ECLI:NL:RBZWB:2023:2534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
02-116898-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplegen van een overval en diefstal met geweld

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het medeplegen van een overval op een Aldi-supermarkt in Zierikzee en een winkeldiefstal bij Albert Heijn. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de overval en de diefstal samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging met betrekking tot de waarde van de gestolen tabakswaren, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en legde een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 60 uur opgelegd en een schadevergoeding van €750 aan de benadeelde partij, die immateriële schade had geleden door de overval. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologisch rapport dat wees op een trauma- en stressorgerelateerde stoornis, en de positieve ontwikkeling die de verdachte had doorgemaakt sinds zijn aanhouding.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een contactverbod met medeverdachten en toezicht door de jeugdreclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-116898-22
vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[minderjarige],
geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 3 april 2023, waarbij de officier van justitie mr. H.G. Klootwijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1) op 29 januari 2022 samen met anderen of alleen een overval heeft gepleegd op de Aldi te Zierikzee ;
2) op 5 mei 2022 samen met anderen bij Albert Heijn twee flessen alcohol heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, de aangiftes, de getuigenverklaringen en (beschrijving van) de camerabeelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van beide tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft ten aanzien van het eerste tenlastegelegde feit nog opgemerkt dat het bedrag van € 6.300,- aan tabakswaren onvoldoende onderbouwd is en dat de winkelmedewerkers pas achteraf hebben gehoord dat er sprake was van een mes.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de overval op de Aldi en de winkeldiefstal bij de Albert Heijn samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten, gelet op deze bekennende verklaring en de overige bewijsmiddelen in het dossier, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is net als de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten voor € 6.300,00 aan tabakswaren hebben weggenomen. Dit is een schatting van de sales manager van de Aldi en is op geen enkele wijze onderbouwd. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Nu van de tenlastegelegde feiten geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 29 januari 2022 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en tabakswaren die aan Aldi (gelegen aan de [filiaal] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
en, vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld door verdachte en/of zijn mededaders, tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- voorzien van een bivakmuts en/of masker en/of
mutsen/of capuchon voornoemde winkel te betreden en
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend te roepen en
- de woorden toe te voegen "meekomen jij" en "kassa openmaken" en "opschieten" en "sigarettenrek open" en "meehelpen" en
- een mes zichtbaar vast te houden en
- die [slachtoffer 1] bij zijn linkerschouder te pakken en vervolgens te duwen in de richting van de kassa;
2
op 5 mei 2022 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met anderen, twee flessen alcoholhoudende drank, die aan Albert Heijn, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 116 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarden zoals tijdens de zitting door de deskundigen geadviseerd, waaronder het hebben van een dagbesteding, meewerken aan behandeling alsmede een contactverbod met de medeverdachten. Daarnaast vordert de officier van justitie om aan verdachte als bijzondere voorwaarde een locatieverbod op te leggen voor de Aldi in Zierikzee . Ook vordert zij een werkstraf van 60 uur op te leggen en het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
Zij heeft bij haar vordering rekening gehouden met de ernst van met name feit 1 en de positieve ontwikkeling van verdachte en heeft daarom, hoewel het oriëntatiepunt voor een overval vier maanden jeugddetentie is, geen onvoorwaardelijke jeugddetentie gevorderd langer dan het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie met dien verstande dat het voorwaardelijke deel van de straf 104 dagen of zelfs minder zou moeten zijn in verband met het ondergane voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met twee anderen een Aldi supermarkt overvallen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de medewerkers van de Aldi een hele nare en beangstigende ervaring is geweest, hetgeen ook wel blijkt uit de slachtofferverklaring van een van de medewerkers tijdens de zitting. De overval heeft diepe sporen bij haar nagelaten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben haar veel angst aangejaagd. Zij ondervindt nog steeds hinder in haar dagelijkse leven. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de impact van zijn handelen op de slachtoffers en heeft zich enkel laten leiden door het gevoel niet onder te willen doen voor zijn mededaders. Bovendien leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Ook heeft verdachte samen met anderen een winkeldiefstal gepleegd in een andere winkel. Een dergelijk feit veroorzaakt overlast en schade en getuigt van weinig respect voor de andermans eigendommen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij een keer een strafbeschikking heeft ontvangen maar niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van 13 september 2022 van [GZ-psycholoog] . De psycholoog constateert dat bij verdachte sprake is van een trauma- en stressorgerelateerde stoornis en van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Deze stoornissen zijn van invloed geweest op het handelen van verdachte en de psycholoog adviseert om de feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag in de toekomst schat de psycholoog in als matig. Om de ontwikkeling van verdachte zo gunstig mogelijk bij te sturen en om herhaling te voorkomen adviseert de psycholoog om een stevige gedragsaanpak toe te passen met directe en duidelijke consequenties. Goede dagbesteding in de vorm van scholing en/of werk en een gestructureerde vrijetijdsbesteding acht zij van belang en ook een individuele specialistische en systeemgerichte behandeling bij een Forensische GGZ-instelling, waarbij psychomotore therapie (hierna: pmt) passend zou kunnen zijn gelet op de persoon van verdachte. Daarbij is individuele coaching om de behandeling in het dagelijks leven te implementeren en toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering aangewezen. Voor het kunnen realiseren van bovenstaande adviseert de psycholoog om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 28 maart 2023 en de toelichting van de Raad ter zitting. Hieruit volgt dat er sinds enkele maanden sprake is van een positieve ontwikkeling bij verdachte. Verdachte is gestart met een behandeling bij [zorginstelling] (hierna [zorginstelling] ), hij volgt een opleiding en is druk bezig om een stageplek te regelen. Waar verdachte eerder thuis agressie liet zien en moeder de grip kwijt leek te zijn, gaat het nu beter. De Raad heeft over verdachte, die veel ingrijpende levensgebeurtenissen heeft meegemaakt en bij wie stoornissen zijn vastgesteld, nu minder zorgen dan voorheen maar zolang de behandeling nog niet is afgerond, blijft er sprake van kwetsbaarheden. De Raad acht het dan ook van groot belang dat verdachte zich blijft inzetten voor de behandeling bij [zorginstelling] en deze positief afrondt. De Raad adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden het zich actief en positief inzetten voor de behandeling van [zorginstelling] of een soortgelijke instantie als ook een eventuele vervolgbehandeling (zoals EMDR), het volgen van school/stage conform de afspraken en toezicht door de jeugdreclassering. Vriendenkeuze blijft een aandachtspunt en de Raad adviseert om aan verdachte een contactverbod met medeverdachten op te leggen. De proeftijd dient te worden gesteld op twee jaar om de structuur vast te houden en de behandeling af te ronden. De begeleiding door de jeugdreclassering dient daarbij te worden voortgezet, zodat gemonitord kan worden of de ingezette positieve ontwikkeling zich voortzet. Daarbij is (andere) individuele coaching zoals bijvoorbeeld van [dienstverlening] voor nu niet nodig.
Een zorg is dat (de moeder van) verdachte niet genoeg financiële middelen heeft om (altijd) het (openbaar) vervoer naar stage en school te betalen. Dit moet opgelost worden.
De jeugdreclasseerder heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat sinds verdachte in december 2022 werd aangehouden vanwege het overtreden van zijn schorsende voorwaarden, er sprake is van een grote verbetering in zijn gedrag en de houding. Verdachte lijkt te zijn wakker geschud. De jeugdreclassering is het eens met het (straf)advies van de Raad ook ten aanzien van de bijzondere voorwaarden, waaronder het contactverbod met de medeverdachten en (de duur van) de proeftijd. Het probleem van de vervoerskosten moet worden opgelost via de gemeente en als dat niet lukt dient de instantie die moeder begeleidt ( [dienstverlening] ) of de jeugdreclassering contact op te nemen met de gemeente. Het vervoersprobleem is nu het belangrijkste punt van aandacht.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de hiervoor genoemde adviezen en zij neemt het advies van de psycholoog om verdachte als verminderd toerekenbaar te beschouwen over. Ook houdt de rechtbank rekening met de straffen als genoemd in de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS en de omstandigheid dat verdachte zich inmiddels positief ontwikkelt en het feit dat hij een lange periode in een schorsing heeft gelopen waaronder geruime tijd met een enkelband. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden waarbij het de bedoeling is het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie gelijk te stellen aan het deel dat reeds in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank komt echter tot een andere berekening van het voorarrest dan de officier van justitie. De rechtbank heeft dit berekend op 19 dagen en zal daarvan uitgaan.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 2] (feit 1)
De [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1200,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Immateriële schade
Vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Uit de toelichting op het voegingsformulier en de slachtofferverklaring die tijdens de zitting is voorgelezen, volgt dat het onder 1 bewezenverklaarde feit flinke (mentale) impact heeft gehad en nog steeds heeft op de benadeelde. De vordering is door de verdediging niet betwist. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van € 750,00 voor geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum waarop het onder 1 bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden, te weten
29 januari 2022.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 750,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2022, tot de dag van volledige betaling. Zij zal daarbij, gezien de leeftijd van verdachte, het aantal dagen waarvoor gijzeling kan worden toegepast op nul bepalen.
Hoofdelijkheid
De verdediging heeft vraagtekens gezet bij een hoofdelijke veroordeling omdat het totaal bedrag substantieel is en onduidelijk is of de medeverdachten hun verantwoordelijkheid gaan nemen. De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 1 strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht ieder aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Hoofdelijkheid is in het belang van de benadeelde. Zij heeft recht op volledige betaling van de door de rechtbank toegekende schadevergoeding.
Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen en dus niet slechts voor een derde deel. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 (honderdtwintig) dagen, waarvan 101 (honderdéén) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de voorwaardelijke jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte een passende dagbesteding heeft in de vorm van scholing en/of stage en/of werk en daarheen gaat volgens het geldende rooster;
* dat verdachte een passende en gestructureerde vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van een bijbaan, hobby of sport;
* dat verdachte meewerkt aan behandeling bij [zorginstelling] of een soortgelijke instelling, waaronder een eventueel door de jeugdreclassering in overleg met de behandelaren noodzakelijk geachte vervolgbehandeling zoals bijvoorbeeld EMDR of PMT;
* dat verdachte op geen enkele manier, direct of indirect, contact opneemt, zoekt of heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] geboren op [geboortedag 2] 2005, en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt Jeugdbescherming west Zeeland , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
30 (dertig) dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de [slachtoffer 2] van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte, evenals de mededaders, hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 29 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte, evenals de mededaders, hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel door verdachte of (een van) de mededaders de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd:
1. STK kleding (omschrijving: ZB1R022016_717846, zwart)
1. STK handschoen (omschrijving: ZB1R022016_717847, zwart)
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.J. Zuijdweg en mr. M.A.H. Kempen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 april 2023.
Mr. Haesen en mr. Kempen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.