ECLI:NL:RBZWB:2023:2584
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom door gemeente Breda
In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 10 februari 2023 is genomen. Dit besluit betreft het opleggen van een last onder dwangsom. Op 13 februari 2023 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat een zitting niet nodig was.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een tijdelijke maatregel te treffen. Voor een voorlopige voorziening is echter “onverwijlde spoed” vereist, wat betekent dat de gevolgen van het besluit niet kunnen worden hersteld als de beslissing op bezwaar wordt afgewacht. De gemeente Breda heeft op 24 maart 2023 in een e-mailbericht laten weten dat de begunstigingstermijn voor de last onder dwangsom wordt verlengd tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.
Verzoekers hebben niet gereageerd op de vraag van de voorzieningenrechter of zij hun verzoek willen intrekken of doorzetten, wat heeft geleid tot de conclusie dat zij thans onvoldoende spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 april 2023.