ECLI:NL:RBZWB:2023:2727
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV over de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Het UWV had in een gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 maart 2023 bepaald dat verzoeker vanaf 7 december 2020 recht heeft op een IVA-uitkering, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 837,00.
Daarnaast heeft verzoeker verzocht om vergoeding van kosten voor een rapport van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die samen € 2.964,50 bedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen, met uitzondering van administratiekosten die niet vergoed worden. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.269,83, die het UWV aan verzoeker moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 april 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.