ECLI:NL:RBZWB:2023:2877

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1834 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor de bouw van een schuur in strijd met bestemmingsplan

Op 26 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een schuur. De vergunning was op 16 februari 2023 verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele. Verzoekers vreesden onomkeerbare gevolgen van de bouw, aangezien vergunninghouder van plan was om te beginnen met de bouw voordat de bezwaarprocedure was afgerond. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 april 2023 behandeld, waarbij alle betrokken partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, omdat de bouw van de schuur onomkeerbare gevolgen met zich mee zou brengen. De rechter heeft de rechtsmatigheid van de verleende omgevingsvergunning beoordeeld en geconcludeerd dat het college niet voldoende had onderbouwd dat de schuur ondergeschikt was aan de woning, zoals vereist door het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de omgevingsvergunning te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de noodzaak voor het college om adviezen van deskundigen op het gebied van beeldkwaliteit serieus te nemen. De voorzieningenrechter heeft aangegeven dat het bestreden besluit naar verwachting geen stand kan houden, gezien de gebreken in de onderbouwing door het college.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1834 WABO VV

uitspraak van 26 april 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[namen verzoekers], te [woonplaats verzoekers], verzoekers,

(gemachtigde: mr. M. Busse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, college.

(gemachtigde: [naam gemachtigde])
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [woonplaats vergunninghouder], vergunninghouder.

Procesverloop

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening tegen een op 16 februari 2023 (bestreden besluit) verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur op het perceel gelegen aan [adres perceel] te [plaats perceel] (perceel).
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college en vergunninghouder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen of een andere passende maatregel te nemen.
2.2
Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank, die bevoegd is of kan worden in de
hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij het nemen van een beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening speelt een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter over het bestreden besluit een belangrijk rol. De beslissing van de voorzieningenrechter moet het resultaat te zijn van een belangenafweging. Bij de belangenafweging wordt afgewogen of de uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een zodanig onevenredig nadeel met zich mee zou brengen dat dit nadeel niet meer in verhouding staat tot het belang om het bestreden besluit onmiddellijk uit te voeren. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter. Dat betekent dat, als het bestreden besluit uiteindelijk in een beroepszaak aan de rechtbank wordt voorgelegd, de rechtbank in die procedure niet aan de beslissing van de voorzieningenrechter is gebonden. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Nu het ingediende verzoekschrift er ook toe strekt om een voorlopige voorziening te treffen naar aanleiding van het bestreden besluit, neemt de voorzieningenrechter de vereiste connexiteit aan.
Spoedeisend belang
2.3
Volgens verzoekers is er een spoedeisend belang, omdat vergunninghouder heeft aangegeven dat hij wil gaan bouwen voordat de bezwaarprocedure is afgerond. Verzoekers vrezen daarom onomkeerbare gevolgen. Ter zitting heeft vergunninghouder aangegeven dat hij de uitspraak van de voorzieningenrechter afwacht, maar dat hij zo snel mogelijk wil beginnen met de bouw. De bouw van de schuur leidt tot onomkeerbare gevolgen. De voorzieningenrechter neemt dan ook een spoedeisend belang aan.
Het verzoek
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Daarbij zal de voorzieningenrechter eerst ingaan op de rechtsmatigheidsbeoordeling van de verleende omgevingsvergunning.
4. De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Vergunninghouder heeft op 27 december 2022 bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een schuur op het perceel. Voor het perceel geldt het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan] (bestemmingsplan) en het perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming ‘Wonen’ [1] . Het college heeft de aanvraag op 3 januari 2023 gepubliceerd in het gemeenteblad. De dorpsbouwmeester heeft op 9 januari 2023 en 13 februari 2023 advies uitgebracht.
Het college heeft op 16 februari 2023 de omgevingsvergunning verleend en de verleende omgevingsvergunning is op 22 februari 2023 gepubliceerd in het gemeenteblad. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning en er is op dezelfde dag een verzoekschrift voor het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
6.1
Verzoekers verwijzen voor de onderbouwing van het ingediende verzoekschrift naar het bezwaarschrift. Daarin voeren verzoekers aan dat de verleende omgevingsvergunning in strijd is met artikel 98.4, sub a, van het bestemmingsplan. Dit artikel bepaalt dat bijbehorende bouwwerken ondergeschikt dienen te zijn aan de woning. Omdat de te bouwen schuur een groter vloeroppervlak heeft dan de woning van vergunninghouder is daar volgens eisers geen sprake van. Ter zitting hebben verzoekers toegevoegd dat het begrip ‘ondergeschiktheid’ hier uitgelegd moet worden in het kader van beeldkwaliteit en niet op basis van de bestemming. Verzoekers stellen ook dat vergunninghouder van plan is om de schuur bedrijfs- of beroepsmatig te gaan gebruiken. Dit gebruik is in strijd met artikel 32.2, sub b, onder 4, van het bestemmingsplan. Bedrijfs- of beroepsmatig gebruik is toegestaan, maar moet ondergeschikt zijn aan de woonbestemming en het vloeroppervlak mag niet meer bedragen 40 m2. De schuur krijgt een oppervlakte van 150 m2. Het college had bij de beoordeling van de aangevraagde omgevingsvergunning ook moeten betrekken dat het voorgenomen gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Het college kan van het bestemmingsplan afwijken, maar moet dan wel een belangenafweging toepassen. Bij de belangenafweging had rekening gehouden moeten worden met de ernstige hinder die verzoekers door de schuur gaan ondervinden, namelijk het verlies van uitzicht en schaduwwerking op hun perceel, de kas en een lagere opbrengst van de zonnepanelen.
6.2
Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het college het advies van de dorpsbouwmeester volgt. Deze heeft de schuur als ondergeschikt aan de woning beoordeeld op basis van de functie en de constructie van de schuur. Volgens het college ziet ondergeschiktheid niet per se op de omvang van de schuur. Het bijgebouw moet de daarbij passende uitstraling hebben, achter de voorgevellijn komen en functioneel ondergeschikt zijn aan de woning. Ook voor beeldkwaliteit kan volgens het college bij de functionaliteit worden aangehaakt, omdat de functionaliteit ook het uiterlijk beïnvloedt. Bij de beoordeling van de aanvraag is niet gebleken dat de schuur bedrijfs- of beroepsmatig gebruikt gaat worden en de gestelde schaduwhinder en de eventuele schade vormen geen onderdeel van de beoordeling bij een gebonden beschikking.
6.3
Vergunninghouder heeft in reactie op het ingediende verzoekschrift aangegeven dat uit de tekst van artikel 98.4 van het bestemmingsplan niet volgt dat het woord ondergeschiktheid gerelateerd is aan de woning. In het artikel is ook niet bepaald dat bijbehorende bouwwerken in omvang ondergeschikt dienen te zijn. Verder is het begrip ondergeschikt niet gedefinieerd in de planregels. De dorpsbouwmeester heeft de schuur in welstandsopzicht als ondergeschikt beoordeeld en het college heeft dat advies overgenomen. Volgens vergunninghouder is de schuur zowel constructief als functioneel ondergeschikt aan de woning. Vergunninghouder betwist dat hij de schuur beroeps- of bedrijfsmatig gaat gebruiken; de schuur dient voornamelijk als opslag, berging en stalling en tevens wordt een deel ingericht als fitnessruimte. Voor wat betreft de gestelde hinder wijst vergunninghouder erop dat dit geen onderdeel uitmaakt van de toetsingsgronden. Zowel verzoekers als vergunninghouder beschikken over een groot perceel. Bij percelen met een dergelijke omvang moet eventuele schaduwhinder in planologisch opzicht aanvaardbaar worden geacht en de lagere opbrengst van de zonnepanelen is beperkt tot 1% van de jaaropbrengst.
6.4
Partijen zijn het erover eens dat het college de aanvraag aan het juiste bestemmingsplan en de juiste bestemming heeft getoetst.
6.5
Partijen zijn verdeeld over de vraag welke betekenis moet worden toegekend aan de term ‘ondergeschikt’ in artikel 98.4 van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college en vergunninghouder daarbij verwijzen naar jurisprudentie die ziet op de functionele en constructieve ondergeschiktheid bij bestemming. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat het bestemmingsplan geen definitie van het begrip ‘ondergeschikt’ kent. Artikel 98.4 van het bestemmingsplan maakt onderdeel uit van onderdeel 6 van de planvoorschriften. Dit onderdeel heeft als titel ‘Op deze locatie gelden regels voor een goede beeldkwaliteit’. De regels voor beeldkwaliteit zijn onderverdeeld in meerdere bepalingen, waaronder bepalingen over de situering, de gevelindeling, de detaillering, etcetera. Volgens de voorzieningenrechter dient het begrip ‘ondergeschikt’ dan ook uitgelegd te worden in het licht van de eisen van beeldkwaliteit.
6.6.
In artikel 135.1 van de planregels is geregeld dat het college advies inwint bij een deskundige op het gebied van beeldkwaliteit met betrekking tot de vraag of het bouwplan in voldoende mate voldoet aan de in ‘6
Op deze locatie gelden regels voor een goede beeldkwaliteit’opgenomen regels voor een goede beeldkwaliteit. De dorpsbouwmeester heeft twee maal advies uitgebracht. In beginsel kan het college bij zijn besluitvorming uitgaan van de gegeven adviezen.
Uit de adviezen van 9 januari 2023 en 13 februari 2023 is af te leiden dat de dorpsbouwmeester bij zijn beoordeling is uitgegaan van de regels van goede beeldkwaliteit zoals neergelegd in het bestemmingsplan. In de adviezen is de dorpsbouwmeester echter niet expliciet ingegaan op de vraag of het bouwplan voor de schuur past in die regels. Ook heeft de dorpsbouwmeester geen expliciet oordeel gegeven over de vraag of het bouwplan ondergeschikt is of in samenhang met de woning is ontworpen. In het advies van 9 januari 2023 wordt verwezen naar een advies van 21 november 2022, maar dat is niet bij de stukken gevoegd. De voorzieningenrechter kan er dus geen kennis van nemen of in dit advies wel op de hiervoor genoemde onderdelen is ingegaan. Het college kon dus niet zonder meer afgaan op de adviezen van de dorpsbouwmeester en deze aan het bestreden besluit ten grondslag leggen. Dit betekent dat het bestreden besluit in deze vorm naar verwachting geen stand kan houden. Gelet op het bezwaar van verzoekers dient in het kader van de volledige heroverweging aandacht aan deze aspecten te worden besteed.
6.7
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bevat het bestreden besluit dan ook een gebrek. De voorzieningenrechter ziet aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Vergunninghouder wil immers starten met de bouw, maar door de bouw van de schuur ontstaat een onomkeerbare situatie. Het college heeft aangegeven dat de beslissing op bezwaar op zijn vroegst in juli 2023 wordt verwacht. Als er geen maatregel wordt getroffen zal de bouw van de schuur reeds in een vergevorderd stadium zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekers nu zwaarder dan het belang van de vergunninghouder. De voorzieningenrechter schorst de verleende omgevingsvergunning tot en met zes weken na het bekendmaken van de beslissing op bezwaar.

Conclusie

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit tot en met zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
7.1
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient het college aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,00 aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan op 26 april 2023 door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, sub a:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] (bestemmingsplan)
Artikel 32.1, sub a, b en d:
De gronden met de indicatieve aanduiding 'wonen' en de daarbij aansluitende gronden mogen worden gebruikt voor:
a. het huisvesten van personen in een woning met bijbehorende erven en tuinen;
b. nevenfuncties zoals aangegeven in 32.2;
d. bij deze functie behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, verhardingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenelementen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Artikel 32.2, sub b, onder 4:
Voor het in 32.1 toegelaten gebruik geldt het volgende:
b. de volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
4. bedrijfs- en/of beroepsmatig gebruik van een woning mits:
- er gelet op de aard en omvang van de activiteiten sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij het wonen, hetgeen in ieder geval betekent dat de maximum vloeroppervlakte niet meer dan 40 m² mag bedragen;
- de activiteit niet vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
- de activiteit de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteit in de woning en/of het vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
- het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
- parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
Artikel 64, sub a, ten 1e en ten 2e:
Voor de toelaatbare bebouwing ten behoeve van de indicatief begrensde functie
Woneninclusief de medegebruiksfuncties, geldt het volgende:
a. toegestaan zijn:
1. één hoofdgebouw met aan- en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen ten behoeve van één woning;
2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken met aangebouwde overkappingen;
Artikel 98.4, sub a:
Voor een goede beeldkwaliteit van een woning gelden de volgende regels voor de aan- of uitgebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken:
a. Aan- of uitgebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn en in samenhang met de woning ontworpen te worden.
Artikel 135.1:
a. Burgemeester en wethouders winnen advies in bij een deskundige op het gebied van beeldkwaliteit met betrekking tot de vraag of het bouwplan in voldoende mate voldoet aan de in '
6 Op deze locatie gelden regels voor een goede beeldkwaliteit' opgenomen regels voor een goede beeldkwaliteit.
b. De deskundige baseert zijn advies slechts op de regels zoals deze zijn opgenomen in '
6 Op deze locatie gelden regels voor een goede beeldkwaliteit'. De adviezen van de deskundige zijn openbaar.
c. Een advies van de deskundige inhoudende dat een bouwplan in strijd is met de regels voor een goede beeldkwaliteit zoals bedoeld in '
6 Op deze locatie gelden regels voor een goede beeldkwaliteit' wordt schriftelijk uitgebracht en deugdelijk gemotiveerd.

Voetnoten

1.Artikel 32 van het bestemmingsplan.