ECLI:NL:RBZWB:2023:2633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
02-067983-22 en 02-110444-21 (vordering tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bezit van amfetamine en vuurwapen met bijbehorende strafoplegging

Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een hagelgeweer, munitie en XTC-pillen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 april 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende verdenking was om de woning van de verdachte te doorzoeken op basis van een anonieme melding. De verdachte werd beschuldigd van drie feiten: het voorhanden hebben van een hagelgeweer, het voorhanden hebben van vuurwerk en het voorhanden hebben van XTC-pillen. De rechtbank achtte het eerste feit bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het tweede feit wegens gebrek aan bewijs. Voor het derde feit, het bezit van XTC-pillen, werd de verdachte ook schuldig bevonden, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de pillen waren aangetroffen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren. Daarnaast werd de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf met een jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-067983-22 en 02-110444-21 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een hagelgeweer en munitie voorhanden had
Feit 2: opzettelijk vuurwerk voorhanden had
Feit 3: opzettelijk 18 xtc pillen voorhanden had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
3.1
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Alleen de Team Criminele Inlichtingen (TCI-)melding was onvoldoende redengevend om de woning binnen te gaan en te doorzoeken. Er was namelijk geen oordeel gegeven over de betrouwbaarheid ervan en hij was onvoldoende concreet en specifiek, temeer omdat er geen verdere aanwijzingen waren dat verdachte zich schuldig zou maken aan drugshandel dan wel wapenbezit. Om die reden is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat moet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
3.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de betreffende TCI-melding voldoende grond biedt voor de verdenking van wapenbezit en dat de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM) de bevoegdheid bevat tot doorzoeking en inbeslagneming bij verdachte. Het Openbaar Ministerie is daarom ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het is vaste rechtspraak dat verdenking van overtreding van de WWM kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. Die informatie was in dit geval vervat in een melding door een anonieme informant aan het TCI van de Eenheid Zeeland-West-Brabant. De rechtbank meent dat de in die melding vervatte gegevens voldoende concreet en specifiek waren om het in art. 49 WWM bedoelde vermoeden op te leveren op grond waarvan de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte mocht worden verricht. De omstandigheid dat de verbalisant geen oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kon geven, doet daar niet aan af en noopt volgens diezelfde vaste rechtspraak niet tot nadere motivering van het oordeel van de rechtbank dat aan de TCI-melding het vermoeden kon worden ontleend op grond waarvan de woning van verdachte doorzocht mocht worden.
De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 3 heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 baseert zij zich op het aantreffen van het wapen (het hagelgeweer) en de munitie (het kogelpatroon), het onderzoek aan het wapen en de munitie en het feit dat verdachte heeft verklaard een wapen en munitie voorhanden te hebben gehad. Ten aanzien van feit 3 baseert zij zich op het aantreffen van een pillendoos met 18 verschillende pillen, de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), en de verklaring van verdachte ter zitting dat hij XTC-pillen verzamelde. Er is een representatieve selectie van vijf pillen onderzocht en gelet op de uitkomst daarvan is voldoende aannemelijk geworden dat alle pillen XTC bevatten. De officier van justitie vraagt vrijspraak voor feit 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Doordat onvoldoende verdenking was jegens verdachte is zijn woning onrechtmatig doorzocht. Dat maakt dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim waarop bewijsuitsluiting moet volgen. Deze bewijsuitsluiting dient tot vrijspraak van alle feiten te leiden omdat de gevonden goederen dan niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. Ook als de rechtbank anders mocht oordelen is de verdediging van mening dat voor feit 1 vrijspraak moet volgen omdat in de processen-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming en van het onderzoek aan de aangetroffen wapens fouten in de nummering van de wapens zijn gemaakt. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of het wapen dat in beslag is genomen ook het wapen is dat later is onderzocht. Verdachte herkent de afbeelding van het ter zitting getoonde wapen niet gelijk en de omschrijving van het inbeslaggenomen wapen volgens de kennisgeving van inbeslagname wijkt af van het wapen dat is onderzocht en waarvan de foto is getoond ter zitting. Er is twijfel of het om hetzelfde wapen gaat als bij verdachte is aangetroffen en om die reden dient verdachte vrijgesproken te worden. Op de aanwezigheid van de munitie is geen verweer gevoerd.
Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken nu al het bewijs daarvoor ontbreekt.
Bij feit 3 hadden alle pillen onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van verdovende middelen. In de woning van verdachte zijn achttien verschillende pillen aangetroffen, waarvan slechts vijf pillen zijn onderzocht door het NFI. Mede gelet op het feit dat bij twee van de vijf onderzochte pillen bij de indicatieve test geen indicatie voor de aanwezigheid van amfetamine en MDMA naar voren kwam, hadden alle pillen onderzocht moeten worden. Nu kan op basis van het NFI-rapport slechts worden bewezen dat verdachte in totaal 2,5 pillen XTC voorhanden had, waarbij de verdediging alleen uitgaat van bewezenverklaring voor die pillen waar een normale hoeveelheid werkzame stof inzat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bewijsuitsluiting
Zoals hiervoor onder 3.1.3. is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende verdenking tegen verdachte was en dat de woning van verdachte rechtmatig is doorzocht. Dat betekent dat geen sprake is van een vormverzuim en dat niet wordt overgegaan tot bewijsuitsluiting. De in de woning van verdachte aangetroffen en in beslag genomen goederen kunnen dus dienen als bewijs in de strafzaak van verdachte.
Feit 1
Verdachte wordt verweten een gewijzigd vuurwapen (hagelgeweer), van het merk Browning, type Auto-5, kaliber Kal. 16 voorhanden te hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat het wapen zoals opgenomen in de tenlastelegging hetzelfde wapen is als het wapen dat in beslag is genomen en is onderzocht:
  • Uit het proces-verbaal van bevindingen van doorzoeking ter inbeslagneming van 18 maart 2022 maakt de rechtbank op dat op die dag een (hagel)geweer is aangetroffen in de woning van verdachte onder het bed ter hoogte van het hoofdkussen.
  • Op de kennisgeving van inbeslagneming van diezelfde dag zijn twee wapens opgenomen. Het eerste wapen wordt als volgt omschreven: “ Goednummer: PL2000-2022068013-2440781 /Categorie omschrijving: Wapens/Object: Vuurwapen (Geweer)/Merk/type: Fabrique D'armes/Land: Nederland/ [wapennummer] /Inhoud/specificatie: Verm, hagelgeweer met korte kolfgreep/Bijzonderheden: Onder het bed in de slaapkamer links naast voordeur.”
  • Uit het proces-verbaal van bevindingen van nader onderzoek aan het wapen van 27 april 2022 blijkt dat “een gewijzigd centraalvuur, enkelloops, semiautomatisch hagelgeweer, van het merk Browning, met goednummer PL2000-2022068013-2440781 , herkomst Fabrique Nationale D'Armes de Guerre te Herstal, België” is onderzocht.
  • Op de lijst van inbeslaggenomen en niet terug gegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel van 23 februari 2023 is een wapen opgenomen met [goednummer 2] , met de omschrijving fabrique d'armes.
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat het enige wapen dat in beslag is genomen en is onderzocht, het wapen is dat wordt omschreven als hagelgeweer, met [goednummer 2] , van het merk Browning, met als herkomst fabrique d'armes. Dit is hetzelfde wapen als het wapen dat is opgenomen op de tenlastelegging.
Ondanks het feit dat verdachte op zitting de getoonde afbeelding van het hagelgeweer niet zegt te herkennen, bekende hij bij het politieverhoor wel een antiek jachtgeweer in huis te bewaren. Uit het proces-verbaal van bevindingen van nader onderzoek aan het wapen van 27 april 2022 blijkt dat het onderzochte wapen een voor de jacht ontwikkeld geweer is en dat het zodanig is gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is geworden nu de loop en de kolf zijn ingekort. Tot slaat staat vast dat er één kogelpatroon is aangetroffen bij verdachte dat onder categorie III van de WWM valt. De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde dan ook bewezen.
Feit 2Uit het proces-verbaal van bevindingen van doorzoeking ter inbeslagneming blijkt dat een Cobra 6 zou zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Het dossier bevat echter geen nadere omschrijving van deze Cobra 6 en voorts is geen onderzoek gedaan aan deze Cobra 6 door het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen of de vermeende Cobra 6 vuurwerk is dat in strijd met het Vuurwerkbesluit in de woning van verdachte wordt gehouden. De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde dan ook niet bewezen en zal verdachte vrijspreken van dit feit.
Feit 3
In de woning van verdachte zijn 18 verschillende pillen aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat het aangewezen was alle pillen te laten testen door het NFI, juist vanwege het feit dat deze pillen stuk voor stuk anders waren. Desondanks zijn maar van vijf pillen monsters afgenomen die alle vijf amfetamine of MDMA bevatten. Op grond van deze positieve uitslag, staat volgens de rechtbank in ieder geval vast dat verdachte
een hoeveelheidXTC-pillen voorhanden heeft gehad, zodat de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen acht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 18 maart 2022 te [plaats] , een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een gewijzigd vuurwapen (hagelgeweer), van het merk Browning, type Auto-5, kaliber Kal. 16, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelpatroon van het merk Sellier en Bellot, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
3
op 18 maart 2022 te [plaats] opzettelijk
aanwezig heeft gehad XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine of MDMA,
zijndeeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In de vierde regel van het onder 3 tenlastegelegde ontbreekt het woord “zijnde”.
De rechtbank herstelt deze kennelijke omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf nu verdachte de goederen hobbymatig bezat. Daarnaast bevatten de pillen zodanig lage concentraties werkzame stoffen dat die geen effect sorteren en daarom in het voordeel van verdachte niet zouden moeten worden meegenomen qua hoeveelheid grammen. Subsidiair is een taakstraf aangevuld met een gevangenisstraf van 1 dag met aftrek van voorarrest passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaanVerdachte heeft een hoeveelheid XTC-pillen aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van drugs vaak gepaard gaat met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte wel rekening met de omstandigheid dat verdachte de pillen uit verzamelaarsoogpunt in bezit had en dat een deel van deze pillen zeer lage concentraties werkzame stoffen bevat. Hij had namelijk 18 verschillende pillen voorhanden die hij bewaarde in een verzameldoos (iedere pil in een apart vak). Ook tijdens het politieverhoor en tijdens het onderzoek op de terechtzitting verklaarde verdachte verzamelaar te zijn.
Voorts heeft verdachte een verboden wapen voorhanden gehad. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Ongecontroleerd bezit is om die reden verdachte kwalijk te nemen ook al was het wapen uit verzamelaarsoogpunt in het bezit van verdachte.
De persoon van verdachteDe rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens zijn strafblad, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij blijkens het reclasseringsrapport sinds 2021 een positieve gedragsverandering laat zien, dat het reclasseringstoezicht in februari 2022 positief is afgesloten en dat hij een opleiding tot ervaringsdeskundige is gestart. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte inmiddels is toegelaten tot een WSNP-traject .
De strafopleggingDe rechtbank zal een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren opleggen met aftrek van voorarrest. Het onvoorwaardelijke deel is daarbij gelijk aan het voorarrest zodat de proeftijd van twee jaren een stok achter de deur voor verdachte zal zijn hem ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis opleggen om recht te doen aan de ernst van de feiten.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging 02-110444-21

De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf, een geldboete van 550 euro die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 16 februari 2022 van de politierechter te Middelburg, met één jaar zal worden verlengd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten omdat verdachte daarmee onevenredig wordt benadeeld nu oplegging van de geldboete zal betekenen dat zijn WSNP-traject mogelijk zal worden beëindigd.
De rechtbank acht wel verlenging van de proeftijd met één jaar op zijn plaats.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie en met betrekking tot munitie van categorie III;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer alle genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, opgenomen in de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
Vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-110444-21
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. J.C. Gillesse en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 april 2023.
Mr. Gillesse, mr. Hofman en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.