ECLI:NL:RBZWB:2023:2829
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten woning voor de duur van drie maanden
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aangezegde woningsluiting op grond van de Opiumwet voor de duur van drie maanden. Met het bestreden besluit van 9 maart 2023 heeft de burgemeester verzoekers gelast om hun woning aan [adres verzoekers] te [woonplaats verzoekers] binnen twee weken te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van drie maanden. De burgemeester heeft daarbij vermeld dat de woning op 24 maart 2023 onder toepassing van bestuursdwang zal worden gesloten. Verzoekers hebben daartegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester toegezegd om de woning niet te sluiten voordat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. [naam woningbouwvereniging] heeft ook schriftelijk gereageerd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en namens de burgemeester: mr. S.E.J. Wuyts, [naam procesregisseur] (procesregisseur domein zorg) en [naam politieambtenaar] (medewerker politie Zeeland-West-Brabant, voormalig wijkagent). [naam woningbouwvereniging] heeft zich afgemeld voor de zitting.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter twijfelt niet aan de geschiktheid van de maatregel. Ook ziet de voorzieningenrechter de noodzaak van de woningsluiting in. Het feit dat er een behoorlijke handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen in een woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare buurt, rechtvaardigt dat daartegen handhavend wordt opgetreden. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat de burgemeester in het bestreden besluit heeft toegelicht dat overlast van drugs(handel) een belangrijk probleem is in de buurt, en dat het daarom van belang is om een signaal uit te zenden naar zowel het criminele circuit als naar de omwonenden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de woningsluiting evenwichtig kan worden geacht, indien er vervangende woonruimte voor verzoekers en met name voor hun minderjarige dochter is. Verzoekers kunnen de bezwaarfase benutten om alternatieve woonruimte te vinden, al dan niet met behulp van de gemeente. Indien nodig kan de burgemeester aan het te nemen besluit op het bezwaarschrift van verzoekers nog een nadere begunstigingstermijn verbinden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 9 maart 2023 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter bepaalt dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekers ook een vergoeding krijgen van hun proceskosten. De proceskosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 1.674,= en de reiskosten op € 3,92.