ECLI:NL:RBZWB:2023:252
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.G.M. de Ruijter, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 25 maart 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst de beslistermijn op 31 augustus 2021 met zes maanden heeft verlengd, waardoor de deadline voor een beslissing op de aanvraag op 25 maart 2022 viel. Eiseres heeft de Belastingdienst op 16 maart 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Desondanks acht de rechtbank het beroep ontvankelijk, gezien de omstandigheden waarin de Belastingdienst had aangegeven niet op tijd te kunnen beslissen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de Belastingdienst nog geen nieuw besluit had genomen. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen elf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 50,- en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft de zaak als licht gekwalificeerd, wat invloed heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 17 januari 2023. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.