ECLI:NL:RBZWB:2023:2537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
02-116948-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplegen van een overval op een supermarkt met diefstal en vernieling

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het medeplegen van een overval op de Aldi in Zierikzee, diefstal bij Albert Heijn en het vernielen van een bloempot. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte heeft de feiten bekend, met uitzondering van het bedrag van € 6.300,00 voor de tabakswaren tijdens de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bewezenverklaring van de overval op de Aldi werd ondersteund door getuigenverklaringen en camerabeelden.

De rechtbank legde een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die inmiddels een baan had en naar school ging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, geen respect had getoond voor de integriteit van anderen en dat de overval diepe sporen had nagelaten bij de slachtoffers.

De benadeelde partijen, waaronder de winkelmedewerker van de Aldi, vorderden schadevergoeding voor immateriële en materiële schade, welke door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade, en dat de vordering van de benadeelde partijen terecht was. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de Aldi. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar gemaakt op 17 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-116948-22
vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 3 april 2023, waarbij de officier van justitie mr. H.G. Klootwijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1) op 29 januari 2022 samen met anderen of alleen een overval heeft gepleegd op de Aldi te Zierikzee ;
2) op 5 mei 2022 samen met anderen bij Albert Heijn twee flessen alcohol heeft gestolen;
3) op 26 maart 2022 een bloempot heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes, op de bekennende verklaring van verdachte dat hij deze feiten heeft gepleegd en de getuigenverklaringen en (beschrijving van) de camerabeelden. Bij feit 1 kan medeplegen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het bedrag van € 6.300,00 voor de tabakswaren in feit 1. Dit kan niet bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten bekend, met uitzondering van het bedrag van
€ 6.300,00 voor de tabakswaren in feit 1. Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen kunnen alle tenlastegelegde feiten bewezen worden verklaard.
De rechtbank is net als de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten voor € 6.300,00 aan tabakswaren hebben weggenomen. Dit is een schatting van de sales manager van de Aldi en is op geen enkele wijze onderbouwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 29 januari 2022 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en tabakswaren die aan Aldi (gelegen aan de [filiaal] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld door verdachte en/of zijn mededaders, tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- voorzien van een bivakmuts en/of masker en/of muts en/of capuchon voornoemde winkel te betreden en
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend te roepen en
- de woorden toe te voegen "meekomen jij" en "kassa openmaken" en "opschieten" en "sigarettenrek open" en "meehelpen" en
- een mes zichtbaar vast te houden en
- die [slachtoffer 1] bij zijn linkerschouder te pakken en vervolgens te duwen in de richting van de kassa;
2
op 5 mei 2022 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met anderen, twee flessen alcohol houdende drank, die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 26 maart 2022 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot, die aan [naam] toebehoorde heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 104 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en daarnaast een contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod voor de Aldi te Zierikzee . Daarnaast moet aan verdachte een werkstraf van 100 uur worden opgelegd.
Zij heeft bij haar vordering rekening gehouden met de ernst van met name feit 1, met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de positieve ontwikkeling van verdachte en heeft daarom, hoewel het oriëntatiepunt voor een overval vier maanden jeugddetentie is, geen onvoorwaardelijke jeugddetentie gevorderd langer dan het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt bij het bepalen van de strafmaat, en dan met name de hoogte van de werkstraf, rekening te houden met de volgende omstandigheden:
- verdachte heeft open en eerlijk verklaard;
- hij was niet de leider;
- in de periode waarin de overval heeft plaatsgevonden ging het slecht met verdachte, omdat zijn opa kort daarvoor was overleden;
- verdachte heeft een half jaar een enkelband gedragen, hetgeen niet verrekend kan worden in de straf;
- verdachte heeft een dagbesteding in de vorm van een baan waarvoor hij vier dagen in de week om half zeven thuis vertrekt en pas om half zes weer thuis is, en daarnaast heeft hij één dag in de week school.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een overval op de Aldi. Zij hebben de overval van tevoren besproken en zijn op verkenning geweest. Verdachte en zijn medeverdachten zijn net voor sluitingstijd, omdat het dan rustig is, met bivakmutsen en een masker op de winkel binnen gegaan. Een van de medeverdachten heeft de aanwezige winkelmedewerker vastgepakt, naar de kassa geduwd en geroepen dat hij de kassa moest openmaken en vervolgens ook het sigarettenrek. De andere medeverdachte is naar een andere kassa gelopen om daar tabakswaren in een tas te doen. Verdachte is na binnenkomst de winkel ingelopen om drinken en etenswaren te pakken. Naast de winkelmedewerker waren er nog een winkelmedewerkster en een klant in de winkel. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor de integriteit van anderen en andermans goederen en eigendommen. Slachtoffers van overvallen hebben vaak langdurig psychische klachten van wat hen is overkomen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van een van de winkelmedewerkers blijkt dit ook. De overval heeft diepe sporen bij haar nagelaten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben haar veel angst aangejaagd. Zij ondervindt nog steeds hinder in haar dagelijkse leven. Verdachte heeft daarnaast met zijn handelen aan de Aldi schade toegebracht. Bovendien leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van twee flessen alcohol bij Albert Heijn en heeft hij tijdens het uitgaan een bloempot vernield. Ook dit soort feiten leveren schade en overlast op en het getuigt er van dat verdachte weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 februari 2023 betreffende verdachte is hij eerder veroordeeld, maar niet voor geweldsdelicten. De diefstal bij Albert Heijn heeft plaatsgevonden tijdens een lopende proeftijd.
Uit het rapport van de Raad van 23 maart 2023 en de toelichting van de raadsvertegenwoordigster ter zitting komt naar voren dat een voorzichtige positieve ontwikkeling wordt gezien. Verdachte heeft een baan en gaat daarnaast één dag in de week naar school. Hij wil bij dit bedrijf blijven werken, weet welke opleiding daarvoor nodig is en is gemotiveerd om deze opleiding af te ronden. Verder vult hij zijn vrije tijd positief in. De Raad heeft echter ook zorgen. Zo kost het verdachte moeite om zich aan afspraken te houden, zoekt hij grenzen op en hebben zijn ouders weinig zicht op wat hij in zijn vrije tijd doet. Ook maakt de Raad zich zorgen over zijn morele ontwikkeling. Naast de in het rapport genoemde voorwaarden adviseert de Raad ook een contactverbod met de medeverdachten op te leggen. Er wordt daarbij een proeftijd van twee jaar geadviseerd.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder naar voren gebracht dat het de eerste periode na de schorsing van de voorlopige hechtenis moeizaam is verlopen, mede doordat verdachte geen dagbesteding had. In overleg met de officier van justitie is er geen terugmelding gedaan. Sinds hij zijn baan bij zijn oude werkgever terug heeft, ziet de jeugdreclasseerder een positieve verandering bij verdachte, zij het dat deze nog pril is. Het is belangrijk dat hij een goede dag- en vrijetijdsbesteding heeft. De jeugdreclasseerder staat achter het advies van de Raad.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Daarop dient in beginsel te worden gereageerd met een (forse) onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank is net als de officier van justitie echter van oordeel dat het niet wenselijk is dat verdachte opnieuw in detentie geraakt en ziet hierin aanleiding om een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank er rekening mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Verder weegt zij mee dat verdachte inmiddels al bijna een jaar in een schorsingstoezicht loopt waarbij hij zich aan een groot aantal voorwaarden moet houden. Hij heeft onder andere een half jaar een enkelband moeten dragen. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Zij zal aan verdachte een jeugddetentie van 120 dagen opleggen, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een deel van de jeugddetentie, te weten 104 dagen, zal voorwaardelijk worden opgelegd en dient als steun in de rug voor verdachte om niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie worden conform het advies van de Raad bijzondere voorwaarden verbonden zoals hieronder geformuleerd. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden. Zij ziet geen aanleiding om aan verdachte als bijzondere voorwaarde een locatieverbod voor de Aldi in Zierikzee op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 100 uur opleggen.

7.De benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.200,00 aan immateriële schade voor feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich voor wat betreft het gevorderde bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 bewezenverklaarde overval rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De verdediging heeft dit niet betwist. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit, alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van € 750,00 voor geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op het feit dat verdachte minderjarig is zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld. Met betrekking tot het toegewezen bedrag van € 750,00 zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 29 januari 2022.
Hoofdelijkheid
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar het bedrag te verdelen tussen de drie verdachten. Gelet op het contactverbod met de medeverdachten is het niet wenselijk dat verdachte met zijn medeverdachten en andersom de onderlinge betalingen moet regelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. De rechtbank ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Het contactverbod met de medeverdachten staat aan hoofdelijkheid niet in de weg en hoofdelijkheid is in het belang van de benadeelde. Zij heeft recht op volledige betaling van de door de rechtbank toegekende schadevergoeding.
Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van feit 3
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 99,00 aan materiële schade voor feit 3, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding is niet betwist en de rechtbank acht deze toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op het feit dat verdachte minderjarig is zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld. Met betrekking tot het toegewezen bedrag van € 99,00 zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 26 maart 2022.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan Aldi te Zierikzee , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 (honderdtwintig) dagen, waarvan 104 (honderdvier) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte tijdens de proeftijd actief moet meewerken aan het verkrijgen én behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van scholing, stage en/of werk en een zinvolle vrijetijdsbesteding met als doel het verkrijgen en behouden van een zinvol toekomstperspectief;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats 2] , en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005 te [geboorteplaats 3] ;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 (vijftig) dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2]
(feit 1), € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel door verdachte of (een van) de mededaders de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 99,00 (negenennegentig euro) voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] (feit 3), € 99,00 (negenennegentig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- gelast de teruggave aan de Aldi te Zierikzee van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten één sigarendoos (medan) en twee sieradendozen (medan);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.J. Zuijdweg en mr. M.A.H. Kempen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 april 2023.
Mr. Haesen en mr. Kempen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.