ECLI:NL:RBZWB:2023:2649

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
02-136208-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring brandstichting met gevaar voor goederen en terbeschikkingstelling van verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 31 mei 2022 brand heeft gesticht op zijn balkon in Tilburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gevaar voor goederen was, maar geen bewijs voor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is als volledig ontoerekeningsvatbaar beoordeeld, wat heeft geleid tot de oplegging van een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte de brandstichting wettig en overtuigend bewezen, maar de verdediging betwistte het bewijs voor levensgevaar. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is voor de brandstichting, gezien zijn psychische toestand ten tijde van het feit. De rechtbank heeft de tbs met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte moet meewerken aan reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de tbs vastgesteld en de dadelijke uitvoerbaarheid ervan gelast, met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-136208-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
thans verblijvende in [verblijfadres ]
raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8 december 2022, 18 januari 2023 en 6 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De rechtbank heeft op een eerdere zitting de zaken met parketnummers 02-013525-22, 02-064478-22 en 02-136208-22 gevoegd. Thans is de rechtbank gebleken dat voeging van de zaken niet in het belang van het onderzoek is en beveelt daarom splitsing van de gevoegde zaken. De zaken met parketnummers 02-013525-22 en 02-064478-22 blijven gevoegd en de zaak met parketnummer 02-136208-22 wordt afgesplitst. In de zaak met parketnummers 02-013525-22 en 02-064478-22 wordt apart vonnis gewezen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 31 mei 2022 in Tilburg brand heeft gesticht op zijn balkon.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte brand heeft gesticht op zijn balkon. Zij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van [getuige 1] en de verklaring van de [getuige 2] , bevelvoerder van de brandweer. De officier van justitie is op grond van de bewijsmiddelen van mening dat bewezen kan worden verklaard dat sprake was van levensgevaar. Zij wijst daarbij op het gegeven dat naast verdachte in ieder geval ook [getuige 1] in het appartementencomplex aanwezig was. Daar komt bij dat ook de koolmonoxide voor levensgevaar zorgde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op zich tot een bewezenverklaring kan komen van de brandstichting, maar niet van het levensgevaar. Het dossier bevat geen rapport van de brandweer. Voorts is gebleken dat de boven-, onder- en naastgelegen appartementen niet bewoond waren. Er is weliswaar een koolmonoxidemeting geweest, maar niet duidelijk wordt waar precies die meting is gehouden. Dit alles maakt dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Verdachte moet dan ook voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft brand gesticht op het balkon van zijn appartement. Dit heeft er in ieder geval toe geleid dat sprake is geweest van gevaar voor goederen. De vraag die beantwoord moet worden is of toen ook sprake is geweest van levensgevaar of van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat het dossier voor beantwoording van die vraag ontoereikend is. Zo wordt niet duidelijk welke appartementen in appartementencomplex bewoond waren en hoe die appartementen zich verhouden qua ligging en afstand tot het appartement van verdachte. Dit maakt dat de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen zal verklaren en verdachte van dat onderdeel zal vrijspreken.
Aangezien verdachte ten aanzien van het deel dat ziet op gevaar voor goederen een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 8 december 2022;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever] (pagina 3 van het eind proces-verbaal met nummer PL2000-2022140455);
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 5 van het eind proces-verbaal met nummer PL2000-2022140455);
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] (pagina 12 van het eind proces-verbaal met nummer PL2000-2022140455).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 31 mei 2022 te Tilburg opzettelijk brand heeft gesticht op het balkon behorende bij een woning, gelegen aan de [adres ] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met folders, op voornoemd balkon, ten gevolge waarvan een gedeelte van dat balkon en die woning en zich op voornoemd balkon bevindende goederen, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor die woning en de overige zich in voornoemde woning/op voornoemd balkon bevindende goederen en/of belendende woningen, te duchten was;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid en oplegging maatregel

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verdachte niet strafbaar is voor de brandstichting. Verdachte heeft als gevolg van een psychotische toestand brand gesticht. Het feit kan dan ook niet aan verdachte worden toegerekend en hij dient van alle rechtsvervolging ontslagen te worden.
De officier van justitie is van mening dat een terbeschikkingstelling (hierna tbs) met voorwaarden op zijn plaats is. Aan de wettelijke criteria is voldaan. Gelet op de leeftijd van verdachte en op hoe het nu met hem gaat, moet hij een kans krijgen door middel van de tbs met voorwaarden, zoals door de reclassering geformuleerd.
De officier van justitie is van mening dat de duur van de tbs ongemaximeerd is in de zin van artikel 38e, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, nu zij ervan uit gaat dat sprake was van levensgevaar door de brandstichting.
Tot slot vordert zij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de verdediging is van mening dat verdachte volledige ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en om die reden een ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. De verdediging kan zich verder vinden in de gevorderde tbs met voorwaarden. Wel is de verdediging van mening dat de duur van de tbs gemaximeerd is, aangezien er geen sprake is geweest van levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich weliswaar schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, maar dat dit feit hem niet toegerekend kan worden. Uit het rapport van [psychiater] d.d. 14 oktober 2022 blijkt immers dat bij verdachte ten tijde van het strafbare feit sprake was van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een lichte stoornis in cannabisgebruik. Verdachte was in een psychose terechtgekomen. Er is een hoog recidiverisico voor geweldsdelicten wanneer verdachte geen behandeling krijgt. Geadviseerd wordt om de behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, omdat verdachte vanuit een volledig ontbrekend ziektebesef en ziekte-inzicht behandeling weigert.
De rechtbank stelt vast dat [psycholoog] bij rapport van 4 november 2022 tot een soortgelijke conclusie is gekomen voor wat betreft de stoornis. Ook het recidiverisico wordt als hoog beschouwd door de psycholoog. Evenals de psychiater komt de psycholoog tot het advies om een tbs met dwangverpleging op te leggen.
Naar aanleiding van een veranderde houding bij verdachte heeft [psychiater] aanvullend gerapporteerd. In het rapport van 11 januari 2023 heeft zij geconcludeerd dat nog steeds sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een lichte stoornis in cannabisgebruik. Ook wordt het recidiverisico nog steeds als hoog ingeschat wanneer een behandeling zou uitblijven. De psychiater is van mening dat nu wel ziektebesef bij verdachte aanwezig is, zij het nog pril en zeer beperkt, en dat bij hem het ziekte-inzicht ontbreekt. Vanwege zijn tot recent aanwezige zelfbepalende en zorgmijdende houding en zijn hoge lijdensdruk, acht de psychiater de kans groot dat verdachte zich uiteindelijk niet aan de voorwaarden van een tbs met voorwaarden zal houden. Zij adviseert om die reden nog steeds een tbs met dwangverpleging.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van de reclassering van 27 maart 2023. Uit dit rapport blijkt dat verdachte, doordat hij inmiddels is ingesteld op medicatie, vele malen minder gedesorganiseerd is en dat hij zelf aangeeft te beseffen hulp nodig te hebben. Daar waar verdachte eerst beperkt wilde meewerken, geeft hij nu aan mee te willen werken aan een behandeling.
Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, in het kader waarvan verdachte geplaatst is bij de [verblijfadres ] , is gebleken dat verdachte een meewerkende houding heeft. Hij heeft aangegeven psychisch stabiel te willen worden en een mooie toekomst tegemoet te willen gaan. Dit maakt dat, ondanks dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, de reclassering mogelijkheden ziet om de risico’s te beperken.
De reclassering adviseert een tbs met voorwaarden. Als voorwaarden worden geformuleerd het niet plegen van strafbare feiten, het meewerken aan reclasseringstoezicht, het meewerken aan een time-out, het niet naar het buitenland gaan, het meewerken aan een opname in een zorginstelling, het meewerken aan ambulante behandeling, het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het meewerken aan een drugs- en alcoholverbod, het meewerken aan een dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
De reclassering adviseert ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden.
Voor de rechtbank staat vast dat het in belang is van de maatschappij, maar zeker ook in het belang van verdachte zelf, dat hij passende hulpverlening krijgt. Uit de deskundigenrapporten blijkt duidelijk dat verdachte langdurige, intensieve behandeling nodig heeft. De rechtbank is zich ervan bewust dat tbs een zwaar middel is dat doorgaans in beeld komt als er sprake is van zeer ernstige misdrijven zoals bijvoorbeeld moord of doodslag. Daarvan is hier gelukkig geen sprake, maar toch is de rechtbank van oordeel dat tbs met voorwaarden in dit geval een passende maatregel is. Er is immers geen reëel alternatief. Tbs met dwangverpleging is, gezien de ernst van het feit, vooralsnog een stap te ver, maar tbs met voorwaarden acht de rechtbank wel passend.
Het ziekte-inzicht en ziektebesef is weliswaar pril en lijkt beperkt, maar naar het oordeel van de rechtbank tegelijkertijd voldoende om de tbs met voorwaarden te kunnen laten slagen.
Concluderend is de rechtbank, gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, van oordeel dat een tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten is voldaan:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- brandstichting is een misdrijf waarop een gevangenisstraf staat van meer dan vier jaar;
- de algemene veiligheid van goederen vereist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden overnemen. Verdachte heeft zich ter zitting ook nadrukkelijk bereid verklaard om die voorwaarden na te leven.
Nu de tbs niet wordt opgelegd wegens een geweldsmisdrijf, zoals bedoeld in artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, heeft de tbs een gemaximeerde duur van 4 jaar.
Vanwege het hoge recidiverisico en de noodzaak van behandeling in een kliniek, zal de rechtbank, op grond van artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dezen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:

1. verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

2.
verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
• Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
• Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
• Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te
helpen bij het naleven van de voorwaarden;
• Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
• Verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
• Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling
door andere instellingen of hulpverleners;
• Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
• Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die
contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3.
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
4.
Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
5.
Verdachte laat zich opnemen in [verblijfadres ] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds begonnen. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Zodra de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6.
Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat verdachte zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen als ook de controle daarop vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
7.
Verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering (mits geïndiceerd). Het verblijf start aansluitend op zijn klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8.
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
9.
Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
10.
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van een door de reclassering geschikt geachte vorm van dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
11.
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- draagt Reclassering Nederland op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 april 2023.
Mr. T.M. Brouwer en mr. D.L.J. Martens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.