ECLI:NL:RBZWB:2023:2857

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5474
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaar inzake de Wet Maatschappelijke Ondersteuning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Het bezwaar was gericht tegen een besluit van 19 juli 2022, dat betrekking had op de administratieve verlenging van de indicatie voor huishoudelijke ondersteuning onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres had op 30 augustus 2022 bezwaar aangetekend, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat eiseres de ingebrekestelling te vroeg heeft verzonden, waardoor de rechtbank niet in staat is om het beroep inhoudelijk te beoordelen.

De rechtbank legt uit dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen voordat hij beroep kan instellen. Eiseres had de ingebrekestelling verzonden voordat de beslistermijn van twaalf weken was verstreken, wat betekent dat het beroep niet ontvankelijk is. De rechtbank wijst erop dat de beslistermijn voor het college twaalf weken bedraagt, omdat er een adviescommissie is ingesteld die moet adviseren over het bezwaar. Eiseres had het bezwaarschrift ingediend op 30 augustus 2022, en de beslistermijn eindigde op 22 november 2022. Aangezien de ingebrekestelling te vroeg was, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen.

Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep niet wegneemt dat het college alsnog moet beslissen op het bezwaar, indien dit nog niet is gebeurd. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5474

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 30 augustus 2022 gericht tegen het besluit van 19 juli 2022 betreffende de administratieve verlenging indicatie huishoudelijke ondersteuning ingevolge de Wet Maatschappelijk ondersteuning 2015.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling).Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
3.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat er hier sprake is van een beslistermijn van zes weken, omdat volgens de Verordening [2] alle sociale zaken zijn uitgesloten van behandeling door de adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. Verder voert eiseres aan dat uit het Reglement [3] blijkt dat alleen toepassing is gegeven aan artikel 7:13, eerste lid, van de Awb voor bezwaren met betrekking tot sociale zaken en dat daarom de beslistermijn zes weken bedraagt.
3.2.
Deze beroepsgronden slagen niet. Allereerst stelt de rechtbank vast dat in artikel 7:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen. De rechtbank stelt vast dat uit artikel 10, eerste en zevende lid, van het Reglement blijkt dat de Commissie Sociaal Domein is ingesteld conform de vereisten van artikel 7:13, eerste lid, van de Awb.
3.3.
Anders dan eiseres stelt, blijkt uit de verordening niet dat bezwaarschriften die zijn ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) van de voorbereiding van een beslissing door de commissie zijn uitgesloten. In artikel 2, tweede lid, sub a, van de Verordening wordt de Wmo namelijk niet genoemd. Het is de eigen invulling van eiseres dat dit artikel ziet op alle sociale zaken.
3.4.
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat het Reglement van toepassing is op bezwaarschriften die zijn ingediend op grond van de Wmo. De conclusie die eiseres daaraan verbindt dat er dan een beslistermijn van zes weken geldt, is echter onjuist. De rechtbank legt dit als volgt uit. Het Reglement is op grond van artikel 2, derde lid, van de Verordening vastgesteld. Dit houdt in dat de Verordening en het Reglement in samenhang moeten worden gelezen.
3.5.
In artikel 3, derde lid, van het Reglement is bepaald dat aan de betreffende kamer van de commissie wordt gevraagd om, al dan niet na het horen van belanghebbende (zie artikel 3, eerste lid, van het Reglement), een advies aan het college uit te brengen. Hieruit vloeit voort dat de beslistermijn twaalf weken is.
3.6.
Eiseres heeft het bezwaarschrift tegen het besluit van 19 juli 2022 ingediend op 30 augustus 2022. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld moet het college, omdat er een adviescommissie is, binnen twaalf weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn van zes weken voorbij is. In dit geval eindigde de beslistermijn op 22 november 2022. Alhoewel de beslistermijn op dit moment al ruimschoots is overschreden, heeft eiseres het college al op 17 oktober 2022 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
3.7.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, niet wegneemt dat het college inmiddels had moeten beslissen op het bezwaar en voor zover hij dit nog niet heeft gedaan dit zo spoedig mogelijk alsnog dient te doen. Voor zover het college er vanuit gaat dat bij beslissing op bezwaar van 10 oktober 2022 op het onderhavige bezwaar is beslist, merkt de rechtbank op dat die beslissing ziet op een bezwaarschrift van eveneens 30 augustus 2022 gericht tegen een ander besluit van 19 juli 2022 betreffende de administratieve verlenging indicatie begeleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 24 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Verordening behandeling bezwaarschriften Breda
3.Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent behandeling van bezwaarschriften Reglement behandeling bezwaarschriften