ECLI:NL:RBZWB:2023:2787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2046 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met niet-ontvankelijkheid door niet tijdig betalen griffierecht

Op 26 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De zaak betreft een verzoeker uit een onbekende woonplaats die zich tot de rechtbank heeft gewend met het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

In de beoordeling van de zaak is vastgesteld dat verzoeker griffierecht dient te betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:82 van de Awb. Het griffierecht voor deze zaak bedraagt € 365,-. De griffier heeft verzoeker per aangetekende brief op 25 maart 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De aangetekende brief is op 3 april 2023 afgehaald, maar verzoeker heeft het griffierecht niet tijdig betaald.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker geen reden heeft gegeven voor het verzuim van de betaling. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het niet tijdig betalen van het griffierecht gebleken. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2046

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,

Inleiding

Verzoeker heeft de voorzieningenrechter op verzocht om een voorlopige voorziening.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek doet om een voorlopige voorziening, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Verzoeker is bij aangetekend verzonden brief van 25 maart 2023 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de brief. Uit Track & trace van post.nl blijkt dat de aangetekende brief op 3 april 2023 is afgehaald van een PostNL-punt.
4. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
5. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 26 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.