ECLI:NL:RBZWB:2023:2871

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
02/279641-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering en witwassen met alternatieve scenario's

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1972, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verduistering van een geldbedrag van € 127.000,-- (primair) en witwassen van dit bedrag (subsidiair). De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 april 2023, waar de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.H. Batavier, voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de financiën van de benadeelde partij en dat er geen afspraken waren gemaakt over het beheer van de gelden.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie onvoldoende bewijs had geleverd voor de beschuldigingen. De verdediging stelde dat de verdachte weliswaar geld had gepind, maar dit gebeurde met medeweten en in opdracht van de benadeelde partij en haar vader. De rechtbank vond het alternatieve scenario van de verdediging aannemelijk, ondersteund door verklaringen van de moeder en zoon van de verdachte. Hierdoor was er geen overtuiging dat de verdachte wederrechtelijk had gehandeld.

De benadeelde partij vorderde een schadevergoeding van € 258.490,80, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel verduistering als witwassen en bepaalde dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De kosten van de verdachte werden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/279641-19
vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
raadsvrouw mr. F.H. Batavier, advocaat te Harderwijk.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is de vordering van de [benadeelde] ter zitting behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een geldbedrag van € 127.000,-- heeft verduisterd (primair) dan wel dit bedrag heeft witgewassen (subsidiair).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde geldbedrag heeft verduisterd en baseert zich daarbij op de aangifte en de bankgegevens. De alternatieve verklaring van verdachte, gegeven ter zitting is onaannemelijk en vindt onvoldoende steun in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de aantoonbare onjuistheden in de aangifte door mevrouw [benadeelde] , de verklaring van mw. [getuige] , de bewindvoerder van aangeefster, het ontbreken van een onderbouwing van de genoemde bedragen en de aanwezigheid van een alternatief scenario. De verdediging stelt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van zowel verduistering als witwassen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte geen beschikking had over de financiën van aangeefster [benadeelde] en verdachtes vader, de partner van aangeefster. Er waren hier geen afspraken over gemaakt. Verdachte heeft wel wekelijks boodschappen gedaan voor aangeefster en haar vader en getankt.Ook heeft zij bedragen gepind van de rekening van aangeefster en/of haar vader, maar dit was steeds met medeweten en in opdracht van aangeefster en verdachtes vader. De contante geldbedragen werden vervolgens opgeborgen en/of uitgegeven door aangeefster en verdachtes vader. De pinpassen zijn ook steeds bij aangeefster en verdachtes vader gebleven. Er werd niet alleen door verdachte, maar ook door andere mensen geld gepind, waaronder ook aangeefsters zus. Er is volgens verdachte geld van de rekeningen opgemaakt ten behoeve van aangeefster en verdachtes vader en er is een deel geschonken aan verdachte en aan haar zoon. Dat verklaart de contante stortingen op de rekening van verdachte. Volgens verdachte wilden aangeefster en verdachtes vader geld van hun rekeningen halen om op die manier hun zichtbare vermogen en daarmee de bijdrage voor het verzorgingshuis te verlagen.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario aannemelijk en deze verklaring wordt ook ondersteund door de verklaringen van verdachtes moeder en zoon. De rechtbank heeft daarom niet de overtuiging dat verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld bij het doen van boodschappen of het pinnen van bedragen. Van witwassen is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake geweest.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 258.490,80 waarvan € 255.990,80 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade. Tevens wordt een bedrag ter hoogte van € 3.126,74 aan proceskosten gevorderd.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit (primair en subsidiair);
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 april 2023.
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.