In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering per 20 juli 2021, maar het UWV weigerde deze op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 3,65%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Eiseres had het beroepschrift tijdig ingediend, waardoor de rechtbank het beroep ontvankelijk verklaarde. Vervolgens heeft de rechtbank de medische beoordeling van het UWV onder de loep genomen. De rechtbank concludeert dat het UWV op basis van rapporten van verzekeringsartsen tot de juiste vaststelling van de arbeidsongeschiktheid is gekomen. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn.
De rechtbank heeft ook de functies beoordeeld die het UWV aan de arbeidsongeschiktheid heeft gekoppeld. De rechtbank concludeert dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor eiseres, en dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Aangezien er pas recht op een WIA-uitkering bestaat bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiseres.