvoorzieningen waar verzoeker voor vreest, omdat vergunninghouder en de exploitanten van de kermis gebruik zullen maken van rijplaten en vergunninghouder heeft verzekerd dat hij erop toe zal zien dat het terrein na het vertrek van de kermis netjes wordt achtergelaten.
Aanvraagtermijn
7.1
De burgemeester heeft de Beleidsregel vergunningsproces evenementen (Beleidsregel) vastgesteld, ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheid tot het verlenen van evenementenvergunningen uit de APV. In de Beleidsregel wordt door de burgemeester onderscheid gemaakt tussen een regulier evenement (A), een aandacht evenement (B) en een risicovol evenement (C). In artikel 2.2.3 van de Beleidsregel wordt de indieningstermijn voor de aanvraag gekoppeld aan het soort evenement. Voor een A-evenement geldt dat de aanvraag uiterlijk acht weken voorafgaand aan het evenement ingediend moet worden en voor een B- of C-evenement geldt een termijn van twaalf weken voorafgaand aan het evenement. In overeenstemming daarmee staat in artikel 2:25a, tweede lid, van de APV dat de burgemeester de evenementenvergunning kan weigeren, wanneer de aanvraag buiten die termijn is ingediend.
7.11
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de evenementenvergunning redelijkerwijs niet had hoeven weigeren vanwege deze weigeringsgrond. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat het evenement moet worden aangemerkt als een A-evenement. De kwalificatie van een evenement als A-, B-, of C-evenement wordt afhankelijk gesteld van de interventiecapaciteit van de organisator van het evenement bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid. Aan de hand van een risicoscan die is opgesteld door de politie, de brandweer en de GHOR is door de burgemeester vastgesteld dat sprake is van een A-evenement. Gelet daarop heeft vergunninghouder de aanvraag tijdig acht weken voorafgaand aan het evenement ingediend bij de burgemeester en bestond geen aanleiding voor de burgemeester om de evenementenvergunning op deze grond te weigeren.
8. Conclusie
8.1
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen en de evenementenvergunning schorsen tot zes weken na de
beslissing op bezwaar.
8.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
8.3
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 21,30 (reiskosten openbaar vervoer). De gestelde verletkosten heeft verzoeker niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd en daarnaast komt verzoeker niet in aanmerking voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, omdat de door hem genoemde advocaat zich niet heeft gesteld als gemachtigde van verzoeker in deze procedure.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst de evenementenvergunning van 31 maart 2023 tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 21,30.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 25 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Wettelijk kader

Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Bergen op Zoom (APV
Artikel 2:25 van de APV (Evenementvergunning)
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Bij de indiening van de vergunningsaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2:3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1 eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
(…)
Artikel 2:25a van de APV (Bijzondere weigeringsgronden)
1. De burgemeester kan de vergunning weigeren als naar zijn oordeel:
het evenement gevaar oplevert voor de openbare orde, de gezondheid, de veiligheid, de brandveiligheid of voor het ontstaan van wanordelijkheden.
een onevenredig groot aantal bezoekers te verwachten is;
[
vervallen];
het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats waar het wordt gehouden;
het evenement een onevenredig groot beslag legt op de beschikbare ruimte of tijd dan wel de inzet van hulpdiensten;
het evenement een belemmering vormt voor het verkeer of het scheepvaartverkeer;
van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving te verwachten is;
et evenement verontreiniging tot gevolg heeft, afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving dan wel schade toebrengt aan groenvoorzieningen of voorzieningen van openbaar nut;
de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement, gelet op de hiervoor genoemde belangen of
de organisator onvoldoende waarborgen biedt om schade aan het milieu als gevolg van het evenement te voorkomen of te beperken.
2. In afwijking van artikel 1:8 lid 2, kan de burgemeester een vergunning weigeren als de termijn tussen de aanvraag om vergunning en de beoogde datum van het evenement minder bedraagt dan 12 weken.

Voetnoten

1.Artikel 2:25, eerste lid, van de APV.
2.ABRvS 1 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1546, r.o. 8.1.
3.Artikel 2:25a, eerste lid, onder a, van de APV.
4.Artikel 2:25a, eerste lid, onder g en h, van de APV.
5.ABRvS 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1175, r.o. 7.2.
6.ABRvS 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2026, r.o. 4.1.
7.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
8.Artikel 2:25a, eerste lid, onder h, van de APV.