In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verzoeken van de man om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind, gezamenlijk gezag en een omgangsregeling. De man, vertegenwoordigd door mr. A. Mudde-Zeevaart, heeft verzocht om erkenning van de minderjarige, die op [geboortedag] 2021 is geboren, en om een omgangsregeling waarbij hij wekelijks contact kan hebben met het kind. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. M. Janse, heeft bezwaren geuit tegen de erkenning en de omgang, onder andere vanwege zorgen over de persoonlijkheidsproblematiek van de man en zijn alcoholgebruik. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek tot erkenning toe te wijzen, maar heeft ook gewezen op de noodzaak van een veilig omgangsproces en het belang van een persoonlijkheidsonderzoek bij de man. De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken aangehouden in afwachting van verdere informatie over de hulpverlening en de voortgang van het UHA-traject. De rechtbank benadrukt het belang van stabiliteit voor de minderjarige en de noodzaak voor de man om stappen te zetten in zijn hulpverleningstraject. De beslissing om de verzoeken aan te houden is genomen om de situatie van de minderjarige niet te verergeren en om te zorgen voor een zorgvuldige afweging van de belangen van alle betrokkenen.