ECLI:NL:RBZWB:2023:2542

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/02/397288 / HA ZA 22-224 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank voor schade door kluisjesroof en de beoordeling van de redelijkerwijs aangetoonde schade

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiseres, die een kluisje huurde bij de Rabobank, schadevergoeding na een inbraak waarbij haar kluisje werd leeggeroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Rabobank aansprakelijk is voor de schade, maar de vraag is of eiseres haar schade voldoende heeft aangetoond. De feiten zijn als volgt: eiseres huurde sinds 2011 een kluisje bij de Rabobank en heeft in 2018 aangifte gedaan van de inbraak. De Rabobank heeft erkend aansprakelijk te zijn voor de schade, maar betwist de hoogte van de schadeclaims van eiseres. Eiseres stelt dat er contant geld en waardevolle goederen in het kluisje lagen, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het grootste deel van haar vorderingen. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat eiseres redelijkerwijs kan aantonen dat een bedrag van € 23.080,00 in het kluisje lag, evenals een gouden ring met briljantje ter waarde van € 500,00. De rechtbank heeft eiseres opgedragen bewijs te leveren voor de waarde van andere goederen en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/397288 / HA ZA 22-224
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R. van Dongen te Barendrecht,
tegen
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK UA,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. T.M.D. van den Beld te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 september 2022 en de daarin genoemde processtukken;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 februari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
2.1.
Vanaf 26 januari 2011 huurde [eiseres] van (de rechtsvoorganger van) Rabobank een safeloket (hierna: kluisje) met [kluisnummer 1] in het filiaal aan de Kade 26 te Oudenbosch . Haar laatste bezoek aan dit kluisje dateert van 24 april 2012.
2.2.
Op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard. In artikel 2 van de algemene voorwaarden is vermeld:
Aansprakelijkheid bank voor schade aan de inhoud safeloketartikel 2De bank houdt zich tot een bedrag van ten hoogste f 100.000,-- per geval, per safeloket, aansprakelijk voor alle redelijkerwijs aangetoonde schade – anders dan immateriële schade – die voor de huurder mocht ontstaan door verlies van – of schade aan de in het safeloket geborgen inhoud. (…)”
2.3.
In het weekend van 2 tot en met 4 maart 2018 heeft er een inbraak bij Rabobank te Oudenbosch plaatsgevonden waarbij onder andere geld en sieraden buit zijn gemaakt uit ruim 300 kluisjes van klanten van Rabobank. Ook het kluisje van [eiseres] is daarbij leeggeroofd.
2.4.
Rabobank heeft erkend dat zij aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] lijdt als gevolg van de kluisjesroof. Bij brieven van 6 juni 2018 en 11 september 2018 heeft Rabobank aan [eiseres] medegedeeld dat zij ook schade zal vergoeden als deze meer dan € 45.000,00 bedraagt en daarnaast dat de aannemelijk gemaakte schade zal worden vergoed.
2.5.
[eiseres] heeft meerdere gesprekken gehad bij Rabobank over hetgeen in het kluisje zat en zij heeft ook meerdere verklaringen daarover afgelegd. Tijdens het eerste gesprek bij Rabobank op 7 mei 2018 is in het bijzijn van [eiseres] haar kluisje geopend. Daar bleken nog goederen in te zitten, waaronder een zilveren rijksdaalder, een doosje met vier bijouterieën en een doosje waar een ring met briljantje van haar moeder in heeft gezeten. Deze goederen heeft [eiseres] teruggekregen. Verder is in het kluisje een envelop aangetroffen met daarop een proces-verbaal van 6 april 2010 van [notaris] (hierna: de notaris).
2.6.
In het proces-verbaal van 6 april 2010 heeft de notaris onder meer vermeld dat op 1 april 2010 kluisjes in zijn bijzijn zijn open geboord in het filiaal van de ABN AMRO Bank in Zwijndrecht . Eén van die kluisjes heeft het [kluisnummer 2] . Dat kluisje was van de moeder van [eiseres] . Ten aanzien van de inhoud van dat kluisje heeft de notaris vermeld:
safe-loket [kluisnummer 2] :
- doosje met vier bijouterieën;
- gouden herdenkingsmunt J.F. Kennedy en Jaq. Kennedy;
- een doosje met zeven gouden tientjes, één gouden vijfje, één zilveren rijksdaalder;
- gouden ring met briljantje (in doosje);
- zeven enveloppen met euro bankbiljetten (…);
- witte gesloten enveloppe (…);
- (…) Canadese dollars (…)”
2.7.
Rondom de kluisjes is na de roof onder andere een gouden herdenkingsmunt van J.F. Kennedy en Jaq. Kennedy gevonden. Deze is aan [eiseres] tijdens een bespreking bij Rabobank op 28 januari 2019 getoond en teruggegeven.
2.8.
Op 3 januari 2019 heeft de advocaat van [eiseres] een schadevordering ingediend bij Rabobank voor weggenomen contant geld, munten en sieraden uit het kluisje.
Bij brief van 1 april 2019 heeft Rabobank de schadevordering van [eiseres] afgewezen.
2.9.
Op 13 mei 2022 heeft Rabobank aan [eiseres] een bedrag van € 1.376,67 aan buitengerechtelijke kosten betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat Rabobank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar te betalen:
een hoofdsom van € 60.167,14 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke kosten van € 1.376,67 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat Rabobank tekort is geschoten in haar zorgverplichting uit de huurovereenkomst en dat Rabobank aansprakelijkheid voor alle schade heeft erkend. Haar schade bestaat uit geld en goederen van haarzelf en geld en goederen die zij voor haar moeder in het kluisje heeft gelegd. [eiseres] stelt dat haar schade bestaat uit een contant gespaard bedrag van € 25.000,00 en dat zij daarnaast goederen in het kluisje had gelegd die een totale waarde van € 2.600,00 hebben. Voor wat betreft het geld en de goederen die zij voor haar moeder in het kluisje heeft gelegd, stelt [eiseres] dat er een totaalbedrag van € 29.017,14 aan contant geld in het kluisje lag en goederen met een waarde van totaal € 3.550,00.
[eiseres] stelt dat Rabobank naast de gevorderde rente over de hoofdsom ook een bedrag van € 1.376,67 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, omdat zij die kosten heeft moeten maken om voldoening buiten rechte te verkrijgen.
3.3.
Rabobank voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
3.4.
Rabobank betwist dat [eiseres] schade heeft geleden. Rabobank voert aan dat [eiseres] op essentiële onderdelen aantoonbaar onjuiste, innerlijk tegenstrijdige en/of niet geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over het geclaimde contante bedrag van € 25.000,00. Rabobank kan daardoor niet vaststellen wat er op het moment van de kluisjesroof in het kluisje lag.
De buitengerechtelijke kosten worden niet betwist en zijn op 13 mei 2022 door Rabobank aan [eiseres] betaald.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Rabobank erkent aansprakelijk te zijn voor alle geleden schade ten gevolge van de kluisroof, maar betwist dat [eiseres] enige schade heeft geleden. Beoordeeld zal dan ook moeten worden of [eiseres] schade heeft geleden en zo ja tot welk bedrag.
4.2.
Om de vraag te kunnen beantwoorden of [eiseres] schade heeft geleden, zal eerst moeten worden vastgesteld welke voorwerpen zich in het kluisje hebben bevonden op het moment van de roof. Het ligt op grond van de hoofdregel van het bewijsrecht op de weg van [eiseres] om haar schade te stellen en, bij voldoende betwisting, te bewijzen. De rechtbank is van oordeel dat hier echter, in afwijking van deze hoofdregel, artikel 2 van de toepasselijke algemene voorwaarden het uitgangspunt moet zijn. Dat betekent dat [eiseres] haar schade slechts redelijkerwijs hoeft aan te tonen. [eiseres] hoefde er van tevoren niet van uit te gaan dat haar kluisje zou worden leeggeroofd en dat zij haar bewijspositie had moeten veilig stellen. Hierdoor mogen aan de bewijsvoering door [eiseres] ook geen al te hoge eisen worden gesteld.
[eiseres] kan haar schade naar het oordeel van de rechtbank onder andere redelijkerwijs aantonen door aannemelijk te maken dat zij destijds de beschikking had over het geclaimde geld en dat zij de geclaimde goederen in bezit heeft gehad. Dit sluit in zekere zin ook aan bij de maatstaf die door Rabobank in haar brieven van 6 juni 2018 en 11 september 2018 is geformuleerd.
Voor zover [eiseres] een en ander aannemelijk maakt en op die manier haar schade redelijkerwijs aantoont, moet de waarde daarvan door Rabobank worden vergoed.
Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank de verschillende schadeonderdelen van [eiseres] beoordelen.
Contant geld en goederen van [eiseres]
Contant geld4.3. [eiseres] stelt dat er een bedrag van € 25.000,00 aan gespaard contant geld in het kluisje lag op het moment van de kluisjesroof. Dat bedrag zou zijn opgebouwd uit gepinde bedragen die zij overhield na huishoudelijke uitgaven. Ter onderbouwing daarvan legt [eiseres] bankafschriften over van 2010 en 2011. Uit die afschriften blijkt dat zij per jaar in totaal € 29.150,00 respectievelijk € 24.450,00 heeft gepind. Rabobank betwist gemotiveerd dat het bedrag van € 25.000,00 in het kluisje lag. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.
De rechtbank wil aannemen dat [eiseres] contant geld in het kluisje had gelegd, maar is van oordeel dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij destijds de beschikking had over een bedrag van € 25.000,00 aan gespaard geld en dat dat bedrag dus in het kluisje lag. [eiseres] heeft namelijk geen inzicht gegeven in de opbouw van dat bedrag. Zij heeft weliswaar verwezen naar pinopnames uit 2010 en 2011, maar die opnames werden ook gebruikt voor huishoudelijke uitgaven. Hierdoor is onduidelijk hoeveel er door [eiseres] kon worden gespaard in de betreffende jaren. Verder is er onduidelijkheid over de periode waarin er zou zijn gespaard. In de dagvaarding heeft [eiseres] de jaren 2010 en 2011 genoemd, maar ter zitting heeft zij aangegeven niet meer te weten over welke periode er is gespaard. Omdat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te maken dat zij de beschikking had over € 25.000,00 aan gespaard geld, heeft zij dit onderdeel van haar schade redelijkerwijs niet aangetoond. Gelet daarop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om [eiseres] toe te laten tot bewijslevering omtrent die stelling. Voor toewijzing van een lager bedrag ziet de rechtbank evenmin aanleiding, omdat daartoe geen aanknopingspunten zijn gebleken. Het gevorderde bedrag van € 25.000,00 aan schade is dan ook niet toewijsbaar.
Goederen4.5. [eiseres] stelt dat zij ook oorbellen, een gouden zakhorloge, een dameshorloge, een zilveren rammelaar met ivoren bijtring, een munt Unie van Utrecht, een zilveren munt Juliana en een zilveren munt Beatrix in het kluisje had liggen. Op deze goederen zal hierna worden ingegaan.
Oorbellen en zakhorloge4.6. Ten aanzien van de oorbellen stelt [eiseres] dat die uit circa 1970 zijn en van haar moeder afkomstig waren. Verder stelt [eiseres] dat de oorbellen van goud waren en een rood bruine steen hadden met een kruisje. Van de oorbellen heeft [eiseres] op het inventarisatieformulier dat op 19 april 2018 aan Rabobank is toegezonden een tekening gemaakt. Gelet hierop en bij gebreke van een betwisting hiervan door Rabobank, heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs aannemelijk gemaakt dat zij de oorbellen in bezit heeft gehad. Daarmee heeft zij redelijkerwijs aangetoond dat deze in het kluisje lagen op het moment van de kluisjesroof. Dat geldt ook ten aanzien van het gouden zakhorloge. Daarvan stelt [eiseres] dat die uit circa 1900 is, een erfstuk is van haar opa en haar opa het zakhorloge zelf onder een stolpje bewaarde. [eiseres] heeft het zakhorloge omschreven en gesteld dat het van goud is, de wijzers handmatig moesten worden verzet en moest worden opgewonden. Op basis van deze toelichting, die verder ook niet is betwist door Rabobank, is aannemelijk gemaakt dat [eiseres] ook het zakhorloge in bezit heeft gehad. Daarmee heeft zij redelijkerwijs aangetoond dat ze dat horloge in het kluisje had gelegd. De waarde van deze goederen moet Rabobank dan ook aan [eiseres] vergoeden.
4.7.
Volgens [eiseres] is de waarde van de oorbellen en het zakhorloge elk € 500,00. Ter zitting heeft zij toegelicht deze waardes gebaseerd te hebben op soortgelijke zaken die op de website van Marktplaats worden aangeboden. Rabobank betwist de gestelde waardes en voert met verwijzing naar een rapport van Crawford aan dat de waarde van de oorbellen € 150,00 is en de waarde van het zakhorloge € 400,00. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van Rabobank draagt [eiseres] de bewijslast van de gestelde waardes. [eiseres] heeft een bewijsaanbod gedaan en zal daarom worden toegelaten te bewijzen dat de gouden oorbellen uit circa 1970 een waarde hebben van € 500,00 en het gouden zakhorloge uit circa 1900 een waarde heeft van € 500,00.
Dameshorloge, rammelaar en munten4.8. Voor wat betreft het dameshorloge stelt [eiseres] dat die uit circa 1980 is en goudkleurig is. Ten aanzien van de zilveren rammelaar met ivoorkleurige bijtring, de munt Unie van Utrecht, de zilveren munt Juliana en de zilveren munt Beatrix heeft zij verder niets gesteld. Een deugdelijke verklaring voor het feit dat [eiseres] de zilveren rammelaar niet heeft genoemd op twee formulieren van Rabobank (van 7 mei 2018 en 28 januari 2019), terwijl deze in het bijzijn van haar en haar advocaat zijn opgesteld, heeft zij niet kunnen geven. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat aannemelijk is gemaakt dat zij deze goederen in haar bezit heeft gehad. Daarmee is haar schade voor deze onderdelen redelijkerwijs niet aangetoond. Gelet daarop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om [eiseres] toe te laten tot bewijslevering omtrent die stelling. Het gevorderde schadebedrag voor deze goederen van respectievelijk € 500,00, € 500,00 en (3x € 200,00 =) € 600,00 is niet toewijsbaar.
Contant geld en goederen van de moeder van [eiseres]
4.9.
[eiseres] stelt dat de spullen die haar moeder in het bij ABN AMRO Bank gehuurde kluisje in Zwijndrecht had liggen en die in een envelop zaten met daarbij een proces-verbaal van de notaris integraal in het kluisje bij Rabobank te Oudenbosch zijn gelegd. De door ABN Amro beëindigde huur was volgens [eiseres] de reden om het kluisje bij Rabobank te huren. Rabobank heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist dat het vermelde op het proces-verbaal in het kluisje zat. De envelop met het proces-verbaal van de notaris en een deel van de spullen is na de roof in en rondom de kluisjes teruggevonden, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onderbouwing is dat de spullen die genoemd zijn op het proces-verbaal in het kluisje zaten ten tijde van de roof. [eiseres] vordert vergoeding van geld en goederen die op het proces-verbaal zijn vermeld waarop hierna zal worden ingegaan.
Contant geld
€ 23.080,004.10. [eiseres] stelt dat er in het kluisje zeven open enveloppen met een totaalbedrag van € 23.080,00 aan contant geld lagen en dat is ook vermeld op het proces-verbaal van de notaris van 6 april 2010. Aanvankelijk verklaarde [eiseres] aan Rabobank dat er een totaalbedrag van € 12.000,00 in de enveloppen zat, maar daarvan heeft zij toegelicht dit zo te hebben doorgegeven omdat haar moeder dat had gezegd tegen haar. Gezien de door [eiseres] toegelichte mentale gesteldheid van haar moeder is het naar het oordeel van de rechtbank te verklaren dat aan Rabobank eerder een ander bedrag is doorgegeven. Rabobank voert wel aan dat de opgehaalde bedragen kunnen zijn uitgegeven, maar dat heeft zij verder niet onderbouwd. [eiseres] heeft daarentegen onweersproken gesteld dat haar moeder het geldbedrag had bedoeld voor diens begrafenis en nu haar moeder in 2021 is overleden, en dus na de kluisroof, kan het daar niet aan zijn uitgegeven. De rechtbank acht het daarom redelijkerwijs aangetoond dat een bedrag van € 23.080,00 in het kluisje lag. Dit bedrag is aan schade toewijsbaar.
€ 3.297,144.11. Volgens [eiseres] lag er in het kluisje een gesloten envelop die ook op het proces-verbaal van de notaris is genoemd. Zij stelt dat er gezien de inhoud van de andere zeven enveloppen van uitgegaan kan worden dat daar 1/7 deel van die inhoud in zat, dat neerkomt op een bedrag van € 3.297,14. De rechtbank is van oordeel dat er van een dichte envelop, waar geen bedrag op stond, niet van uit kan worden gegaan dat daar geld in zat, laat staan een bedrag van € 3.297,14. Aanknopingspunten daartoe zijn verder ook niet gebleken. De enkele stelling van [eiseres] dat haar moeder al haar geld in envelopjes deed is onvoldoende. Nu enkel de moeder van [eiseres] wist wat er in de dichte envelop zat, maar die is overleden, kan verder ook niet meer worden vastgesteld wat er in de gesloten envelop zat. Hierdoor is niet redelijkerwijs aangetoond dat er ook een bedrag van € 3.297,14 in het kluisje lag. Dit bedrag aan schade zal dan ook worden afgewezen.
€ 2.650,004.12. [eiseres] stelt verder dat de op het proces-verbaal vermelde Canadese dollars door haar zijn ingewisseld voor euro’s, dat de waarde daarvan € 2.650,00 is en dat dat bedrag in het kluisje is gelegd. Rabobank betwist dit niet, waardoor de rechtbank van oordeel is dat [eiseres] redelijkerwijs heeft aangetoond dat het bedrag van € 2.650,00 in het kluisje is gelegd. Het gevorderde bedrag van € 2.650,00 is dan ook als schade toewijsbaar.
Goederen
Zilveren rijksdaalder4.13. [eiseres] vordert vergoeding van een zilveren rijksdaalder, maar ter zitting is gebleken is dat zij die van Rabobank op 7 mei 2018 heeft terug gehad. Dit betreft dan ook geen schade, zodat haar vordering voor dit onderdeel zal worden afgewezen.
Gouden ring met een briljantje4.14. [eiseres] stelt dat er in het kluisje een gouden ring met een briljantje van haar moeder lag. Gezien de vermelding daarvan op het proces-verbaal van de notaris en het teruggevonden doosje in het kluisje is naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs aangetoond dat die ring in het kluisje lag. [eiseres] begroot de waarde van de gouden ring met het briljantje op een bedrag van € 500,00 en ter zitting heeft zij toegelicht de waarde gebaseerd te hebben op een soortgelijke ring die op de website van Marktplaats stond. Nu Rabobank de waarde van de ring niet (althans onvoldoende gemotiveerd) heeft betwist, zal de rechtbank de gestelde waarde voor juist aannemen. Het gevorderde bedrag van € 500,00 is dan ook toewijsbaar.
Gouden tientjes en gouden vijfje4.15. Ook van de door [eiseres] genoemde vijf gouden tientjes en een gouden vijfje is gezien de vermelding daarvan op het proces-verbaal redelijkerwijs aangetoond dat die in het kluisje lagen. [eiseres] noemt een waarde van elk € 500,00 per stuk, wat neerkomt op een totaalbedrag van € 3.000,00. Rabobank heeft deze waarde betwist met verwijzing naar het rapport van Crawford. Daarin staat een waarde van € 831,00 voor vijf tientjes, neerkomend op € 166,20 per stuk en een waarde van € 160,00 voor het gouden vijfje. Gezien de gemotiveerde betwisting van Rabobank zal de rechtbank [eiseres] conform haar bewijsaanbod toelaten tot bewijslevering van de door haar gestelde waardes van de munten.
Buitengerechtelijke kosten
4.16.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.376,67 staat tussen partijen vast dat Rabobank die aan [eiseres] betaald heeft op 13 mei 2022. Er is daarom geen grond meer voor toewijzing van die kosten. De gevorderde wettelijk rente over de buitengerechtelijke kosten is vanaf de dag der dagvaarding tot het moment van ontvangst van de betaling toewijsbaar.
4.17.
Voor het overige zal iedere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen dat:
- de gouden oorbellen uit circa 1970 een waarde hebben van € 500,00;
  • het gouden zakhorloge uit circa 1900 een waarde heeft van € 500,00;
  • de vijf gouden tientjes een waarde hebben van € 500,00 per stuk;
  • het gouden vijfje een waarde heeft van € 500,00 per stuk;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
26 april 2023voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eiseres] , indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2023 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. H.E. Goedegebuur in het gerechtsgebouw te Breda aan Stationslaan 10,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023. []