ECLI:NL:RBZWB:2023:2655

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
C/02/402179 / HA ZA 22-537 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid in het verzet

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.E. Toffoletto, had eerder een verstekvonnis tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. de Jong, verkregen. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het verzet niet tijdig is ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde op 17 augustus 2022 telefonisch contact heeft gehad met de deurwaarder, wat volgens de rechtbank een daad van bekendheid met de veroordeling inhoudt. Hierdoor is de termijn voor het instellen van verzet op die datum aangevangen en geëindigd op 14 september 2022. Aangezien de verzetdagvaarding pas op 26 september 2022 is betekend, is de gedaagde niet ontvankelijk verklaard in zijn verzet. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 766,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/402179 / HA ZA 22-537
Vonnis in verzet van 19 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. S.E. Toffoletto te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. M.M. de Jong te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte van [eiser] met producties 19 tot en met 21;
  • de akte van [gedaagde] met producties 4 en 5;
  • de mondelinge behandeling van 11 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. Toffoletto, die tijdens de mondelinge behandeling zijn voorgelezen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] staat in de kamer van koophandel ingeschreven op het [adres] .
2.2.
In het verstekvonnis van 13 juli 2022 heeft de rechtbank onder meer [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van de hierna onder 3.1 in samenhang met 3.2 genoemde bedragen. Het verstekvonnis is aan [gedaagde] betekend op 27 juli 2022 op het [adres] . Een afschrift van het exploot is achtergelaten in een gesloten envelop.
2.3.
De deurwaarder heeft namens [eiser] op 10 augustus 2022 executoriaal derdenbeslag onder de Belastingdienst gelegd. De overbetekening daarvan heeft op 15 augustus 2022 plaatsgevonden. Ook dit exploot is betekend aan [gedaagde] op het [adres] . De deurwaarder heeft een afschrift van het exploot gelaten aan: ‘
de heer [naam 1] , aldaar werkzaam’.
2.4.
In de telefoonnotitie van de deurwaarder van 17 augustus 2022 staat: ‘
it-db2/ [gedaagde] ( [geboortedag] -1995): + [telefoonnummer 1] : belde nav beslag BD, wilde regelen, € 50,00 p/maand. (...)’.
2.5.
Op 29 augustus 2022 is executoriaal beslag gelegd op de woning van [gedaagde] op het [adres] .
2.6.
[gedaagde] heeft op 30 augustus 2022 telefonisch contact opgenomen met deurwaarder. In de telefoonnotitie van de deurwaarder van die datum staat: ‘
it-deb2 ( [telefoonnummer 2] ): kwam bij zijn vader stukken tegen die voor hem bedoeld waren, dat klopt niet. Agg de stukken zijn betekend aan het adres waarop u ingeschreven staat, deb bevestigt dat dit adres ook klopt. (...) doet voorstel nu € 10.000,00 en daarna € 500,00 p/m. (...)’.
De deurwaarder heeft op 2 september 2022 de betalingsregeling aan [gedaagde] bevestigd.
2.7.
De verzetdagvaarding is op 26 september 2022 betekend.
2.8.
De deurwaarder schrijft op 27 maart 2023 aan de advocaat van [eiser] :
‘(...) Op 15-08-2022 is het beslag onder de belastingdienst (d.d. 10-08-2022) aan [gedaagde] jr overbetekend (bij de overbetekening zit uiteraard een afschrift van het beslag d.d. 10-08-2022 onder de belastingdienst).De overbetekening is gedaan aan een werknemer van [naam 2] jr. zijnde [naam 1] . (...) Op 17-08-2022 is daarop door [naam 2] jr. n.a.v. die overbetekening gebeld met ons kantoor. (dus heeft hij die van zijn werknemer [naam 1] ontvangen).(...)
2.9.
De deurwaarder heeft van of namens [gedaagde] in totaal een bedrag van € 24.189,00 in mindering op de vordering van [eiser] ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft in de verstekprocedure tussen hem, [gedaagde] en de besloten vennootschap Bewindvoeringskantoor [naam kantoor] B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van [gedaagde] handelende onder de naam [bedrijf] primair gevorderd:
1. te verklaren voor recht dat de aannemingsovereenkomst tussen partijen per brief van 10
maart 2022 buitengerechtelijk is ontbonden dan wel deze overeenkomst alsnog te
ontbinden;
2. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
€ 30.469,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag aan schade
bestaande uit extra kosten die [eiser] moet maken van € 1.571,11 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] te betalen de kosten van de deskundige van € 580,50 alsmede de buitengerechtelijke kosten van € 1.332,46;
5. hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de primaire vorderingen van [eiser] toegewezen behoudens de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad ten aanzien van de verklaring voor recht en de wettelijke rente over de aanvullende schadevergoeding over de periode van 24 december 2021 tot de datum van dagvaarding. De bewindvoerder en [gedaagde] zijn veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 2.162,60.
3.3.
[gedaagde] vordert in het verzet hem te ontheffen van de veroordeling uitgesproken in het verstekvonnis met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] voert aan dat [gedaagde] niet tijdig verzet heeft ingesteld en dat hij daarom niet ontvankelijk in zijn verzet moet worden verklaard.
4.2.
Op grond van artikel 143 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld daartegen verzet doen. Op grond van artikel 143 lid 2 Rv moet het verzet worden gedaan binnen vier weken (1) na betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon of (2) na het plegen door de veroordeelde persoon van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. De maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv houdt in dat de veroordeelde zelf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens beschikte met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. [1] Buiten deze gevallen vangt de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan op grond van artikel 143 lid 3 Rv aan (3) op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
4.3.
De maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv dat de veroordeelde zelf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens beschikte met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling houdt niet in dat de veroordeelde het vonnis (in schriftelijke vorm) ontvangen moet hebben of dat de volledige tekst hem is medegedeeld. Het is voldoende als hij weet van het bestaan van het vonnis, met inbegrip van de gegevens: op vordering van wie en door welke rechterlijke instantie hij is veroordeeld, en waartoe.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verstekvonnis van 13 juli 2022 niet in persoon aan [gedaagde] is betekend. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] een daad van bekendheid met de aangevangen tenuitvoerlegging heeft gepleegd (ex artikel 143 lid 2 Rv), ten gevolge waarvan de verzettermijn is aangevangen.
4.5.
Ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat de verzettermijn is aangevangen op 17 augustus 2022, de dag waarop [gedaagde] telefonisch contact heeft gehad met de deurwaarder om, naar aanleiding van het executoriale beslag onder de Belastingdienst, een betalingsregeling te treffen.
4.6.
[gedaagde] voert aan dat hij eerst op 29 augustus 2022 kennis heeft genomen van het verstekvonnis en dat hij naar aanleiding daarvan op 30 augustus 2022 met de deurwaarder contact heeft opgenomen. Op 17 augustus 2022 heeft hij geen telefonisch contact gehad met de deurwaarder. [gedaagde] wijst er op dat het telefoonnummer dat door de deurwaarder is genoteerd niet van hem maar van zijn vader, die eveneens bij verstek is veroordeeld, is. Het exploot van overbetekening van 15 augustus 2022 heeft hem ook niet bereikt. [naam 1] is hem onbekend.
4.7.
De rechtbank overweegt het volgende.
4.8.
De deurwaarder heeft op 17 augustus 2022 genoteerd dat [gedaagde] op die datum met hem contact heeft opgenomen naar aanleiding van het beslag onder de Belastingdienst. In de telefoonnotitie is ook de geboortedatum van [gedaagde] , waarvan [gedaagde] de juistheid niet heeft betwist, opgenomen. In de e-mail van 27 maart 2023 aan de advocaat van [eiser] bevestigt de deurwaarder nog eens dat dit contact heeft plaatsgevonden. Gelet hierop heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist dat op 17 augustus 2022 een telefonisch onderhoud met de deurwaarder heeft plaatsgevonden. [gedaagde] kon niet volstaan met de enkele verwijzing naar het volgens hem onjuiste telefoonnummer. Dat dit telefoonnummer niet van [gedaagde] is, sluit immers niet uit dat het wel [gedaagde] is geweest die telefonisch contact met de deurwaarder heeft opgenomen. Dit klemt temeer nu het executoriale derdenbeslag onder de Belastingdienst twee dagen daarvoor is overbetekend op het adres waarvan vast staat dat [gedaagde] daar staat ingeschreven. [gedaagde] voert weliswaar aan dat ook dit exploot hem niet heeft bereikt en dat de heer [naam 1] hem onbekend is, maar door hem is niet aangevoerd dat het exploot niet op de juiste wijze is betekend en wat daarvan de consequentie zou moeten zijn. De rechtbank gaat er dus van uit dat het exploot [gedaagde] heeft bereikt en dat hij daarop met de deurwaarder contact heeft opgenomen. Gelet op de inhoud van het telefoongesprek met de deurwaarder, kan het volgens de rechtbank niet anders dan dat [gedaagde] op dat moment kennis had genomen van het betekende exploot.
4.9.
Het exploot van beslaglegging onder de Belastingdienst, dat op 15 augustus 2022 is meebetekend aan [gedaagde] , bevat de onder 4.3 genoemde gegevens. Het wordt er dan ook voor gehouden dat [gedaagde] op 17 augustus 2022 over voldoende gegevens beschikte met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. De verzettermijn is daarmee op grond van artikel 143 lid 2 Rv op 17 augustus 2022 aangevangen en deze is vier weken later, op 14 september 2022, geëindigd. Nu de verzetdagvaarding pas op 26 september 2022 is uitgebracht, is het verzet door [gedaagde] dan ook niet tijdig ingesteld. De omstandigheid dat [gedaagde] (ook) op 30 augustus 2022 met de deurwaarder contact heeft opgenomen, hetgeen niet door [eiser] is betwist, leidt in het licht van het voorgaande niet tot een ander oordeel. De eerste termijn die een aanvang neemt, is bepalend voor het einde van het recht van verzet.
4.10.
De conclusie luidt dat [gedaagde] niet ontvankelijk is in het verzet. De overige stellingen en weren van partijen behoeven daarom geen bespreking meer.
4.11.
Nu [gedaagde] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzet zal hij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] , die worden vastgesteld op € 766,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [gedaagde] niet ontvankelijk in het verzet;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 766,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling;
5.4.
wijst het méér of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.