ECLI:NL:RBZWB:2023:2870

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
02-248980-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, en bezit van harddrugs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2023, stond de verdachte terecht voor het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens, waaronder een machinepistool, en een aanzienlijke hoeveelheid munitie, alsook voor het bezit van harddrugs, waaronder amfetamine en GHB. De zitting vond plaats op 14 april 2023, waar de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, de beschuldigingen uiteenzette en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M.H.J. Colen, zijn standpunten naar voren bracht. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III en II, en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onderdeel van feit 3 dat betrekking had op de patroonmagazijnen, omdat deze niet onder de relevante wetgeving vielen. De verdachte werd vrijgesproken van feit 5, dat betrekking had op het voorhanden hebben van goederen bestemd voor de vervaardiging van amfetamine, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van deze goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op reclassering en gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-248980-22
vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. J.M.H.J. Colen, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 28 maart 2022 te Hulst:
meerdere vuurwapens voorhanden heeft gehad;
een vuurwapen dat geschikt is om automatisch mee te vuren voorhanden heeft gehad;
kogelpatronen, een huls en patroonmagazijnen voorhanden heeft gehad;
ongeveer 186,1 gram amfetamine en/of ongeveer 700 gram GHB aanwezig heeft gehad;
goederen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of moest vermoeden dat die bestemd waren tot het vervaardigen van amfetamine.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 tot en met 5 heeft gepleegd (met uitzondering van de in feit 3 genoemde ‘patroonmagazijnen’, omdat deze niet onder Categorie III van de Wet wapens en munitie vallen) en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier en (ten aanzien van feit 1 tot en met 4) de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 5 kan worden bewezen dat de spullen die zijn aangetroffen geschikt of bestemd waren voor het maken van amfetamine, gelet op het onderzoek van het NFI waaruit blijkt dat daarop resten van amfetamine zijn aangetroffen. Verdachte moest dat in ieder geval redelijkerwijs vermoeden, omdat de goederen in zijn woning zijn aangetroffen, omdat verdachte zelf dergelijke drugs gebruikt en omdat hijzelf grote hoeveelheden drugs in zijn bezit had.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 5. Verdachte heeft dit feit consequent ontkend en wist niets van de voorwerpen die in zijn schuur zijn aangetroffen. Deze voorwerpen waren mogelijk van [medebewoner] , die door de politie niet is gehoord als getuige. Dit is inmiddels ook niet meer mogelijk omdat hij is overleden. De verdediging voert geen verweer ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 tot en met 4
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 tot en met 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht die feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte bij feit 3 vrijspreken van het onderdeel dat ziet op de 4 patroonmagazijnen, omdat deze magazijnen geen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie betreft zoals omschreven in deze wet.
Feit 5
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van de in de tenlastelegging vermelde voorwerpen allereerst is vereist dat de verdachte deze voorwerpen bewust aanwezig heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over de voorwerpen heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Verdachte heeft vanaf het begin af aan verklaard dat hij niets afweet van de voorwerpen die in zijn schuur zijn aangetroffen en dat deze mogelijk aan de [medebewoner] toebehoorden. De voorwerpen zijn aangetroffen in de schuur van verdachte en niet in een woongedeelte van de woning van verdachte, waardoor niet onaannemelijk is dat verdachte daar niet dagelijks kwam. Een proces-verbaal over de omstandigheden waaronder de voorwerpen zijn aangetroffen – waaruit bijvoorbeeld opgemaakt zou kunnen worden hoe lang de voorwerpen al in de schuur zouden kunnen liggen en of deze in de buurt liggen van voorwerpen die wel aan verdachte kunnen worden gekoppeld – ontbreekt. Verder heeft de politie destijds nagelaten [medebewoner] hierover te horen, die de verklaring van verdachte had kunnen bevestigen dan wel ontkrachten. Dit lijkt nu niet meer mogelijk, nu de verdediging heeft laten weten dat hij inmiddels is overleden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat – zoals verdachte heeft verklaard – de voorwerpen mogelijk aan een ander dan aan verdachte toebehoorden, dat verdachte zich niet van de aanwezigheid van die voorwerpen bewust was en dat hij daarover dus geen beschikkingsmacht had. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 5.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 maart 2022 te Hulst meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • een pistool van het merk FN, type 1910/22, zonder wapennummer, kaliber 7,65
  • een pistool van het merk Stenda, type Stenda, [wapennummer 1] , kaliber 7,65
  • een pistool van het merk Azanza, type Reims 1914 automatic, zonder
  • een pistool van het merk Remington, type Elliot, [wapennummer 2] , kaliber
  • een machinepistool van het merk STEN, type MKII, [wapennummer 3] , kaliber
  • een machinepistool van het merk Erma, type MP 40, [wapennummer 4] , kaliber
  • een machinepistool van het merk Beretta, model 38A, [wapennummer 5]
voorhanden heeft gehad;
2
op 28 maart 2022 te Hulst een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Baikal, model PPSh-41, wapennummer
[wapennummer 6] , kaliber 7,62 x 25 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
voorhanden heeft gehad;
3
op 28 maart 2022 te Hulst munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • 16 kogelpatronen van het merk Teuro metallwerke, centraal vuur, kaliber 9 mm
  • 24 kogelpatronen van het merk Cascade Cartridges Company International en/of
  • 4 kogelpatronen van het merk Remington en
  • 3 kogelpatronen van het merk Winchester, kaliber 7,65 mm en
  • 6 kogelpatronen van het merk Poonsang Metal Manufacturing Co (PMC), kaliber
  • 1 kogelpatroon van het merk FN, kaliber 7,65 en
  • 1 kogelpatroon van het merk Geco, kaliber 6,35 en
  • 42 hulzen van de merken Denver Ordnance, Dynamit A.-G, FN, HASAG, Povazské
  • 1 huls van het merk FN, kaliber .30-06
voorhanden heeft gehad;
4
op 28 maart 2022 te Hulst opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 186,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 700 gram van een materiaal bevattende Gammahydroxyboterzuur (GHB)/4-hydroxyboterzuur, zijnde amfetamine en Gammahydroxyboterzuur (GHB)/4-hydroxyboterzuur telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hij heeft bij zijn eis rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte, het reclasseringsadvies en de richtlijnen van het openbaar ministerie, waarbij hij ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 in strafmatigende zin is afgeweken van die richtlijnen omdat de wapens grotendeels onklaar waren gemaakt. De officier van justitie acht het opleggen van bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht van belang om verdachte te begeleiden bij de probleemgebieden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt voor wat betreft de ernst van de feiten rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte er tijdens de aanschaf van de wapens vanuit ging dat de wapens op de juiste manier onklaar waren gemaakt. De regels daaromtrent zijn in de tussentijd vermoedelijk aangescherpt vanwege een Europese richtlijn en de nu geldende regels waren ten tijde van aanschaf mogelijk geen geldend recht. Artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is van toepassing. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal voor verdachte enorme en blijvende consequenties hebben. Verzocht wordt het onvoorwaardelijke deel van de straf te matigen. Verdachte is bereid zich aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft verschillende vuurwapens, waaronder een vuurwapen dat geschikt was om automatisch te vuren, en een aanzienlijke hoeveelheid munitie voorhanden gehad in zijn woning. Een deel van die wapens was onklaar gemaakt, maar een aantal kon nog wel daadwerkelijk worden gebruikt. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens en munitie is onwenselijk in de maatschappij en kan voor gevaarlijke situaties zorgen. Het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie kan namelijk leiden tot het feitelijk gebruik ervan en vormt een onaanvaardbaar risico op geweldsincidenten. Dit geldt ook voor onklaar gemaakte vuurwapens, die alsnog gebruikt kunnen worden om bijvoorbeeld iemand af te schrikken of te bedreigen. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een flinke hoeveelheid amfetamine en GHB, stoffen die vallen onder de categorie harddrugs. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, waardoor het aanwezig hebben daarvan verboden is. Alleen al met het in bezit hebben van een dergelijke hoeveelheid heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de drugscriminaliteit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten gerelateerd aan de Opiumwet en op 2 december 2022 nog een strafbeschikking heeft gekregen voor overtreding van artikel 2 onder C van de Opiumwet. Dit betekent dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 7 april 2023. Hieruit volgt dat bij verdachte op sommige leefgebieden sprake is van een bepaalde mate van stabiliteit (huisvesting en dagbesteding), maar op andere leefgebieden sprake is van problemen (financiën, sociaal netwerk, middelengebruik en verslaving, psychosociaal functioneren en houding). Met name het middelengebruik en de houding van verdachte zijn direct delictgerelateerd. Het (dagelijks) gebruik van speed en GHB leidt tot delictgedrag en heeft een negatieve uitwerking op diverse leefgebieden. Verder ziet de reclassering dat bij verdachte sprake is van een pro-criminele houding omdat hij bewust en herhaaldelijk regels en wetten overtreedt en de verantwoordelijkheid voor de delicten veelal buiten zichzelf legt. Omdat verdachte geen volledige openheid van zaken geeft, is het voor de reclassering moeilijker om in te schatten wat de aard en ernst van de problemen op de diverse leefgebieden precies zijn. Ondanks de ambivalente houding van verdachte, zegt hij mee te willen werken aan interventies binnen een forensisch kader en de reclassering acht dit ook geïndiceerd. Het doel daarvan is om meer stabiliteit binnen de leefgebieden re creëren en daarmee de kans op recidive terug te dringen. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld, gezien de middelenproblematiek en pro-criminele houding van verdachte. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie op het gebied van middelengebruik en de verplichting om mee te werken aan middelencontrole, met reclasseringstoezicht.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst, de aard en de hoeveelheid van de strafbare feiten een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Mede omdat de rechtbank feit 5 niet bewezen acht, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS, waarvan de rechtbank voor wat betreft het voorhanden hebben van de wapens in strafmatigende zin afwijkt, omdat het merendeel van de wapens onklaar is gemaakt en omdat verdachte vooral een verzamelaar van (antieke) wapens lijkt en niet zozeer een wapenbezitter die wapens gebruikt voor criminele activiteiten.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf als bijzondere voorwaarden verbinden inhoudende een meldplicht, een gedragsinterventie op het gebied van middelengebruik en de verplichting om mee te werken aan middelencontrole. Hiermee wordt geprobeerd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast maakt deze voorwaardelijke straf het opleggen van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden met reclasseringstoezicht mogelijk. De rechtbank acht dit van belang vanwege het hiervoor omschreven risico op recidive dat samenhangt met onder meer de middelenproblematiek van verdachte. Van belang is dat verdachte deelneemt aan een gedragsinterventie gericht op verslaving en middelengebruik en daarop gecontroleerd wordt, om zo de kans op herhaling te verminderen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen en/of dat de voorwerpen bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 5 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot meer dan één vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 2:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering van Emergis op het adres Vrijlandstraat 33e, 4337 EA te Middelburg, 0113-267290 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere
gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik en zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider, waarbij de reclassering bepaalt welke
training het precies wordt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
-
voorwaarden daarbijzijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
90,4 GR Amfetamine (Omschrijving: G2444376);
12 GR Hennep (Omschrijving: G2444441);
1,8 GR Amfetamine (Omschrijving: G2444432);
1 GR Amfetamine (Omschrijving: G2445112);
1 STK Jerrycan (Omschrijving: G2445115);
535 ML Verdovende Middelen (Omschrijving: G2445119);
2 STK Handschoen (Omschrijving: G2445122);
1 STK Schoonmaakmiddel (Omschrijving: G2445127);
1 STK Fust (Omschrijving: G2445129 plastic pot)
1 STK Zak (Omschrijving: G2445136, pak met meerdere grote plastic zakken);
1 STK Zak (Omschrijving: G2445137, doos met hersluitbare zakjes);
80 GR Poeder (Omschrijving: G2445139, Wit poeder);
1 STK Masker (Omschrijving: G2445141);
1 STK Beitel (Omschrijving: G2445142);
1 STK Metaal (Omschrijving: G2445143, metalen plaat);
1 STK Zak (Omschrijving: G2445144, hersluitbare zakjes);
2 STK Vloeistof (Omschrijving: G2445180, ph 4 buffer solution , calibratievloeistof);
4,9 GR Amfetamine (Omschrijving: G2447257)
1 STK Keukenartikel (Omschrijving: G2444580, spatel);
1 STK Gereedschap (Omschrijving: G2444577, betonmixer);
1 STK Gereedschap (Omschrijving: G2444574, speciekuip, wit);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2444456, Browning);
1 STK Wapen (Omschrijving: G244458);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2444460);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2444461);
1 STK Munitie (Omschrijving: G2444469, diverse kalibers);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2444475, Stengun);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2444476, automatisch vuurwapen, Schmeisser);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2444479, automatisch vuurwapen);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2444482, automatisch vuurwapen);
4 STK Patroonhouder (Omschrijving: G2444484).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 april 2023
De griffier en mr. Janssen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.