ECLI:NL:RBZWB:2023:2822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
02-049548-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor openlijke geweldpleging tijdens groepsgeweld op Schouwen-Duiveland

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een (destijds) minderjarige verdachte, geboren in 2004, die betrokken was bij een geval van openlijke geweldpleging op 4 augustus 2021 te Scharendijke. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld in vereniging tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks de verdediging die stelde dat zijn rol beperkt was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de openbare weg geweld heeft gepleegd, waarbij hij betrokken was bij het slaan en schoppen van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een werkstraf van 40 uur geëist, maar de rechtbank besloot tot een werkstraf van 30 uur, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank legde ook vervangende jeugddetentie op van 15 dagen, mocht de verdachte de werkstraf niet naar behoren verrichten.

De rechtbank benadrukte het belang van het waarborgen van de redelijke termijn van berechting, die in dit geval niet was overschreden, ondanks de complexiteit van de zaak en het aantal medeverdachten. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van mr. R. de Jong, voorzitter en kinderrechter, en is openbaar gemaakt op 25 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-049548-22
vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2023
in de strafzaak tegen de (destijds) minderjarige
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. G. Veen, advocaat te ’s-Heer Arendskerke.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 17 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 11 april 2023.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 augustus 2021 te Scharendijke openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Op de beelden en uit het procesdossier blijkt de groepsdynamiek duidelijk. De groep is als geheel bezig om een jongen in elkaar te slaan en hitst elkaar op. Verdachte bekent dat hij heeft geslagen. Daarnaast stond hij er omheen, liet hij de situatie gebeuren en heeft hij zich niet gedistantieerd. Daarmee heeft hij een aandeel gehad in het geheel. Hij is daarmee verantwoordelijk voor het groepsgeweld dat heeft plaatsgevonden en daarmee kan wettig en overtuigend worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen [slachtoffer 1] . Ten aanzien van [slachtoffer 2] ziet de officier van justitie geen aandeel van verdachte, waardoor hij voor dat deel kan worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging brengt naar voren dat bewezen kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan de openlijke geweldpleging richting [slachtoffer 1] , maar wijst hierbij uitdrukkelijk op de kleine rol die verdachte in het geheel heeft gehad. Hij heeft slechts één klap geprobeerd te geven, waarbij niet duidelijk is of dit raak was en verder heeft hij geprobeerd de situatie te de-escaleren. Ten aanzien van het geweld richting [slachtoffer 2] kan het aandeel van verdachte niet worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Voor een bewezenverklaring van openlijk geweld in vereniging moet sprake zijn van het openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen in dit geval personen en dat verdachte daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 augustus 2021 zijn aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) op het strand te Scharendijke, nabij [beachclub] , zodoende de openbare weg. Op enig moment is [slachtoffer 2] naar [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gelopen, die op dat moment op de trap bij de reddingsbrigade zat. [slachtoffer 2] heeft [medeverdachte 1] aangesproken en heeft zijn arm om de nek van [medeverdachte 1] geslagen. [medeverdachte 1] heeft dit kennelijk ervaren als vastpakken en een klap geven op het achterhoofd, waarna hij hierop heeft gereageerd en er een gevecht is gestart tussen hen beiden. Andere jongens, met wie [medeverdachte 1] ter plaatse was (medeverdachten), zijn hierop aangeslagen en hebben zich gemengd in het gevecht. [slachtoffer 1] is gebeld dat hij naar het gebouw van [beachclub] moest komen. Daar aangekomen trof hij het gevecht aan. Hij heeft [slachtoffer 2] willen helpen, is zich met het gevecht gaan bemoeien en is op de grond terecht gekomen. Op de videobeelden, zoals tijdens de mondelinge behandeling ter zitting getoond en omschreven door de verbalisant op 12 augustus 2021, is waargenomen dat [slachtoffer 2] door meerdere jongens op het strand in elkaar wordt geslagen en dat [slachtoffer 1] [medeverdachte 2] naar achteren trekt, zij samen op de grond belanden en [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] slaat. Op andere tijdens de zitting getoonde videobeelden (waarvan de waarnemingen zijn vastgelegd in het proces-verbaal van 11 augustus 2021) is waargenomen dat [medeverdachte 1] een fles op de rug van [slachtoffer 2] kapot slaat en dat [medeverdachte 3] een jongen schopt. [slachtoffer 2] herkent verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als zijnde betrokken bij de vechtpartij. Ook verdachte herkent tijdens de zitting zichzelf op de beelden, hij bevestigt dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen. [slachtoffer 2] heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te helpen en toen is [slachtoffer 2] door [medeverdachte 1] met een glazen wijnfles op zijn rug geslagen. Het is zodoende een situatie geworden waarbij meerdere jongens, waaronder verdachte, geweld hebben uitgeoefend op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Gelet op deze omstandigheden en feiten kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van geweld tegen personen in het openbaar.
In vereniging
Op basis van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat er een gevecht heeft plaatsgevonden tussen de groep van verdachte en medeverdachten tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De geweldshandelingen gericht tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vonden ongeveer gelijktijdig plaats en kunnen gezien worden als één incident en één vechtpartij, gelet op de wijze waarop [slachtoffer 1] betrokken is geraakt en slachtoffer is geworden. De groep verdachten heeft zich gekeerd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zodat die handelingen niet los van elkaar kunnen worden gezien. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte en de medeverdachten in vereniging hebben gehandeld. Geweld wordt in vereniging gepleegd als de dader nauw en bewust samenwerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een ‘significante of wezenlijke bijdrage’ aan de openlijke geweldpleging levert. Deze bijdrage kan onder andere bestaan uit het verrichten van één of meer gewelddadige handelingen. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte een rol heeft gehad in het geweld door zich in het geweld te mengen en te slaan. Verdachte maakte daarmee onderdeel uit van de groep die geweld pleegde. Hij heeft de groep getalsmatig vergroot en meegedaan met de uitoefening van het geweld. Zijn aandeel in de uitoefening van het geweld in het openbaar is daarmee gegeven. Voldoende is komen vast te staan dat de geweldshandelingen als groep zijn uitgevoerd, zoals ook door [medeverdachte 1] is verklaard. Gelet op het voorgaande wordt voldaan aan het onderdeel “in vereniging” en kan dit bewezen worden verklaard. Nu sprake is van openlijk geweld in vereniging gepleegd, is de verdachte ook aansprakelijk voor de gedragingen van de mededaders tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Voor een bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen is immers niet vereist dat de verdachte zelf alle feitelijke handelingen heeft verricht.
Conclusie
Gelet op voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2021 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duiveland, op de openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1]en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen schoppen/
trappenen slaan/stompen tegen de hoofden/gezichten en/of de lichamen van die
[slachtoffer 1]en [slachtoffer 2] en het kapotslaan van een fles op de rug van die [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een werkstraf van 40 uur met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de positieve persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ook blijkt uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Daarnaast is er reeds anderhalf jaar verstreken sinds de pleegdatum en hier dient in strafmatigende zin rekening mee gehouden te worden. Een werkstraf is een zware belasting voor verdachte in verband met zijn werk en school. Een geldboete zoals geadviseerd door de Raad is de meest passende strafafdoening, waarbij gedacht kan worden aan een bedrag tussen de € 500,- en
€ 700,-.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een geweldsdelict, te weten een openlijke geweldpleging. De twee slachtoffers hebben hierdoor pijn ondervonden en letsel opgelopen. Het gaat om zinloos (uitgaans)geweld dat onder invloed van alcohol is gepleegd en met een overmacht van meerdere personen tegen twee personen. Dergelijk geweld maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit en zorgt voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Dit geweld zorgt in het algemeen ook voor een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij bij dit geweldsdelict betrokken is geraakt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij uitsluitend een strafbeschikking in de vorm van een geldboete heeft gekregen voor het overtreden van de Wegenverkeerswet 1994. Hierdoor is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 maart 2023 en de toelichting van de Raad ter terechtzitting. Hieruit volgt dat er veel beschermende factoren zijn in het leven van verdachte die een bijdrage leveren aan het voorkomen van herhaling, zoals op de gebieden opleiding, werk en de thuissituatie. Er komen geen bijzonderheden naar voren wat betreft het psychosociaal gedrag of de geestelijke toestand van verdachte. De Raad vindt een geldboete de meest passende afdoening. Dit wijkt af van de adviezen voor de medeverdachten, maar elke zaak wordt door de Raad als een losstaande zaak beoordeeld.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn is in het geval van verdachte aangevangen op 11 augustus 2021, de dag van zijn aanhouding en eerste verhoor.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank stelt gelet op de omvang van het procesdossier, de hoeveelheid medeverdachten met ieder eigen advocaten en de invloed hiervan op de planning en de voortvarende behandeling van de strafzaak, vast dat sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden nu deze omstandigheden een langere duur van de procedure rechtvaardigen.
Strafmaat
De rechtbank heeft naast het voorgaande acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen en neemt de daarin vermelde straf voor openlijk geweld tegen personen, te weten een taakstraf van 40 uur, als uitgangspunt. Dit in combinatie met de relatief beperkte rol van verdachte en de wetenschap dat verdachte reeds een dag in voorarrest heeft doorgebracht maakt dat de rechtbank – alles afwegend – een werkstraf van 30 uur met aftrek van de dag die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden acht. Deze straf zal daarom worden opgelegd aan verdachte.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 30 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
15 dagen;
-bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf naar rato van 2 uur per dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. R. de Jong, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.H. Nomes en mr. N.C.W. Haesen rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 april 2023.
Mr. De Jong is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.