ECLI:NL:RBZWB:2023:25

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
22-003174 en 22-003175
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschriften tot vergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv na vrijspraak

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 22-003174 en 22-003175. De verzoeker, geboren in 1993 en vertegenwoordigd door mr. A.A. Nunnikhoven, had verzocht om een schadevergoeding van de Staat voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht, na zijn vrijspraak op 9 november 2021. De verzoeker had in totaal twee dagen in verzekering gezeten en vroeg om een vergoeding van € 210,00 voor deze dagen, alsook om de vergoeding van zijn eigen bijdrage van € 152,00 voor rechtsbijstand en de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift.

Tijdens de zitting op 20 december 2022 waren de officier van justitie, mr. T.M.C. Hendriks, en de gemachtigd advocaat van verzoeker aanwezig. De rechtbank overwoog dat de verzoeker recht had op een vergoeding op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een vergoeding van € 130,00 voor de dag inverzekeringstelling en dat de eigen bijdrage van € 152,00 voor rechtsbijstand ook toewijsbaar was. Daarnaast werd een bedrag van € 680,00 toegekend voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer.

De rechtbank besloot de verzoeken tot vergoeding gedeeltelijk toe te wijzen, met een totaalbedrag van € 962,00, en wees de overige verzoeken af. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer en is op 3 januari 2023 uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-200371-21
rk-nummers: 22-003174 en 22-003175
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 5 februari 2022, in de zaak:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.A. Nunnikhoven te (5035 HC) Tilburg, Elzenstraat 53.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 210,00, € 210,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 152, voor vergoeding van de eigen bijdrage in verband met de kosten voor rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 9 november 2021 waarbij verzoeker integraal is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 27 juli 2021 in verzekering is gesteld en op diezelfde dag in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 20 december 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. T.M.C. Hendriks, en mr. A.A. Nunnikhoven als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer op 26 juli 2021 is aangehouden en op 27 juli 2021 in verzekering is gesteld. Bij vonnis van de politierechter van 9 november 2021 is verzoeker vrijgesproken. Verzoeker acht het redelijk dat aan hem een vergoeding wordt toegekend van € 210,00 voor de twee dagen die hij heeft vastgezeten. Daarnaast maakt verzoeker aanspraak op de aan hem opgelegde eigen bijdrage van € 152,00 opgelegd, welk bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Tot slot wordt verzocht om de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich in afwijking de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie in raadkamer op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van de eigen bijdrage van € 152,00 toewijsbaar is. Daarnaast heeft hij ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv zich opnieuw op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van
€ 130,00 voor de dag die verzoeker in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker is vrijgesproken. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan hem een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker is op 27 juli 2021 om 08:12 uur in verzekering gesteld op het politiebureau en dezelfde dag om 20:11 uur op last van de officier van justitie in vrijheid gesteld en heengezonden. Dat betekent dat verzoeker recht op een vergoeding voor
1 dag inverzekeringstelling. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag indien die inverzekeringstelling op een politiebureau is doorgebracht. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,00.
Het verzochte bedrag aan eigen bijdrage in verband met kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 152,00is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 832,00, bestaande uit:
- € 152,00 aan eigen bijdrage in verband met de kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 962,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Nunnikhoven, onder vermelding van “ [naam] ”
Deze beslissing is op 3 januari 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).