ECLI:NL:RBZWB:2023:2737
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake terugbetaling kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 2 september 2022, waarin werd bepaald dat eiser een bedrag van € 2.933,22 aan ontvangen kinderbijslag moest terugbetalen. De rechtbank heeft op 14 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft dit zonder zitting gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Awb, zes weken bedraagt en dat deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiser heeft erkend dat hij deze termijn heeft overschreden, maar stelt dat deze overschrijding verschoonbaar is omdat hij het bestreden besluit pas later heeft ontvangen. Hij voert aan dat het besluit niet per post is verzonden, maar in zijn DigiD-portaal is geplaatst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb heeft aangetoond dat het bestreden besluit op 6 september 2022 in de Berichtenbox van eiser is geplaatst. De rechtbank concludeert dat de bekendmaking op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om zijn Berichtenbox te controleren. Eiser heeft ook aangevoerd dat er onjuistheden in het bestreden besluit stonden, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.