Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.Het beslag
7.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen inbreken in een woning en het wegnemen van goederen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er was geen reden voor schorsing van de vervolging. Tijdens de beoordeling van het bewijs concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte aan de woninginbraak te linken. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kon komen, omdat de herkenning door een verbalisant onvoldoende was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 2.500,- vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende, waaronder scooters en een personenauto, omdat deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, met mr. J.P.E. Mullers als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.