5.3.2De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen op basis van het dossier de navolgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op 27 juli 2017 heeft omstreeks 22:00-23:00 uur een confrontatie plaatsgevonden tussen twee groepen in de [straat] in Roosendaal. Groep 1 bestond uit de personen [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) en [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Groep 2 bestond (in ieder geval) uit de personen [verdachte] (hierna: [verdachte] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en de broers [medeverdachte] en [naam 3] (hierna: [medeverdachte] en [naam 3] ).
Groep 1 is die bewuste avond in een Seat Ibiza naar de [straat] te Roosendaal gereden met [benadeelde] als bestuurder en [naam 1] als bijrijder. Op dat moment was groep 2 daar al aanwezig. Deze groep maakte gebruik van een Volkswagen Golf en bevond zich in de buurt van de woning van [naam 3] die destijds woonde in de [straat] .
Op het moment dat beide groepen in de [straat] aanwezig waren, ontstond er vrijwel direct een conflict en vonden er gewelddadigheden plaats. Ten gevolge hiervan raakte in beide kampen iemand gewond. [benadeelde] werd gestoken/gesneden met een mes in zijn hals, nek en schouder en liep daardoor meerdere steek- en snijwonden op. [naam 2] is op enig moment onder de Seat Ibiza van groep 1 terechtgekomen en werd over de grond meegesleurd. Hij hield daar (grote) schaafwonden aan over op zijn rug, billen en borst.
Feit 1
Gezien het ten laste gelegde onder feit 1, zal de rechtbank buiten redelijke twijfel vast moeten stellen welke persoon of personen de verwondingen aan [benadeelde] heeft of hebben toegebracht.
[medeverdachte] heeft bij de politie bekend dat hij degene is geweest die [benadeelde] heeft gestoken.
Dit strookt met de verklaring van [verdachte] dat hij [medeverdachte] een slaande beweging zag maken in de richting van [benadeelde] . Deze verklaringen staan echter haaks op de verklaring van [benadeelde] zelf. Hij verklaart dat hij het gezicht van de steker nog voor zich ziet en sluit uit dat [medeverdachte] – een bekende van hem – de steker was. [benadeelde] zegt te zijn gestoken door ‘de dikke Marokkaan uit Bergen op Zoom’, waarvan later in het onderzoek duidelijk wordt dat hiermee [verdachte] wordt bedoeld. [benadeelde] heeft dit gehoord van [naam 1] .
Opvallend in dat verband is dat [naam 1] volgens zijn eerste verklaring van 27 juli 2017 het steken helemaal niet heeft waargenomen; hij was op dat moment al weggerend en zag pas achteraf dat [benadeelde] gewond was. Hoe [naam 1] dan heeft kunnen waarnemen dat een dikke Marokkaan de steker was, is voor de rechtbank onduidelijk. Daar komt bij dat [naam 1] in zijn verklaring van 27 juli 2017 enkel verklaart dat hij zag dat een persoon een mes vast had en daarbij geen naam noemt. Een dag later verklaart hij dat een grote gozer het mes vast had en dat hij twijfelt of [verdachte] of [medeverdachte] het mes vast had. In zijn derde verklaring op 2 augustus 2017 zegt hij dat [verdachte] het mes vast had, maar hieraan hecht de rechtbank geen waarde gezien zijn eerdere verklaringen. [naam 3] en [naam 2] verklaren het steken niet te hebben gezien en er zijn verder geen getuigen van het steken.
De rechtbank merkt verder op dat [benadeelde] en [naam 1] wisselend hebben verklaard over het aantal personen waaruit groep 2 bestond. Volgens hen kunnen het ook 5 personen zijn geweest, in welk verband [naam 1] verklaart dat er nog een neef van [medeverdachte] bij was. Ook de MMA-melding duidt op aanwezigheid bij het incident van een neef van [medeverdachte] , genaamd [neef medeverdachte] . In de melding staat dat hij de steker is en [medeverdachte] ten onrechte de schuld op zich neemt.
Gezien het voorgaande is er sprake van teveel tegenstrijdigheden in het dossier en is de rechtbank van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld door wie [benadeelde] is gestoken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1 wegens gebrek aan overtuigend bewijs.
Feit 2 primair
Onder feit 2 primair wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen meerdere gewelddadigheden.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijs bestaat voor de gewelddadigheden die zijn beschreven onder het tweede, derde en vierde gedachtestreepje van de tenlastelegging. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de overige gewelddadigheden wel kunnen worden bewezen, nu de verklaringen van [benadeelde] en [naam 1] op die onderdelen steun vinden in de verklaringen van verdachte, [naam 2] en [naam 3] en in objectief steunbewijs. Hierbij wordt gewezen op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die een deel van de bewezenverklaarde handelingen hebben gezien en/of gehoord. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met fietsen op of in de richting van de Seat Ibiza te gooien een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
Gezien het bovenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 primair, zoals hierna onder 5.4 wordt weergegeven.