Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
12 maart 2022 schuldig heeft gemaakt aan:
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
op 12 maart 2022 te Roosendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [getuige] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een personenauto ( [kenteken] ) met aanzienlijke snelheid op die [slachtoffer] is ingereden en tegen die [slachtoffer] isaangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op 12 maart 2022 te Roosendaal, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft beschadigd;
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Roosendaal op de Titus Brandsmastraat, op 12 maart 2022 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair ten laste gelegde;
een taakstraf van 180 uren;
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
[slachtoffer]van
€ 85,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
[slachtoffer] € 85,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
1 dag gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van H.M. de Punder-van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 april 2023.