ECLI:NL:RBZWB:2023:2584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1975 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom door gemeente Breda

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 10 februari 2023 is genomen. Dit besluit betreft het opleggen van een last onder dwangsom. Op 13 februari 2023 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat een zitting niet nodig was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een tijdelijke maatregel te treffen. Voor een voorlopige voorziening is echter “onverwijlde spoed” vereist, wat betekent dat de gevolgen van het besluit niet kunnen worden hersteld als de beslissing op bezwaar wordt afgewacht. De gemeente Breda heeft op 24 maart 2023 in een e-mailbericht laten weten dat de begunstigingstermijn voor de last onder dwangsom wordt verlengd tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.

Verzoekers hebben niet gereageerd op de vraag van de voorzieningenrechter of zij hun verzoek willen intrekken of doorzetten, wat heeft geleid tot de conclusie dat zij thans onvoldoende spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1975

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2023 in de zaak tussen

[namen verzoekers], uit [woonplaats verzoekers], verzoekers,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

Inleiding

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 februari 2023 (bestreden besluit) van het college over het opleggen van een last onder dwangsom. Op 13 februari 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2. De gemeente Breda heeft de voorzieningenrechter in een e-mailbericht van 24 maart 2023 medegedeeld dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot zes weken na de beslissing op het bezwaar tegen de last onder dwangsom. Bij brief heeft de voorzieningenrechter verzoekers gevraagd of zij hun verzoek – gelet op dat e-mailbericht – willen intrekken of willen doorzetten. Verzoekers hebben daar niet op gereageerd.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers thans onvoldoende spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. De voorlopige voorziening procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van – in dit geval – de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Omdat de gemeente Breda schriftelijk heeft bevestigd dat de begunstigingstermijn wordt uitgesteld tot na de beslissing op het bezwaar van verzoekers, hebben verzoekers thans geen belang bij de gevraagde voorziening.
4. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Gelet hierop is geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.