ECLI:NL:RBZWB:2023:2548

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
02-116929-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplegen van een overval op een supermarkt met geweld en bedreiging

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het medeplegen van een overval op de Aldi in Zierikzee op 29 januari 2022. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 3 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een overval, waarbij geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de overval, gebaseerd op getuigenverklaringen, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de winkelmedewerkster, die zich tijdens de overval had verstopt, als slachtoffer moest worden aangemerkt, ondanks dat er geen directe geweldshandelingen tegen haar waren gepleegd. De rechtbank vond dat de verdachte en zijn medeverdachten een vooropgezet plan hadden om de overval te plegen en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 60 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de overval ernstige gevolgen had voor de slachtoffers. De benadeelde partij, de winkelmedewerkster, kreeg een schadevergoeding van €750,00 toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-116929-22
vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 3 april 2023, waarbij de officier van justitie mr. H.G. Klootwijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 29 januari 2022 samen met anderen of alleen een overval heeft gepleegd op de Aldi te Zierikzee.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde overval heeft begaan met uitzondering van het in de tenlastelegging opgenomen bedrag aan tabakswaren. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de camerabeelden, getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van verdachte. Zij is van mening dat [slachtoffer 1] slachtoffer is, omdat zij werkzaam is bij de Aldi die overvallen is. Dat zij zich heeft verstopt doet daar niet aan af. Verder is zij van mening dat het vasthouden van een mes, het dragen van bivakmutsen, het hard en dwingend roepen, vastpakken en duwen gezien kan worden als (bedreiging met) geweld. Verdachte was betrokken bij het plan voor de overval en heeft deze mee voorbereid en vervolgens ook uitgevoerd. Er is daarom sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. De geweldshandelingen komen ook voor zijn rekening.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde. Zij bepleit echter partiële vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 1] , nu er geen sprake is van enig (dreigend) handelen jegens haar. Ook bepleit zij partiële vrijspraak ten aanzien van het tenlastegelegde gebruik van (bedreiging met) geweld. Het mes is niet waargenomen of gebruikt en de duw/het vastpakken bij de schouder was niet van een dusdanige kracht dat wordt voldaan aan de kwalificatie geweld. Daarnaast is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van deze handelingen. Voorafgaand aan de overval is niet gesproken over geweldshandelingen. Verdachte wist niet dat er een mes werd meegenomen of dat er geweld zou worden gebruikt en hij hoefde daar ook geen rekening mee te houden. Hij heeft hierbij geen rol gehad. Tot slot is de verdediging van mening dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag aan tabakswaren niet bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde overval wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij samen met twee medeverdachten de Aldi heeft overvallen en dat daarbij geld en tabakswaren zijn buit gemaakt.
Gelet op het standpunt van de verdediging gaat de rechtbank nader in op de vraag of [slachtoffer 1] ook als slachtoffer moet worden aangemerkt. Ook zal de rechtbank ingaan op de vraag of sprake is van geweldshandelingen en op het bewijs voor het tenlastegelegde medeplegen.
Mevrouw [slachtoffer 1] ?
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] als slachtoffer van de overval is aan te merken. Zij was op het moment van de overval (als [functienaam] ) aan het werk in de Aldi, de supermarkt waartegen de overval was gericht. Zij heeft de overvallers met (bivak)mutsen op zien binnenkomen en heeft hen horen roepen om geld. Zij heeft zich weten te verstoppen achter een schap en vanaf die plek 112 gebeld. Dat zij zich heeft weten te verstoppen en dat er verder geen (gewelds)handelingen direct richting haar hebben plaatsgevonden maakt niet, gezien het voorgaande, dat zij niet kan worden aangemerkt als slachtoffer.
(Bedreiging met) geweld
Uit de bewijsmiddelen en met name de verklaring van verdachte volgt dat het plan om de Aldi te Zierikzee te overvallen de middag voorafgaand aan de overval is besproken. Verdachte en zijn medeverdachten zijn die middag bij elkaar gekomen, zijn naar de Aldi gegaan om te kijken of er camera’s hingen en hebben de vluchtroute bepaald. Kort voor de overval hebben verdachte en zijn medeverdachten zich omgekleed. Verdachte heeft tijdens het omkleden bij een van de medeverdachten een mes gezien. Hij heeft verklaard dat hij toen wel een vermoeden had dat dit mes zou worden meegenomen. Bij de politie heeft hij verklaard dat allebei de medeverdachten een mes bij zich hadden. Verdachte en zijn medeverdachten zijn met gezichtsbedekking de Aldi binnen gegaan. Een van de medeverdachten is naar winkelmedewerker [slachtoffer 2] toegelopen, heeft hem bij zijn schouder gepakt en naar de kassa geduwd, terwijl hij riep ‘kassa openmaken’, ‘opschieten’ en ‘sigarettenrek open’. Tijdens het pakken van het geld uit de lade en de tabakswaren had hij een mes in zijn hand. Verdachte heeft bij een andere kassa sigaretten gepakt en de derde verdachte is de winkel ingelopen. Na de overval zijn verdachte en de medeverdachten te voet gevlucht naar de schuur behorend bij de woning van een van de medeverdachten. Daar hebben ze een tijd gezeten om te voorkomen dat zij zouden worden gevonden. Het buitgemaakte geldbedrag is later geteld en verdeeld. De buitgemaakte sigaretten zijn door een van de medeverdachten verkocht en ook die opbrengst is verdeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de tenlastegelegde (bedreiging met) geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het (bedreigen met) geweld bestaat uit het vasthouden van een mes en het vastpakken en duwen van [slachtoffer 2] door een van de medeverdachten. De onder de overige gedachtestreepjes tenlastegelegde handelingen zijn in onderlinge samenhang bezien bedreigend voor de aanwezige personen. Dat aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij geen wapens heeft gezien maakt het voorgaande niet anders, nu dit niet afdoet aan het feit dat de medeverdachte met het oog op de uitvoering van de overval een mes heeft meegenomen en vastgehouden. Bovendien was het mes wel zichtbaar zoals blijkt uit de verklaring van [getuige] en de beschrijving van de gemaakte camerabeelden.
Medeplegen (bedreiging met) geweld
Op basis van wat hiervoor is overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat er bij verdachte en zijn medeverdachten een vooropgezet plan was om een overval te plegen, dat alle drie de verdachten daarvan op de hoogte waren en ook dat alle drie de verdachten in de uitvoering van dat plan een wezenlijk aandeel hebben gehad. De vraag is of verdachte ook (voorwaardelijk) opzet had dat daarbij geweld zou worden gebruikt dan wel dat daarmee gedreigd zou worden.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend in die zin dat zij van oordeel is dat verdachte opzet in voorwaardelijke zin had. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Ter uitvoering van de overval is verdachte samen met de medeverdachten de Aldi binnen gegaan. Het ligt niet voor de hand dat een slachtoffer van een overval zich zomaar geld afhandig laat maken. De kans op toepassing van (dreiging met) geweld was dan ook aanmerkelijk. Bovendien wist verdachte dat in ieder geval een van de medeverdachten een mes bij zich had. Verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat het mes ook gebruikt zou worden.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de bewijsmiddelen.
Bedrag aan tabakswaren
De rechtbank is net als de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten voor € 6.300,00 aan tabakswaren hebben weggenomen. Dit is een schatting van de sales manager van de Aldi en is op geen enkele wijze onderbouwd. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 januari 2022 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en tabakswaren die aan Aldi (gelegen aan de [filiaal] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld door verdachte en/of zijn mededaders, tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- voorzien van een bivakmuts en/of masker en/of muts en/of capuchon voornoemde winkel te betreden en
- tegen die [slachtoffer 2] dreigend te roepen en
- de woorden toe te voegen "meekomen jij" en "kassa openmaken" en "opschieten" en "sigarettenrek open" en "meehelpen" en
- een mes zichtbaar vast te houden en
- die [slachtoffer 2] bij zijn linkerschouder te pakken en vervolgens te duwen in de richting van de kassa.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en ook een locatieverbod voor de Aldi te Zierikzee. Daarnaast moet aan verdachte een werkstraf van 60 uur worden opgelegd.
Zij heeft bij haar vordering rekening gehouden met de ernst van het feit, maar ook met het feit dat verdachte zich houdt aan de afspraken en voorwaarden bij de schorsing. Om die reden heeft zij, hoewel het oriëntatiepunt voor een overval vier maanden jeugddetentie is, geen onvoorwaardelijke jeugddetentie gevorderd langer dan het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte verzoekt aan verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Zij voert aan dat hij de afspraken nakomt en dat hij gemotiveerd is voor school en stage. Verdachte neemt verantwoording voor zijn handelen en heeft spijt betuigd. Zij verzoekt de rechtbank verder rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is, met het mediation traject en de rol van verdachte. Verdachte kan zich vinden in een werkstraf en een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een overval op de Aldi. Zij hebben de overval van tevoren besproken en zijn op verkenning geweest. Verdachte en zijn medeverdachten zijn net voor sluitingstijd, omdat het dan rustig is, met bivakmutsen en/of een masker op de winkel binnen gegaan. Een van de medeverdachten heeft de aanwezige winkelmedewerker vastgepakt, naar de kassa geduwd en geroepen dat hij de kassa moest openmaken en vervolgens ook het sigarettenrek. Verdachte is naar een andere kassa gelopen om daar tabakswaren in een tas te doen. De andere medeverdachte is na binnenkomst de winkel ingelopen om drinken en etenswaren te pakken. Naast de winkelmedewerker waren er nog een winkelmedewerkster en een klant in de winkel. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor de integriteit van anderen en andermans goederen en eigendommen. Slachtoffers van overvallen hebben vaak langdurig psychische klachten van wat hen is overkomen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van een van de winkelmedewerkers blijkt dit ook. De overval heeft diepe sporen bij haar nagelaten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben haar veel angst aangejaagd. Zij ondervindt nog steeds hinder in haar dagelijkse leven. Verdachte heeft daarnaast met zijn handelen aan de Aldi schade toegebracht. Bovendien leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Uit het rapport van de Raad van 28 maart 2023 komt naar voren dat verdachte op het moment zelf onvoldoende heeft nagedacht over de ernst van het feit en de gevolgen van de overval voor de slachtoffers, maar ook voor zichzelf. Inmiddels lijkt hij hier voldoende van doordrongen. Verdachte heeft zijn middelbare school diploma gehaald en volgt nu de opleiding tot hovenier, waarbij hij een dag in de week naar school gaat en vier dagen bij een hoveniersbedrijf werkt. Hij heeft geen contact meer met ‘verkeerde’ vrienden. Hoewel hij nog vaardigheden mist voor het inzetten van prosociaal gedrag in risicovolle situaties en hij deze met behulp van de mensen om hem heen verder zal moeten ontwikkelen om de kans op herhaling te verkleinen, wordt de kans op herhaling laag ingeschat. De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het rapport en daarnaast een werkstraf. Een leerstraf is niet passend bevonden. Ter zitting heeft de raadsvertegenwoordigster bij de voorwaardelijke straf een proeftijd van twee jaar geadviseerd ondanks de leeftijd van verdachte. Dit als steun in de rug voor verdachte om te werken aan een positieve toekomst en als stok achter de deur om geen strafbare feiten meer te plegen.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder naar voren gebracht dat verdachte consequent is in het maken en nakomen van afspraken. Verdachte vraagt toestemming indien nodig. Zijn ouders zijn betrokken. De jeugdreclasseerder sluit zich voor wat betreft de straf aan bij het advies van de Raad.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Daarop dient in beginsel te worden gereageerd met een (forse) onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank is echter net als de officier van justitie van oordeel dat het niet wenselijk is dat verdachte opnieuw in detentie geraakt en ziet hierin aanleiding om een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder weegt zij mee dat verdachte inmiddels al bijna een jaar in een schorsingstoezicht loopt waarbij hij zich aan een groot aantal voorwaarden moet houden. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Zij zal aan verdachte een jeugddetentie van 120 dagen opleggen, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten vier dagen. Een deel van de jeugddetentie, te weten 116 dagen, zal voorwaardelijk worden opgelegd en dient als steun in de rug voor verdachte om niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie worden conform het advies van de Raad bijzondere voorwaarden verbonden zoals hieronder geformuleerd. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden. Zij ziet geen aanleiding om aan verdachte als bijzondere voorwaarde een locatieverbod voor de Aldi in Zierikzee op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 60 uur opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, al dan niet hoofdelijk, kan worden toegewezen met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, omdat het indienen van een vordering tot schadevergoeding is voorbehouden aan aangevers en/of nabestaanden. [slachtoffer 1] is naar de mening van de verdediging een getuige. Ook zijn er geen handelingen jegens haar gepleegd. Subsidiair heeft de verdediging de hoogte van de vordering betwist, omdat deze niet is onderbouwd. Tot slot heeft zij verzocht een eventueel toe te wijzen bedrag te verdelen over de medeverdachten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 51f, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Uitgangspunt is dat van rechtstreekse schade sprake is indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. De door de benadeelde partij geleden schade moet in zodanig nauw verband staan met het bewezenverklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht. Hoewel de benadeelde partij niet zelf is aangesproken door de verdachten en er ook geen geweldshandelingen jegens haar zijn gepleegd, is de rechtbank, gelet op de bewezenverklaring, van oordeel dat ook zij door de verdachten is bedreigd met geweld.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden doordat zij op andere wijze in haar persoon is aangetast (artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek). De benadeelde partij was als medewerkster in de supermarkt aan het werk toen verdachte en zijn medeverdachten onherkenbaar de winkel binnen kwamen en riepen om geld. Uit de vordering van de benadeelde partij en haar schriftelijke slachtofferverklaring kan worden afgeleid dat de overval veel impact op haar heeft gehad. Dat het strafbare feit veel impact op haar heeft gehad is door de raadsvrouw van verdachte ook niet betwist. Integendeel, zij heeft ter zitting aangegeven dat zij beseft dat ‘aanwezig zijn in de winkel waar een dergelijk feit gebeurd, een grote impact heeft’. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van
€ 750,00 voor geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op het feit dat verdachte minderjarig is zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld. Met betrekking tot het toegewezen bedrag van € 750,00 zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 29 januari 2022.
Hoofdelijkheid
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar het bedrag te verdelen tussen de drie verdachten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, gelet op het contactverbod met de medeverdachten, het niet wenselijk is dat verdachte met zijn medeverdachten en andersom de onderlinge betalingen moet regelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. De rechtbank ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Het contactverbod met de medeverdachten staat aan hoofdelijkheid niet in de weg en hoofdelijkheid is in het belang van de benadeelde. Zij heeft recht op volledige betaling van de door de rechtbank toegekende schadevergoeding.
Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 (honderdtwintig) dagen, waarvan 116 (honderdzestien) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte tijdens de proeftijd actief moet meewerken aan het verkrijgen én behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van scholing, stage en/of werk en een zinvolle vrijetijdsbesteding met als doel het verkrijgen en behouden van een zinvol toekomstperspectief;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachten
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats 2] , en [medeverdachte 2] , geboren op
[geboortedag 3] 2005 te [geboorteplaats 3] ;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
30 (dertig) dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1]
, € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel door verdachte of (een van) de mededaders de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. N.C.W. Haesen en mr. M.A.H. Kempen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 april 2023.
Mr. Haesen en mr. Kempen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.