ECLI:NL:RBZWB:2023:2867

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_572
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering per 20 juli 2021, maar het UWV weigerde deze op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 3,65%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Eiseres had het beroepschrift tijdig ingediend, waardoor de rechtbank het beroep ontvankelijk verklaarde. Vervolgens heeft de rechtbank de medische beoordeling van het UWV onder de loep genomen. De rechtbank concludeert dat het UWV op basis van rapporten van verzekeringsartsen tot de juiste vaststelling van de arbeidsongeschiktheid is gekomen. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn.

De rechtbank heeft ook de functies beoordeeld die het UWV aan de arbeidsongeschiktheid heeft gekoppeld. De rechtbank concludeert dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor eiseres, en dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Aangezien er pas recht op een WIA-uitkering bestaat bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/572 WIA

uitspraak van 25 april 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda),
gemachtigde: [gemachtigde verweerder] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 17 augustus 2021 geweigerd om eiseres per
20 juli 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van
10 december 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid
2. Partijen zijn het erover eens dat het bestreden besluit op 10 december 2021 is verzonden aan eiseres. Daarna kan eiseres binnen zes weken een beroepschrift indienen (beroepstermijn). De beroepstermijn start vanaf de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt [1] . Als eiseres het beroepschrift per post verzendt, is het op tijd ingediend als het voor het einde van de beroepstermijn voor verzending per post is aangeboden en de rechtbank het stuk niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn heeft ontvangen [2] .
2.1
De beroepstermijn is op 11 december 2021 gestart en loopt door tot aan vrijdag
21 januari 2022 middernacht. De rechtbank heeft het beroepschrift op 25 januari 2022 ontvangen en dus in ieder geval binnen een week na het einde van de beroepstermijn.
Desgevraagd heeft eiseres aangegeven dat zij het beroepschrift op 19 januari 2022 aan Post NL heeft aangeboden om het naar de rechtbank te sturen. De rechtbank kan dat evenwel niet uit de poststempel afleiden. De rechtbank hanteert als uitgangspunt [3] dat een via Post NL verzonden beroepschrift wordt geacht tijdig voor verzending te zijn aangeboden als het de eerste of tweede werkdag na de laatste dag van de beroepstermijn wordt ontvangen. De rechtbank heeft geen aanleiding om hier van dit uitgangspunt af te wijken. Nu het beroepschrift de tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, gaat de rechtbank ervan uit dat eiseres het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn voor verzending per post heeft aangeboden. De rechtbank verklaart het beroepschrift ontvankelijk en zal de zaak inhoudelijk beoordelen.
Omvang van het geding
3. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
20 juli 2021 voor 3,65% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
Het beroep
4. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van
arbeidsongeschiktheid per 20 juli 2021 heeft vastgesteld op 3,65%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2
Eiseres werkte tot en met 31 maart 2017 voor 16,61 uur per week als [beroep]. Aansluitend heeft eiseres tot aan de eerste ziektedag op 23 juli 2019 een WW-uitkering ontvangen en vanaf de eerste arbeidsongeschiktheidsdag tot het einde van de wachttijd een ZW-uitkering. Bij besluit van 17 augustus 2021 heeft het UWV de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering per 20 jul 2021 [4] afgewezen, omdat eiseres 3,13% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard, de mate van arbeidsongeschiktheid per einde wachttijd bijgesteld naar 3,65% en de afgewezen
WIA-uitkering gehandhaafd.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres op
5 juli 2021 tijdens het spreekuur gesproken. Hij heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. In zijn rapportage van 5 juli 2021 zijn bij het psychisch onderzoek, behalve een gedeprimeerde indruk, geen bijzonderheden geconstateerd. Bij het lichamelijk onderzoek is de retroflexie van de cervicale wervelkolom licht beperkt en zijn beperkingen aan de schouders geconstateerd. Voor het overige constateert de verzekeringsarts geen bijzonderheden, behoudens dat beide achillespeesreflexen niet opwekbaar zijn. De verzekeringsarts stelt als diagnose een stemmingsstoornis en overweegt dat de behandeling voor de mentale problematiek geleidelijk wordt afgebouwd en dat er sprake is van een duidelijke dagstructuur en regelmaat. Eiseres is met eigen vervoer naar het spreekuur gekomen, zij kan zich concentreren en haar verhaal doen. De verzekeringsarts neemt waar dat eiseres tijdens het gesprek meerdere keren een emotionele ontlading heeft, maar dat zij zich hierna herpakt. De gestelde lichamelijke beperkingen kan de verzekeringsarts niet objectiveren.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eveneens het dossier bestudeerd. Zij overweegt dat verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] een zorgvuldig en voldoende uitgebreid onderzoek heeft verricht. De aanwezige klachten en ervaren beperkingen zijn besproken en er heeft een voldoende uitgebreid op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. Zijn conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese, het eigen onderzoek en de medische informatie van de behandelend sector die in het dossier is opgenomen. De verzekeringsarts b&b wijkt af van de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen. Op basis van de door de verzekeringsarts aangenomen beperking voor het hanteren van eigen emoties en die van anderen, neemt de verzekeringsarts b&b namelijk ook beperkingen aan voor contacten met klanten en patiënten, het intensief samenwerken en leidinggeven. De verzekeringsarts b&b schrapt de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen voor persoonlijk risico en beroepsmatig autorijden, omdat eiseres geen medicatie gebruikt en er geen cognitieve stoornissen zijn.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 november 2021.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij in bezwaar niet is gezien door een andere arts en dat zij fysiek en mentaal niet in orde is. De verzekeringsarts is uitgegaan van aannames die niet kloppen, bijvoorbeeld dat het mentaal beter gaat met eiseres omdat de behandelingen afgebouwd worden. De behandeling worden afgebouwd, omdat deze niet helpen.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar mentale en fysieke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De verzekeringsarts heeft eiseres uitgebreid lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd, inclusief alle in het dossier opgenomen medische informatie en inclusief de door eiseres bij het bezwaarschrift gevoegde bijlagen. Dat eiseres niet in persoon is onderzocht door de verzekeringsarts b&b betekent niet dat het onderzoek niet voldoende zorgvuldig is geweest. Eiseres heeft in bezwaar noch in beroep de gestelde beperkingen nader geobjectiveerd en de rechtbank is niet gebleken van lopende behandelingen die erop kunnen duiden dat het UWV bepaalde beperkingen niet heeft meegenomen. Eiseres heeft ter zitting ook bevestigd dat er, naast de al in het dossier opgenomen informatie, geen andere medische informatie beschikbaar is. De rechtbank kan de beoordeling door de verzekeringsarts b&b volgen, ook voor wat betreft de aangenomen extra beperkingen en de twee geschrapte beperkingen.
Niet gebleken is dat in de FML van 13 november 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, Sbc-code 111180) en Administratief medewerker (document scannen, Sbc-code 315133).
6.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 13 augustus 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 24 november 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze theoretisch voorgehouden functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet met medische stukken onderbouwd.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 20 juli 2021 heeft vastgesteld op 3,65%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 20 juli 2021.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 20 juli 2021. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 april 2023 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 in samenhang
2.Artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
3.Op grond van de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS). De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de volgende uitspraak: AbRS 17 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5196.
4.Na afloop van de wachttijd voor de WIA.