4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-212389-21
4.3.2.1
Feiten 1 tot en met 3: medeplegen poging doodslag, medeplegen (poging) zware mishandeling en openlijke geweldpleging [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met onder meer medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 6 augustus 2021 te Burgh-Haamstede, op de [camping] aan de [straat 1] , aanwezig was bij de bankjes voor de camping waar een confrontatie plaatsvond tussen [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 2] gevraagd om een sigaret en toen [slachtoffer 2] deze niet gaf ontstond er discussie en vervolgens een een-op-een gevecht tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft zich in het gevecht gemengd omdat hij [medeverdachte 1] wilde verdedigen. Hij heeft zich bij [medeverdachte 1] gevoegd en [slachtoffer 2] in ieder geval één klap met zijn vuist gegeven. Op enig moment gooit aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) een glas richting [medeverdachte 1] . Hierop keert de groep van verdachte zich tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte blijft achter bij [slachtoffer 2] en slaat [slachtoffer 2] in zijn gezicht. Medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] gaan achter [slachtoffer 1] aan, die vervolgens door verschillende jongens wordt geschopt, ook tegen het hoofd. Na onderzoek is gebleken dat [slachtoffer 1] meerdere aangezichtsfracturen had (onder- en bovenkaak en neus). Hij is hieraan geopereerd. [slachtoffer 2] heeft een gebroken neus en kneuzingen in het gelaat opgelopen.
Feit 1: [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de rol van de verdachte in de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken van betrokkenheid van verdachte bij de geweldsuitoefening tegen [slachtoffer 1] . Weliswaar heeft verdachte zich in het gevecht tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] gemengd, ook door het uitoefenen van geweld, maar hij is niet een van de jongens die zich na het gooien van het glas door [slachtoffer 1] op [slachtoffer 1] richt en onderdeel uitmaakt van het groepsgeweld dat dan wordt uitgeoefend. Verdachte verklaart immers zelf dat hij bij [slachtoffer 2] is achtergebleven en dit wordt ook ondersteund door de verklaringen van medeverdachten. Er is geen bewijs waaruit anders blijkt. Om die reden zal verdachte worden vrijgesproken van feit 1.
Geweldshandelingen
heeft aangifte gedaan en heeft verklaard dat hij is geslagen en meermaals door dezelfde jongen tegen het hoofd is geschopt. Vervolgens is hij door drie à vier andere jongens ook tegen het hoofd getrapt, stelt hij. Ook benoemt hij dat de jongen in het rode trainingspak hem met zijn vuist tegen zijn kaak en neus heeft geslagen. Verdachte bevestigt de jongen in het rode trainingspak te zijn die [slachtoffer 2] in het gezicht heeft geslagen. [medeverdachte 1] bevestigt ook dat hij heeft gevochten met [slachtoffer 2] . Het slaan met de vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 2] kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden. De verklaring van [slachtoffer 2] ten aanzien van het schoppen door een of meerdere verdachten wordt onvoldoende door ander bewijs ondersteund. Verdachte ontkent dat hij heeft geschopt. [medeverdachte 5] verklaart weliswaar dat beide slachtoffers geslagen en geschopt zijn, maar er kan niet worden vastgesteld welke geweldshandelingen ten opzichte van welke personen zijn verricht. Hiervoor is de verklaring onvoldoende concreet. Nu verder door niemand is verklaard dat [slachtoffer 2] is geschopt kan dit niet bewezen worden.
Kwalificatie
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is hoe de geweldsgedragingen en de rol van verdachte daarbij gekwalificeerd moeten worden.
Primair is verdachte medeplegen van poging tot doodslag ten laste gelegd. Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot doodslag, moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. Met de verdediging komt de rechtbank tot de conclusie dat niet bewezen kan worden dat er sprake is geweest van opzet van verdachte op het overlijden van [slachtoffer 2] , ook niet in voorwaardelijke zin. Dit geldt evenzo voor de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel. Vast staat dat verdachte en [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] hebben geslagen en dat [slachtoffer 2] in ieder geval één keer op zijn hoofd is geraakt. Het enkele slaan tegen het hoofd kan - zonder dat bekend is met welke kracht dit is gebeurd - niet tot het oordeel leiden dat verdachte hiermee de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] heeft aanvaard. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 2.
Feit 3: openlijke geweldpleging [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Voor een bewezenverklaring van openlijk geweld in vereniging moet sprake zijn van het openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen in dit geval personen en dat verdachte daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] hebben geslagen. Dit vond plaats op de openbare weg, te weten bij de [camping] aan de [straat 1] te Burgh-Haamstede. Het conflict is begonnen met de vraag van [medeverdachte 1] om sigaretten en het een-op-een gevecht met [slachtoffer 2] dat daarop volgde. Vervolgens heeft verdachte zich gemengd in dit gevecht omdat hij [medeverdachte 1] wilde verdedigen. Verdachte heeft geweld uitgeoefend én daarin samen met een ander, te weten [medeverdachte 1] , gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met dit handelen een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd om te kunnen spreken van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] . Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , door hem te slaan/stompen tegen het hoofd/lichaam.
Nu betrokkenheid van verdachte in de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] niet kan worden bewezen, zal hij voor dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.2.2
Feit 4: openlijke geweldpleging [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5]
Op basis van het procesdossier en hetgeen ter zitting is besproken, komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te stellen dat verdachte betrokken was bij dit feit. Hij zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.3
Feit 5: Diefstal met geweld [slachtoffer 4]
Aangever verklaart dat hij op 4 augustus 2021 op de fiets met vrienden op de Kampweg te Renesse reed. Zij kwamen een groepje jongens tegen. Deze jongens zijn naar aangever toegelopen. Een jongen pakte de achterkant van de fiets van aangever en twee anderen kwamen voor hem staan. Hierdoor kon aangever niet wegkomen. Een van de jongens droeg een rood trainingspak, verdachte bevestigt dat hij dit was. Aangever verklaart verder dat de jongens zeiden dat ze zijn fiets wilden hebben en dat de jongen met het rode trainingspak en de jongen in het zwart gekleed, hun vuisten tegen zijn kaak aanhielden. Aangever heeft dit als dreigend ervaren en is van zijn fiets afgestapt. De jongens pakten zijn fiets, de jongen met het rode trainingspak (verdachte) gaf aangever een trap tegen het bovenbeen en is toen samen met de andere jongen vertrokken met de fiets van aangever.
[getuige] bevestigt dat de jongens zeiden dat ze de fiets van aangever wilden hebben. Ook steunt de verklaring van [getuige] de verklaring van [slachtoffer 4] dat de jongen in het rode joggingspak, herkend als verdachte, aangever een trap gaf ter hoogte van zijn heup en dat de jongens op de fiets van aangever zijn vertrokken.
Verdachte zelf verklaart dat hij erbij was en dat hij achterop de fiets van aangever is gesprongen toen zij weggingen. Hij was ervan op de hoogte dat de fiets van aangever door de jongen was gestolen. Hoewel hij betwist dat hij heeft getrapt, acht de rechtbank de verklaringen van aangever en [getuige] geloofwaardig en voldoende om tot een bewezenverklaring van het gebruik van geweld te komen.
Dat de opzet gericht was op het wegnemen van de fiets blijkt uit de woorden die zijn gebruikt, waarbij is gezegd: “geef je fiets” in combinatie met het blokkeren van de weg en het gepleegde geweld waaronder de fiets van aangever is weggenomen. Gelet op de handelingen van verdachte en de medeverdachten, bestaande uit het gezamenlijk optrekken in de bedreiging en het geweld (door de fiets vast te pakken zodat aangever niet weg kon, en dreigend voor aangever te staan, de vuisten tegen het gezicht van aangever te zetten en het natrappen door verdachte en het gezamenlijk vertrek op de gestolen fiets) is bovendien gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Hiermee is hetgeen ten laste is gelegd onder feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.4
Feit 6: Diefstal met geweld subsidiair openlijke geweldpleging [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangevers [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] op 5 augustus 2021 met scooters bij het [paviljoen] aan de [straat 2] te Scharedijke stonden. Op enig moment kwam [medeverdachte 1] samen met anderen hun richting op en [medeverdachte 1] vroeg hen om een sigaret. [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben geen sigaret gegeven, waarna de situatie uit de hand is gelopen. [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] zijn door meerdere jongens geslagen en geschopt. Verdachte heeft erkend dat hij een paar keer heeft geslagen, hetgeen ook volgt uit de beelden zoals omschreven door de verbalisant op 17 augustus 2021 en getoond ter terechtzitting.
Diefstal met geweld?
Primair is verdachte medeplegen van een poging tot diefstal met geweld van sigaretten en/of boombox ten laste gelegd. Er is niet gebleken van een oogmerk van verdachte op de wederrechtelijke toe-eigening van sigaretten en/of een boombox. De rechtbank kan niet vaststellen dat het geweld is gebruikt om een diefstal van sigaretten en/of een boombox voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Om die reden zal verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Openlijke geweldpleging?
Verdachte heeft bekend dat hij in een ruzie terecht is gekomen en dat hij heeft geslagen. De rechtbank acht de ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op deze bekennende verklaring en de aangiftes van het slachtoffers, wettig en overtuigend bewezen. Nu ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
4.3.2.5
Parketnummer 10-030036-21: openlijke geweldpleging [slachtoffer 8]
Verdachte heeft bekend dat hij met een maat van hem achter [slachtoffer 8] aan is gerend en dat hij [slachtoffer 8] meermaals met zijn vuist heeft geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit van openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op deze bekennende verklaring bij de politie en ter zitting van 17 maart 2023, alsook de aangifte van het slachtoffer, wettig en overtuigend bewezen. Nu ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
4.3.2.6
Parketnummer 10-042997-21: diefstal [slachtoffer 9]
Verdachte heeft bekend dat hij de jas met inhoud van [slachtoffer 9] heeft weggenomen. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit van diefstal, gelet op deze bekennende verklaring en de aangifte van [aangever] , wettig en overtuigend bewezen. Nu ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.