ECLI:NL:RBZWB:2023:2678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/02/349662 / FA RK 18-4981 en C/02/394893 FA RK 22-773
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Combee
  • mr. Skrotzki
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijf en voorlopige contactregeling voor minderjarige in het kader van een scheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.M. Minkels, verzocht om een definitieve zorgregeling en vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige op school. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.T.M. Sengers, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen en een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij ook de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar het rapport van de Raad, dat adviseerde om het voorlopig hoofdverblijf van de minderjarige bij de man te verlengen en de ouders de kans te geven om samen te werken aan een positieve ontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van de minderjarige is dat zij zo snel mogelijk naar school gaat en heeft de man vervangende toestemming verleend voor de inschrijving op school, indien de vrouw haar medewerking niet verleent. De voorlopige contactregeling tussen de vrouw en de minderjarige is vastgesteld, waarbij de vrouw de minderjarige elke woensdag na school haalt en om de twee weken een weekend bij haar verblijft.

De rechtbank heeft de overige verzoeken aangehouden tot een pro forma zitting op 9 januari 2024, waarbij partijen verzocht zijn om verslag uit te brengen over de voorlopige contactregeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters mr. Hamburger, mr. Combee en mr. Skrotzki.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummers: C/02/349662 / FA RK 18-4981 en C/02/394893 FA RK 22-773
Datum uitspraak: 14 april 2023
nadere beschikking betreffende hoofdverblijf en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.T.M. Sengers te Rotterdam,
betreffende de minderjarige:
- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2017.
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg , hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 19 december 2022, met de daarin vermelde stukken;
- het F2-formulier van mr. Sengers van 6 februari 2023;
- de brief van de Raad van 17 maart 2023 om uitstel voor indiening raadrapport;
- het e-mailbericht van de rechtbank aan de Raad van 20 maart 2023, dat uitstel niet verleend wordt;
- het aanvullend verzoek van de man van 22 maart 2023;
- het verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek van mr. Sengers van
29 maart 2023;
- het rapport van de Raad van 31 maart 2023, door de rechtbank ontvangen op 3 april 2023.
1.2
Op 4 april 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren aanwezig een medewerkster namens de Raad en twee medewerkers namens de GI.
1.3
In verband met de samenhang met het door de GI ingediende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (met kenmerk: C/02/406576 JE RK 23-311) zijn de zaken gezamenlijk mondeling behandeld. Op dit verzoek van de GI zal bij aparte beschikking worden beslist.

2.De nadere beoordeling

2.1
Thans zijn nog aan de orde de verzoeken van de man om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in de zaak met kenmerk C/02/349662 / FA RK 18-4981, samengevat:
1. een (definitieve) zorgregeling/omgangsregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige] ,
2. een voorlopige omgangsregeling vast te stellen terzake de omgang;
3. het vorenstaande (onder 1 en 2) op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vrouw niet meewerkt/weigert uitvoering te geven aan het vorenstaande/de beschikking, met een maximum van € 100.000,-;
4. kosten rechtens;
alsmede in de zaak met kenmerk C/02/394893 FA RK 22-773 te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man.
2.2
Aanvullend heeft de man verzocht om bij beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -:
de man vervangende toestemming te verlenen althans hem te machtigen – ter vervangende van de ontbrekende toestemming van de vrouw – om de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] , in te schrijven op [basisschool] , gevestigd aan het [adres] en de vrouw te bevelen om voornoemde minderjarige naar die school te laten gaan, althans de vrouw te veroordelen tot medewerking aan het inschrijven van voornoemde minderjarige op [basisschool] en de vrouw te bevelen om voornoemde minderjarige naar die school te laten gaan en wel binnen 24 uur na afgifte van de onderhavige beschikking, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vrouw – binnen 24 uur na afgifte van de onderhavige beschikking – weigert aan de beschikking uitvoering te geven, althans een dusdanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van de minderjarige geraden acht.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man de vordering tot opleggen van een dwangsom ten aanzien van de inschrijving van de school ingetrokken.
2.3
De vrouw heeft verweer gevoerd en heeft bij wijze van zelfstandig verzoek primair verzocht de definitieve hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw te bepalen en tussen de man en [minderjarige] een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] drie weekenden per maand van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij de man verblijft.
Subsidiair is verzocht tussen de vrouw en [minderjarige] een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] doordeweeks van maandag uit school tot vrijdag naar school bij de vrouw verblijft en van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man, waarbij [minderjarige] een weekend per maand van zaterdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vrouw verblijft.
2.4
Bij beschikking van 19 december 2022 heeft de rechtbank bepaald dat:
- [minderjarige] voorlopig haar hoofdverblijfplaats heeft bij de man;
- de afgifte van de minderjarige door de vrouw aan de man zo nodig met behulp van de sterke arm ten uitvoer wordt gelegd;
De rechtbank heeft daarnaast de Raad verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
  • Welke definitieve hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
  • Welke vorm van contact met de niet verzorgende ouder komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
  • Zijn er contra-indicaties voor het contact? In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen: hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
  • Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
  • Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vormgegeven te worden.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het raadsrapport.
2.5
De Raad heeft in zijn rapport van 31 maart 2023 geadviseerd de behandeling van de zaak aan te houden voor de duur van negen maanden en het voorlopig hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man met negen maanden te verlengen, rekening houdend met de termijn van de ondertoezichtstelling. De Raad voert hiertoe aan dat de ouders op dit moment met elkaar in gesprek zijn en dat er gebouwd wordt aan wederzijds vertrouwen. Gelet hierop vindt de Raad het te vroeg om een definitief hoofdverblijf te bepalen. Het is van belang dat de ouders, met name de vrouw, en de GI de mogelijkheid krijgen om te werken aan een positieve constructieve samenwerking en dat er uitvoering gegeven wordt aan de doelstelling van de ondertoezichtstelling. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij een evenredig contact heeft met beide ouders. Er zijn geen contra-indicaties naar voren gekomen die een belemmering vormen voor het contact met een van de ouders. Het contact tussen de vrouw en [minderjarige] zal onder begeleiding van de GI en de gezinsbehandelaar van [zorgorganisatie] geleidelijk worden uitgebreid, naar gelang de positieve ontwikkeling die door de ouders is ingezet het toelaat. De ouders dienen de samenwerking en het onderlinge vertrouwen in elkaar te versterken en hebben daarin nog een lange weg te gaan. Aangezien deze positieve ontwikkeling nog maar recent is ingezet, acht de Raad het noodzakelijk dat de gesprekken met de ouders onder begeleiding van de GI voortgezet worden waardoor de ouders in staat worden gesteld de toekomst van hun dochter vorm te geven.
2.6
Tijdens de mondelinge behandeling is daar door de Raad aan toegevoegd dat het belangrijk is dat [minderjarige] zo snel mogelijk op school zal starten. Zij is 5,5 jaar en is daarmee leerplichtig. De Raad meent dat daar voorafgaand aan de schoolgang geen gesprek op school met de ouders en betrokken hulpverlening voor nodig is.
2.7
Door en namens de man is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat [minderjarige] tot op heden nog niet naar school is gegaan. Wat de vader betreft zou dit deze week kunnen starten, maar het is hem niet duidelijk of de moeder hiervoor al toestemming heeft verleend. De vader vindt het erg belangrijk dat [minderjarige] zo snel mogelijk op school start. Hij handhaaft zijn verzoek tot vervangende toestemming. Daarnaast verzoekt hij de rechtbank reeds nu een beslissing te nemen over het hoofdverblijf van [minderjarige] en dit bij hem vast te stellen. Het is belangrijk dat hij het aanspreekpunt wordt voor [minderjarige] zodat hij goed op de hoogte blijft van wat er speelt. Hij merkt nog steeds dat hij informatie mist en heeft er weinig vertrouwen in dat de vrouw hem van alles op de hoogte zal houden wanneer het hoofdverblijf bij haar wordt bepaald. De man kan zich vinden in het advies van de Raad om de beslissing over de zorg- en contactregeling aan te houden. Hij heeft nog steeds de hoop er samen met de vrouw uit te komen, maar hij zet wel vraagtekens bij de bereidheid van de vrouw. Het gaat naar omstandigheden goed met [minderjarige] . Wel merkt de man dat zij haar moeder mist. De man meent dat het in het belang van [minderjarige] is dat er een ruime contactregeling met de vrouw komt. De door de vrouw gevraagde contactregeling vindt hij echter te ruim. De man vindt het belangrijk dat de regie over de contactregeling voorlopig bij de GI blijft.
2.8
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij haar toestemming heeft gegeven aan de [basisschool] om [minderjarige] daar te laten starten. Dit heeft nog niet plaatsgevonden, omdat de school voorafgaand aan de start van [minderjarige] op school, graag een gesprek wil hebben met beide ouders waarbij tevens een medewerker van de GI en een medewerker van [zorgorganisatie] aanwezig zijn. Dit gesprek staat gepland op 11 april aanstaande. De vrouw verzet zich niet tegen een aanhouding van de zaak, zoals geadviseerd door de Raad. Wel meent zij dat het contact tussen haar en [minderjarige] op korte termijn aanzienlijk moet worden uitgebreid. Zij ziet haar nu vier uur per week, maar gelet op het feit dat zij altijd de hoofdopvoeder van [minderjarige] is geweest, is dit veel te weinig. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij haar moeder, die altijd haar veilige thuishaven is geweest, vaker ziet.
2.9
Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij contact zal opnemen met de [basisschool] om te zorgen dat [minderjarige] hier zo snel mogelijk kan starten.
De GI bevestigt dat de moeder stappen heeft gezet en inmiddels bereid is te voldoen aan de voorwaarden die aan de contactregeling worden gesteld. Iedereen is het erover eens dat [minderjarige] meer contact moet hebben met de vrouw dan nu het geval is. De GI wil op korte termijn met partijen in gesprek over uitbreiding van de contactregeling. Daarbij moet het belang van [minderjarige] leidend zijn. Het is voor de GI nog niet duidelijk hoe de definitieve contactregeling er uit moet komen te zien. Wel is duidelijk dat de man niet alleen een weekendregeling wil. De vrouw kijkt hier anders tegenaan.
Overweging rechtbank in de zaak met nummer C/02/349662 FA RK 18-4981
Voorlopige contactregeling
2.1
Op voorstel van de Raad heeft de rechtbank de behandeling onderbroken om partijen de gelegenheid te geven met elkaar, in samenspraak met de GI, te overleggen over een uitbreiding van de contactregeling tussen de vrouw en [minderjarige] . Partijen zijn daarbij tot de volgende,
voorlopige, contactregelinggekomen:
- de vrouw haalt [minderjarige] elke woensdag uit school waarna [minderjarige] tot donderdag 18.30 uur (na het eten) bij de vrouw verblijft. De vrouw brengt [minderjarige] op donderdag bij de man terug. Deze regeling start op 12 april 2023.
- [minderjarige] verblijft om de twee weken een weekend bij de vrouw van zaterdag 10.00 uur tot zondag 12.00 uur. De man brengt [minderjarige] op zaterdag naar de oma moederszijde en de vrouw brengt [minderjarige] op zondag terug bij de man. Deze regeling start met ingang van 8 april 2023.
Aan deze regeling worden de volgende voorwaarden verbonden:
  • De vrouw stuurt de man op woensdag een sms-bericht om te bevestigen dat zij [minderjarige] heeft opgehaald van school.
  • De vrouw laat [minderjarige] op donderdag naar school gaan.
  • De ouders sturen elkaar uiterlijk drie uur voor de overdracht per mail een kort verslag over hoe het met [minderjarige] is gegaan. Deze mail wordt tevens in kopie naar de jeugdzorgwerker verzonden.
  • Voorafgaand aan de doordeweekse contactregeling overhandigt de vrouw het paspoort van [minderjarige] aan de jeugdzorgwerker, die het paspoort opbergt in een kluisje op het kantoor van de GI. Na het contact haalt de vrouw het paspoort weer op. Bij de weekendregeling overhandigt de vrouw het paspoort op zaterdag aan de man, die het op zondag weer teruggeeft aan de vrouw.
2.11
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het positief is dat partijen met elkaar tot overeenstemming zijn gekomen over een voorlopige contactregeling. Zij zal deze regeling als voorlopige contactregeling vastleggen en gaat er vanuit dat beide partijen zich hieraan zullen houden. Het is in het belang van [minderjarige] dat deze regeling goed verloopt. De rechtbank zal het verzoek van partijen tot het vaststellen van een definitieve contactregeling voor het overige aanhouden, nu de situatie tussen partijen nog in beweging is. Het is belangrijk dat partijen met elkaar in overleg treden en dat zij, onder regie van de GI, met elkaar gaan werken aan het verbeteren van de communicatie.
2.12
De rechtbank houdt de overige verzoeken van partijen onder dit zaaksnummer aan tot
9 januari 2024 PRO FORMA. Zij verzoekt de GI en (de advocaten van) partijen twee weken voor deze datum schriftelijk verslag uit te brengen over het verloop van de voorlopige contactregeling en de stand van zaken. Voorts dienen (de advocaten van) partijen aan te geven of de verzoeken wordt gehandhaafd. Indien de verzoeken worden gehandhaafd, zal door de rechtbank een mondelinge behandeling worden gepland.
Overweging rechtbank in de zaak met nummer C/02/394893 FA RK 22-773
Hoofdverblijf
2.13
Ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige] overweegt de rechtbank als volgt. Bij beschikking van 19 december 2022 heeft de rechtbank het voorlopig hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man bepaald. De rechtbank is van oordeel dat er duidelijkheid moet komen over het definitieve hoofdverblijf van [minderjarige] , zodat zowel partijen als [minderjarige] weten waar zij aan toe zijn. Op dit moment verblijft [minderjarige] bij de man. Het gaat naar omstandigheden goed met [minderjarige] . De plaatsing bij de man is ingrijpend voor haar geweest, maar de man geeft haar de ruimte om te wennen. De man staat open voor hulpverlening en voor uitbreiding van het contact tussen [minderjarige] en de vrouw. Hij stelt het belang van [minderjarige] op de eerste plaats. Gebleken is dat de man nog steeds niet als volwaardig gezagdragende ouder wordt geïnformeerd. De rechtbank heeft er, gelet op het verleden, niet alle vertrouwen in dat de vrouw de man volledig zal informeren wanneer het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar wordt vastgesteld. Omgekeerd heeft de rechtbank er wel vertrouwen in dat de man de vrouw zal informeren en dat hij haar een plaats gunt in het leven van [minderjarige] . Gelet hierop acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat het hoofdverblijf bij haar wordt vastgesteld. Zij zal dit verzoek van de man dan ook toewijzen.
Vervangende toestemming
2.14
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] nog steeds niet naar school gaat. De rechtbank vindt het van uiterst belang dat [minderjarige] zo spoedig mogelijk naar school gaat. Eerder in de procedure is gebleken dat de vrouw haar toezeggingen niet altijd nakomt. Het belang van [minderjarige] brengt met zich mee dat er geen verdere vertraging in haar start op school ontstaat. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de man, voor zover nodig, de gevraagde vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [minderjarige] op [basisschool] . Indien de vrouw, zoals toegezegd, haar medewerking blijft verlenen, zal van deze vervangende toestemming geen gebruik gemaakt hoeven te worden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.15
De rechtbank zal de beslissing gelet op de aard daarvan uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de man. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Proceskosten
2.16
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

3.De beslissing

De rechtbank:
In de zaak met nummer C/02/394893 FA RK 22-773
bepaalt dat [minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de man;
geeft aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming om [minderjarige] in te schrijven op [basisschool] in [plaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
In de zaak met nummer C/02/349662 FA RK 18-4981
bepaalt dat [minderjarige] en de vrouw
voorlopigcontact hebben zoals beschreven onder rechtsoverweging 2.10;
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
9 januari 2024 PRO FORMA;
verzoekt aan de GI om uiterlijk op deze datum schriftelijk verslag uit te brengen, zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.12, waarna (de advocaten van) partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld om daarop te reageren en het gewenste procesverloop kenbaar te maken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023 door
mr. Hamburger, voorzitter, mr. Combee en mr. Skrotzki, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: