ECLI:NL:RBZWB:2023:2669

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
02-292418-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval met mes en het dragen van een wapen

Op 21 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval met een mes. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er zijn verschillende aangiften en proces-verbaal als bewijs gepresenteerd. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte op 10 november 2022 in Bergen op Zoom een overval heeft gepleegd op een winkel, waarbij hij een kassière met een mes heeft bedreigd en een geldbedrag heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks zijn psychische problemen, en legde een gevangenisstraf op van 28 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Bijzondere voorwaarden werden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn psychische aandoeningen. De benadeelde partij, de kassière, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook verplicht was om de schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-292418-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de [verblijfsplaats]
raadsman: mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is aangepast overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een mes een gewapende overval heeft gepleegd en dat mes bij zich heeft gedragen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het procesdossier en de bekennende verklaring wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 april 2023;
- de aangifte van [aangever 1] van 10 november 2022, nr. PL2000-2022298687-21 , opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district de Markiezaten, basisteam Bergen op Zoom (p. 29-31);
- de aangifte van [aangever 2] met bijlage van 10 november 2022, nr. PL2000-2022298687-17 , opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district de Markiezaten, basisteam Bergen op Zoom (p. 32-34);
- het proces-verbaal onderzoek van de Wet Wapens en Munitie (WWM) van 13 december 2022, nr. PL2000-2022298687-24 , opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district de Markiezaten, basisteam Bergen op Zoom (p. 49-50).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 10 november 2022 te Bergen op Zoom, aan [adres] , 274,35 Euro, die aan [winkel] (gevestigd aan [adres] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 1] (medewerker van die bovenstaande [winkel] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , door zich naar die bovenstaande [winkel] te begeven en zich naar de kassa(balie) te begeven en die [aangever 1] een mes te tonen en dat mes op die [aangever 1] te richten en die [aangever 1] de woorden toe te voegen ‘Doe die kassa open’, en ‘De lade moet open’;
feit 2
op 10 november 2022 te Bergen op Zoom een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om te dreigen, heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd reeds in voorarrest doorgebracht en een proeftijd van 3 jaar. De officier vordert hieraan bijzondere voorwaarden te koppelen zoals door de reclassering geadviseerd, bestaande uit een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, verblijf in een beschermde woonvorm en een drugs- en alcoholverbod. Hij baseert zijn eis op de geldende richtlijnen waarbij hij rekening houdt met de recidive van verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd, zodat verdachte sneller kan starten met zijn klinische behandeling en geholpen kan worden. De verdediging vraagt dat te doen door het dragen van het mes niet als strafverzwarend mee te wegen en de door de psychiater vastgestelde verminderde toerekenbaarheid over te nemen. De verdediging verzoekt tevens de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden over te nemen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op de [winkel] , waarbij hij een kassière met een mes heeft bedreigd. Een dergelijke overval is zeer beangstigend voor de slachtoffers ervan. Dat de impact op het slachtoffer in dit geval ook erg groot is, blijkt wel uit het feit dat het slachtoffer twee weken niet heeft kunnen werken. Na het hervatten van haar werkzaamheden was de angst nog steeds aanwezig. Bovendien vergroten gewapende overvallen het gevoel van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen kennelijk niet bekommerd en heeft alleen gedacht aan zijn eigen belang. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor een overval op een winkel met bedreiging met geweld uitgaan van een gevangenisstraf van twee jaar. De rechtbank neemt dat uitgangspunt over.
De rechtbank houdt daarbij in het nadeel van verdachte rekening met zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte in 2018 voor twee straatroven is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Verdachte moet dan ook bekend zijn geweest met de gevolgen die zijn handelen op het slachtoffer zou hebben, maar dat heeft hem er niet van weerhouden de overval te plegen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de Pro Justitia-rapportage die [psychiater] op 24 januari 2023 heeft opgesteld. De psychiater constateert dat verdachte lijdt aan schizofrenie, dat er sprake is van misbruik van cannabis en cocaïne en dat hij ten tijde van het plegen van de feiten was teruggevallen in cocaïne- en cannabisgebruik. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte ten tijde het plegen van de feiten psychotisch was maar verdachte was mogelijk wel onder invloed van middelen. Verdachte is door zijn schizofrenie en afhankelijke persoonlijkheidstrekken gevoelig voor negatieve beïnvloeding door anderen. Zelfstandig is hij niet goed in staat om daar weerstand aan te bieden. Verdachte voelde zich niet in staat zijn problemen zelf op te lossen en nam daarop het besluit om grensoverschrijdend gedrag te laten zien en pleegde de overval. Hij ging ervan uit dat hij zou worden aangehouden en dan hulp zou krijgen. Gelet op de bovengenoemde samenhang met zijn psychiatrische aandoening, wordt geadviseerd om de bewezen verklaarde feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt het goed onderbouwde advies over en gaat ervan uit dat de bewezen verklaarde feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Verder heeft de psychiater geconcludeerd dat er sprake is van een matig recidiverisico op gewelddadig en
grensoverschrijdend gedrag. Om dat recidiverisico te beperken wordt geadviseerd verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder forensisch psychiatrische behandeling te stellen met plaatsing in een begeleide woonvorm of een kliniek en een toezicht door reclassering op te leggen.
De reclassering heeft op 7 maart 2023 over verdachte gerapporteerd dat hij in het verleden al eens de tbs-maatregel heeft doorlopen en meer recent in het kader van een toezichtsperiode twee jaar geleden is uitgestroomd naar een zelfstandige woning, waardoor hij vatbaar werd voor negatieve invloeden en is teruggevallen in middelengebruik. Hierdoor ontstonden financiële problemen met als gevolg het plegen van verwervingscriminaliteit. De behandeling met depotmedicatie (antipsychotica) heeft de terugval van verdachte niet kunnen voorkomen. De reclassering schat de kans op recidive hoog in. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psychiater en is van mening dat oplegging van bijzondere voorwaarden nodig is, waaronder een (gedwongen) klinische opname. Verdachte moet in een gestructureerd kader worden behandeld in een beschermde woonvorm met 24uurs-toezicht. De reclassering schat de responsiviteit van verdachte hiervoor als gemiddeld in. Ter zitting is gebleken dat verdachte gemotiveerd is voor de behandeling.
Tot slot houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij vanaf het moment van aanhouding direct openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft de politie op de locatie gewezen waar hij het mes had weggegooid. Verdachte heeft spijt betuigd en komt daarin op de rechtbank oprecht over.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, hoezeer verdachte zijn eigen problemen ook onderkent en wil meewerken aan het aanpakken daarvan, een gevangenisstraf van de duur zoals door de verdediging is voorgesteld onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de bewezen verklaarde overval en de recidive van verdachte. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd reeds in voorarrest doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om via de bijzondere voorwaarden een blijvende gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen.
Nu er sprake is van eendaadse samenloop zal de rechtbank geen aparte straf opleggen voor de overtreding die onder feit 2 ten laste is gelegd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1.503,43 voor het onder 1 het ten laste gelegde feit bestaande uit € 3,43 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3,43 aan materiële schade ter zake de gemaakte reiskosten voor een bezoek aan het kantoor van haar raadsvrouw. De rechtbank acht dit bedrag toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Verdachte heeft benadeelde met een mes bedreigd tijdens een overval op de winkel waar benadeelde werkte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van deze normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een
aantasting in de persoon op andere wijzein de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,00 billijk.
Totaal
De rechtbank wijst de vordering toe tot een totaalbedrag van € 1.003,43, bestaande uit
€ 3,43 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 10 november 2022.
De verdediging heeft verzocht om de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. Verdachte staat onder bewind en de oplegging van de maatregel zou er volgens de verdediging enkel toe leiden dat verdachte langer in detentie blijft, nu hij niet de financiële middelen heeft de schadevergoeding te voldoen. Aan de voorwaarden voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel is voldaan. De rechtbank acht het ook wenselijk dat de inning van het verschuldigde bedrag uit handen wordt genomen bij de benadeelde partij. Gijzeling wordt bovendien alleen toegepast indien sprake is van betalingsonwil en niet bij betalingsonmacht. De rechtbank zal dan ook de schadevergoedingsmaatregel tot betaling van het toegekende schadebedrag opleggen. Dit betekent dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl bij de feiten 1 en 2 van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht sprake is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de verslavingsreclassering. De locatie is afhankelijk van waar verdachte zich zal inschrijven. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich zal laten opnemen in een nader te bepalen FPA of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra verdachte uit detentie komt. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Aansluitend na zijn opname in de kliniek wordt verdachte geplaatst in een forensische woonvorm met begeleiding van een forensisch FACT-team;
* dat verdachte zich laat behandelen door een nader te bepalen ambulante hulpverlener, zoals een forensisch FACT-team (afhankelijk waar verdachte gaat wonen) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct na klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte verblijft in een nader te bepalen forensische instelling (afhankelijk waar verdachte gaat wonen) of een andere instelling voor beschermd wonen te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na klinische opname. Verdachte kan de klinische behandeling pas afronden indien er een passende woonvorm voor hem beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van
€ 1.003,43, waarvan € 3,43 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] , € 1.003,43 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
10 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. M.M. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.W. Claassen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 april 2023.