ECLI:NL:RBZWB:2023:2727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV over de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Het UWV had in een gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 maart 2023 bepaald dat verzoeker vanaf 7 december 2020 recht heeft op een IVA-uitkering, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 837,00.

Daarnaast heeft verzoeker verzocht om vergoeding van kosten voor een rapport van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die samen € 2.964,50 bedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen, met uitzondering van administratiekosten die niet vergoed worden. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.269,83, die het UWV aan verzoeker moet betalen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 april 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5667 WIA
uitspraak van 20 april 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. I.A.C. Cools,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 november 2021 van het UWV over de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
In een gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 maart 2023 heeft het UWV bepaald dat verzoeker vanaf 7 december 2020 recht heeft op een IVA-uitkering, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 3 maart 2023 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
3. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift).
4. Verzoeker heeft daarnaast verzocht om vergoeding van de door hem gemaakte kosten voor het rapport van 4 januari 2023 van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] en arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van het [naam bedrijf] . Verzoeker heeft met een factuur onderbouwd dat de kosten € 2.964,50 bedragen. Daarbij is uitgesplitst dat de verzekeringsarts tien uur aan het onderzoek heeft besteed à € 134,04 per uur en de arbeidsdeskundige vijf uur tegen hetzelfde tarief.
De rechtbank stelt, met inachtneming van wat staat vermeld in artikel 8:36, tweede lid, van de Awb en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (het Besluit), vast dat bij het verrichten van de werkzaamheden in deze zaak het maximale uurtarief in 2022 € 136,19 bedroeg. Het uurtarief van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige is lager dan dit bedrag, zodat de gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Uit artikel 15 van het Besluit volgt dat het tarief wordt verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting, in dit geval 21%. Gelet op het voorgaande dient het UWV in totaal vijftien uur x € 134,04, inclusief 21% omzetbelasting, te vergoeden, te weten een bedrag van € 2.432,83.
In de factuur van het [naam bedrijf] zijn € 439,40 aan administratiekosten per dossier in rekening gebracht. Die kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu administratiekosten niet voorkomen in de limitatieve opsomming in het Bpb. In zoverre wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De totale vergoeding van de kosten wordt door de rechtbank vastgesteld op een bedrag van € 3.269,83 (€ 837,00 + € 2.432,83).
5. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 3.269,83.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 20 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.