ECLI:NL:RBZWB:2023:2676
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- mr. Hamburger
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige dochter
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met het verzoek om vervangende toestemming voor een vakantie met hun minderjarige dochter naar een vakantiepark. De vrouw heeft de man om toestemming gevraagd, maar deze heeft geweigerd, omdat hij vindt dat het traject in de ondertoezichtstelling niet goed verloopt. De vrouw stelt echter dat het belang van hun dochter voorop staat en dat zij recht heeft op deze vakantie. De man heeft zijn toestemming al gegeven voor een vakantie in de zomer en vindt de korte vakantie niet noodzakelijk. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, gezien het belang van de minderjarige en de persoonlijke levenssfeer van partijen. Tijdens de mondelinge behandeling is de man niet verschenen, terwijl de vrouw en haar advocaat wel aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vaststaat. De rechtbank oordeelt dat, gezien het gezamenlijke gezag over de minderjarige, de vrouw de toestemming van de man nodig heeft om met haar dochter op vakantie te gaan. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het in het algemeen belang van een kind is om op vakantie te kunnen met zijn of haar ouders, tenzij er gegronde redenen zijn om dit te weigeren. In dit geval zijn er geen uitzonderingssituaties gebleken die een weigering van de toestemming rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de vordering van de vrouw toe te wijzen en haar toestemming te verlenen om van 25 april 2023 tot en met 28 april 2023 met haar dochter op vakantie te gaan. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.