ECLI:NL:RBZWB:2023:2571
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda inzake belanghebbendheid bij handhavingsverzoek
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 april 2023, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda beoordeeld. Het college had op 1 september 2022 de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belanghebbendheid. De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 behandeld, waarbij eiser 1 en een vertegenwoordiger van eiser 3 aanwezig waren, terwijl eiser 2 niet verscheen. Het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar.
De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van eisers terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Eisers, die zich verzetten tegen het gebruik van een opslagruimte door een bedrijf, stelden dat dit gebruik leidt tot meer emissies en gevolgen voor hun woon- en leefomgeving. De rechtbank concludeert echter dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van het gebruik van de opslagruimte, die zich op meer dan 200 meter afstand van hun woningen bevindt.
Eiseres 3, een rechtspersoon, betoogde dat zij wel belanghebbend is op basis van haar statutaire doelstellingen. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte heeft beoordeeld dat eiseres 3 geen gevolgen van enige betekenis ondervindt. Desondanks laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit in stand, omdat het college in het verweerschrift voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres 3 niet de belangen behartigt die binnen haar doelstellingen vallen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, en bepaalt dat het college het griffierecht en proceskosten aan eisers moet vergoeden.