ECLI:NL:RBZWB:2023:2797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4257
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag leerlingenvervoer voor dochter met niet-aangeboren hersenletsel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag voor leerlingenvervoer voor hun dochter op grond van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Goirle 2020. De aanvraag werd ingediend op 15 juli 2021, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle heeft deze afgewezen. Eisers hebben bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde de afwijzing in een besluit van 9 augustus 2022. De dochter van eisers heeft niet-aangeboren hersenletsel en de kosten van haar vervoer zijn voor het schooljaar 2021/2022 volledig betaald door de aansprakelijkheidsverzekeraar van de derde partij die bij een eerder ongeval betrokken was.

De rechtbank heeft op 13 maart 2023 de zaak behandeld, maar eisers waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer is, omdat het bestreden besluit betrekking heeft op een afgesloten periode en de dochter inmiddels naar een andere school is gegaan. Echter, de rechtbank erkent dat er nog wel procesbelang is vanwege een verzoek om kostenvergoeding voor rechtsbijstand.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor leerlingenvervoer terecht is afgewezen, omdat de vergoeding die eisers mogelijk hadden kunnen ontvangen nihil is, gezien de reeds betaalde kosten door de aansprakelijkheidsverzekeraar. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eisers krijgen geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4257

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers

(gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2021/2022 voor hun dochter [naam dochter] op grond van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Goirle 2020 (de Verordening).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen, namens het college, [gemachtigde college] . Eisers waren niet aanwezig met bericht van verhindering

Feiten

2. Op 15 juli 2021 heeft [eiser 2] (moeder) een aanvraag ingediend voor leerlingenvervoer voor haar dochter voor het schooljaar 2021/2022 van de woning in [plaatsnaam] naar [naam school 1] in [plaatsnaam] . [naam dochter] heeft niet-aangeboren hersenletsel na een ongeval met de fiets.
2.1.
Het college heeft deze aanvraag afgewezen. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
2.2.
Bij het bestreden besluit van 9 augustus 2022 heeft het college de weigering om leerlingenvervoer toe te kennen gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
2.3.
De aansprakelijkheidsverzekeraar van de derde partij die bij het fietsongeval was betrokken, heeft voor het gehele schooljaar 2021/2022 de kosten van het vervoer van en naar de onderwijslocatie in [plaatsnaam] betaald.
2.4.
De dochter van eisers is met ingang van het schooljaar 2022/2023 gestart bij [naam school 2] in [plaatsnaam] ( [soort school] ).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag voor leerlingenvervoer op goede gronden heeft afgewezen. Alvorens de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, zal zij eerst beoordelen of sprake is van procesbelang.
Procesbelang
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend beroep alleen inhoudelijk te beoordelen, als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, de indiener moet een actueel en reëel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Als dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet gehouden uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. [1]
4.1.
Vaststaat dat het bestreden besluit ziet op een afgesloten periode in het verleden, te weten het schooljaar 2021/2022. De vervoerskosten voor dit schooljaar zijn volledig betaald door de aansprakelijkheidsverzekeraar. De dochter van eisers is vanaf het schooljaar 2022/2023 gestart bij [naam school 2] in [plaatsnaam] , zodat een inhoudelijk oordeel van de rechtbank geen betrekking kan hebben op aanvragen die leiden tot besluiten in de toekomst. Hierin kan dus geen procesbelang meer gelegen zijn.
4.2.
Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat een in bezwaar gedaan verzoek om een kostenvergoeding voldoende belang vormt voor een inhoudelijke beoordeling in beroep. [2] De gemachtigde van eisers heeft in het aanvullend bezwaarschrift aan het college verzocht van de kosten van rechtsbijstand te vergoeden, zodat uitsluitend om die reden nog sprake is van procesbelang.
Inhoudelijke beoordeling
5. Artikel 8 van de Verordening bepaalt dat de aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, op een bekostiging in mindering wordt gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening wordt gebracht.
5.1.
De toelichting bij voornoemd artikel luidt als volgt: “Als kan worden aangetoond dat een aanvrager van leerlingenvervoer via een andere weg (bijvoorbeeld via de werkgever) vergoeding ontvangt voor de kosten van het vervoer naar school, mag de gemeente die vergoeding aftrekken van de bekostiging die de aanvrager zou hebben gekregen op basis van de verordening leerlingenvervoer. (…)”
5.2.
Op het moment van het bestreden besluit stond al vast dat de aansprakelijkheidsverzekeraar voor het gehele schooljaar 2021/2022 de kosten van het vervoer van en naar de onderwijslocatie in [plaatsnaam] had betaald. De rechtbank constateert dat, voor zover eisers al op grond van de Verordening aanspraak hadden kunnen maken op leerlingenvervoer, de vergoeding daarvan (gelet op het voorgaande) nihil bedraagt.
5.3.
De aanvraag voor leerlingenvervoer is dus terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom ongegrond. Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 24 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404.
2.Uitspraak van de Afdeling van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:518.