In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de (verlengde) uitvoer van 4 kilogram MDMA. De rechtbank constateerde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de tas met de drugs onrechtmatig in beslag was genomen. De rechtbank volstond met de enkele constatering van dit vormverzuim en verwierp verdere onrechtmatigheidsverweren van de verdediging. De verdachte, geboren in 2001 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. P. Scholte. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten presenteerden.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van meerdere onherstelbare vormverzuimen, waaronder onrechtmatige toepassing van controlebevoegdheden en politiegeweld. De officier van justitie betwistte deze claims en stelde dat er geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen. De rechtbank oordeelde dat de opsporingsambtenaren bevoegd waren om de verdachte te controleren en dat er geen onrechtmatige toepassing van controlebevoegdheden had plaatsgevonden.
De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 4 kilogram MDMA. De verdachte had verklaard dat hij de drugs in Nederland had opgehaald en op weg was naar Frankrijk. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn openheid van zaken tijdens het verhoor. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.