ECLI:NL:RBZWB:2023:2850
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake WMO-aanvraag
In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De aanvraag was op 4 juli 2022 ingediend, maar verweerder heeft pas op 3 februari 2023 een besluit genomen. Verzoekster trok haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster in haar beroepschrift voldeed aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, en verweerder niet tijdig op de aanvraag had beslist, is de rechtbank van oordeel dat verzoekster recht heeft op vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak als licht moet worden aangemerkt, wat betekent dat de kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 418,50. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en openbaar gemaakt op 21 april 2023.