Wat vindt de rechtbank
8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 34,97% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 10 mei 2021 (datum in geding) en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 10 mei 2021 voor 34,97% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Gelet hierop vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: knie-, heup-, nek-, rug-, schouder- en mentale klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat een spreekuurcontact niet nodig was omdat er in de primaire fase een zorgvuldig fysiek spreekuur werd verricht met zowel een gericht onderzoek van de psyche als lichamelijk onderzoek. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
12. Volgens eiser is er door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts B&B onvoldoende rekening gehouden met de medische informatie van zijn behandelaars. Hij wijst daarbij op de journaalregels van zijn huisarts met daarbij correspondentie van de behandelaars, waaronder de orthopedisch chirurg van eiser.
13. De rechtbank kan eiser niet volgen in deze stelling. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 28 februari 2022 blijkt dat hij de medische gegevens waar eiser op doelt heeft bestudeerd en betrokken bij zijn beoordeling. Dat de verzekeringsarts B&B aan de medische informatie niet de gevolgen verbindt die eiser zou willen, maakt niet dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische informatie.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 10 mei 2021 in de rapporten van 28 februari 2022 en 15 maart 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Eiser voert aan dat er te weinig beperkingen zijn opgenomen in de FML in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Ook zijn er te weinig beperkingen opgenomen voor zijn lichamelijke klachten. Verder is het onduidelijk waarom bepaalde beperkingen uit de FML van 2012 zijn losgelaten/gewijzigd in de huidige FML (hoofdbewegingen en staan tijdens het werk). Ter onderbouwing van zijn medische beperkingen heeft eiser expertiserapporten ingebracht van een psycholoog en een verzekeringsarts.
16. De verzekeringsarts B&B heeft in een ongedateerd rapport en in het rapport van 3 januari 2023 op de medische beroepsgronden van eiser gereageerd. In het ongedateerde rapport stelt de verzekeringsarts B&B dat er geen aanleiding is om meer beperkingen op te nemen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Hij wijst op informatie van de psycholoog uit 2018 en 2020 waaruit blijkt dat eiser steevast goed reageert en goed heeft gereageerd op een aantal kort durende therapiesessies. Bovendien liet het onderzoek van de psyche door de verzekeringsarts geen afwijkingen zien en gaf eiser ook zelf aan dat het goed met hem ging. Wat betreft het verschil in de FML van 2012 en de huidige FML stelt de verzekeringsarts B&B dat hij zich kan voorstellen dat de toenmalige arts vanwege het verkeersongeval waarbij eiser van achteren is aangereden aanleiding zag om tijdelijk een beperking op te nemen voor hoofdbewegingen. Wat betreft het staan is de verzekeringsarts B&B van mening dat het belangrijkste is dat het aaneengesloten staan gemaximeerd is tot een half uur en dat daarna een structurele onderbreking volgt. Vier uur staan verdeeld over de dag moet zonder meer mogelijk zijn. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat hij niet kan verklaren waarom in de FML van 2012 is aangegeven dat eiser maar één uur verdeeld over de dag kan staan tijdens het werk. Te grote inactiviteit leidt namelijk tot afname van de spierkracht wat uiteindelijk meer klachten zal veroorzaken. In het rapport van 3 januari 2023 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op de expertiserapporten die eiser heeft overgelegd. Hij stelt dat de conclusies uit het expertiserapport van de psycholoog getrokken zijn nadat er in juli 2022 een uitgebreide anamnese is afgenomen en er door eiser meerdere vragenlijsten zijn ingevuld. Er wordt vervolgens geconcludeerd dat er sprake is van meervoudige psychiatrische problematiek en dat eiser als gevolg daarvan op meerdere gebieden beperkt is en dat dit ook op de datum in geding al van toepassing was. De verzekeringsarts B&B stelt dat eiser inderdaad een aantal vervelende life-events heeft meegemaakt. Echter is van psychologische rapportages bekend dat ze een beperkte geldigheidsduur hebben, namelijk tot maximaal twee jaar na moment afname. Veranderingen in het persoonlijk en sociaal functioneren en wijziging van situaties of omstandigheden kunnen de uitkomsten van psychologisch onderzoek in belangrijke mate beïnvloeden. Daarnaast is er bij eiser sprake van fors claimgedrag. Hij is al geruime tijd uit de roulatie en er is geen sprake van participatie. Hij mist de zingeving van arbeid en volgens de als expert ingeschakelde psycholoog is er sprake van inefficiënte coping. Het is daarom niet ongewoon dat cliënten in zo’n situatie geleidelijk aan steeds meer klachten gaan ontwikkelen. De verzekeringsarts B&B is daarom van mening dat conclusies uit vragenlijsten van juli 2022 niet zomaar geprojecteerd kunnen worden op datum in geding. De verzekeringsarts B&B plaatst dit ook in het licht van de informatie van Indigo waarin wordt aangegeven dat eiser goed heeft gereageerd op therapieën. Ook sluit het expertiserapport van de psycholoog niet aan bij het door de primaire verzekeringsarts verrichte onderzoek van de psyche van eiser. Hij acht geen indicatie aanwezig om de geformuleerde belemmeringen, die bovendien vrij algemeen geformuleerd zijn, over te nemen.
Wat betreft de fysieke problematiek stelt de verzekeringsarts B&B dat deze al uitgebreid gedocumenteerd is door de behandelend specialist/orthopeed en dat er geen nieuwe gegevens worden genoemd. Daarnaast wijst de verzekeringsarts B&B erop dat bij beeldvormend onderzoek geen afwijkingen zijn gevonden aan de schouders. Ook werden de klachten niet gedocumenteerd in de informatie van de huisarts en/of werd er geen aanleiding gezien eiser door te verwijzen voor aanvullend onderzoek. Ook speelt volgens de verzekeringsarts B&B mee dat pijn per definitie beïnvloed wordt door psychosociale omstandigheden en daarmee per definitie subjectief van aard is en dat in relatie tot inefficiënte coping lichamelijk onderzoek van de nek/schouders geen wezenlijke bijdrage zal leveren. Eventuele bewegingsbeperkingen zullen immers primair veroorzaakt worden door subjectieve pijn waarvoor geen medisch substraat aanwezig is. Ook ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding voor meer beperkingen op het gebied van klimmen en lopen.
17. In het aanvullend beroepschrift van 31 maart 2023 geeft eiser aan dat, hoewel de expertiserapporten dateren van na de datum in geding, de experts wel op basis van het volledige medische dossier voldoende hebben onderbouwd waarom de beperkingen ook op datum in geding zien. Eiser vindt dat het zomaar van tafel vegen van de expertiserapporten, met als argument dat de onderzoeken van na de datum in geding zijn, beschouwd kan worden als een schending van het beginsel van equality of arms, verwoord in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser stelt dat men op deze manier geen redelijke kans krijgt verweer te voeren. Het inschakelen van een expert ter weerlegging van de standpunten van de artsen van het UWV geschiedt logischerwijs in de meeste gevallen na de datum in geding (in bezwaar of beroep). Verder voert eiser aan dat het onderzoek door de artsen van het UWV summier is geweest en er als grondslag een gedateerde brief van Indigo van januari 2018 is genomen, waarin werd aangegeven dat het weer goed ging met eiser. Al zou het al goed gaan met eiser in januari 2018, dan wordt vervolgens geen rekening gehouden met de ontwikkelingen na deze periode. Eiser heeft een schrijven van Ipsy van 14 april 2021 en een brief van Mentaal Beter van 28 februari 2022 overgelegd.
18. Ten aanzien van de stelling van eiser dat er sprake is van schending van het beginsel van equality of arms omdat de verzekeringsarts B&B stelt dat de expertiserapporten van na de datum in geding zijn, overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B ook andere argumenten heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat de expertiserapporten niet tot meer beperkingen leiden. Het beroep op artikel 6 van het EVRM slaagt daarom niet. Op de stelling van eiser dat er geen rekening is gehouden met de ontwikkelingen na januari 2018 heeft het UWV ter zitting gereageerd. Het UWV geeft aan wel alle ontwikkelingen tot het punt dat de uitkering verlaagd wordt te hebben meegenomen in de beoordeling. De rechtbank kan deze stelling van het UWV, gelet op de rapporten van de verzekeringsarts B&B, volgen. Daarbij komt dat ontwikkelingen in de psychische gesteldheid niet per definitie tot (meer) beperkingen in de FML hoeven te leiden.
19. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in de nadere rapporten voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector en de expertiserapporten die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geven om de FML aan te passen.
20. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 10 mei 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 13 november 2020 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als schilder, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en één reservefunctie opgeleverd) opgeleverd.
- ( sbc-code: 111180) productiemedewerker industrie;
- ( sbc-code: 111190) inpakker;
- ( sbk-code: 267051) monteur printplaten.
Als reservefunctie is geduid:
- ( sbc-code: 271130) samensteller kunststof en rubberproducten.
De arbeidsdeskundige B&B kon zich, op de reservefunctie na, vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige.
22. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
23. Eiser voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn omdat er meer beperkingen aangenomen hadden moeten worden. Daarnaast is er in de functies te weinig afwisseling inzake zitten, staan en lopen en is de periode waarin er gezeten, gestaan en gelopen dient te worden te lang. De rechtbank stelt vast dat de stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten in feite gericht is tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
24. Daarnaast voert eiser aan dat de overschrijdingen inzake de belastbaarheid onvoldoende gemotiveerd zijn. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen omdat de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B in de resultaat functiebeoordeling bij alle signaleringen hebben toegelicht waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
25. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 10 mei 2021 met de middelste van de drie geduide functies 65,03% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 34,97% arbeidsongeschikt is.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
26. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.