ECLI:NL:RBZWB:2023:2473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
02-166701-21 + 02-166776-21 + 02-166508-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Toekoen
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere geweldsfeiten door minderjarige, openlijk geweld en mishandeling met toewijzing immateriële schade aan benadeelde partijen

Op 3 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die betrokken was bij meerdere geweldsfeiten. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 20 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld tegen verschillende slachtoffers in Tilburg tussen september 2020 en april 2021, evenals mishandeling van een ander slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een forse overschrijding van de redelijke termijn in jeugdstrafzaken, maar dit leidde niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van slachtoffers en getuigen, doorslaggevend waren. De rechtbank legde een werkstraf van 50 uur op, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de moeder van de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade, gezien de minderjarige leeftijd van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en vond het belangrijk dat de verdachte de gevolgen van haar daden zou ondervinden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-166701-21 + 02-166776-21 + 02-166508-21 (ter terechtzitting gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R. El Bellaj, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 20 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-166701-21
Feit 1: op 7 september 2020 te Tilburg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
Feit 2: op 22 november 2020 te Tilburg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] ;
Feit 3: op 22 november 2020 te Tilburg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] ;
Feit 4: op 30 januari 2021 te Tilburg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] ;
Feit 5: op 21 februari 2021 te Tilburg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] .
02-166508-21
Op 21 februari 2021 [slachtoffer 7] heeft mishandeld.
02-166776-21
op 3 april 2021 te Tilburg openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft gemotiveerd aangevoerd dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn in jeugdstrafzaken. Deze overschrijding is dermate hoog dat deze, in de optiek van de raadsman, tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moet leiden.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte lang heeft moeten wachten op haar berechting, maar dat de overschrijding waar nu sprake van is, geen gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling zijn het met de officier eens.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met negen maanden. Hoewel deze overschrijding weliswaar fors is, leidt dit, gelet op de lijn binnen de jurisprudentie op dit gebied, niet tot het oordeel dat deze overschrijding tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden in de vervolging van verdachte.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02-166701-21 en 02-166508-21
De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is telkens bij deze feiten aanwezig geweest. Daarbij heeft zij een rol gehad in het openlijk geweld. Wat betreft de mishandeling die is ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 02-166508-21 gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte aan de haren van aangeefster heeft getrokken en haar heeft geslagen.
02-166776-21
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van de openlijke geweldpleging op 3 april 2021 aan [adres 6] in Tilburg , nu onduidelijk is of verdachte een rol heeft gehad in het geweld jegens de aangevers.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02-166701-21
De raadsman stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldplegingen zoals ten laste gelegd onder feiten 2 tot en met 5. Voor wat betreft feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu wat hem betreft alleen vastgesteld kan worden dat verdachte aangeefster een duw heeft gegeven om haar weg te krijgen bij een ander meisje en verdachtes rol daarmee onvoldoende is geweest om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen.
02-166508-21
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij vindt dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte degene is geweest die aangeefster [slachtoffer 7] geslagen heeft. Daarnaast vindt de raadsman dat het aftrekken van de pruik van [slachtoffer 7] niet als mishandeling kan worden gezien, omdat dit geen pijn of letsel oplevert en verdachte niet wist dat sprake was van een pruik.
02-166776-21
De raadsman is het met de officier van justitie eens dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-166701-21
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af, dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangeefster [slachtoffer 1] . Zo verklaart [slachtoffer 1] dat twee meisjes aan haar haren hebben getrokken en haar hebben geduwd, geschopt en geslagen en dat een van de meisjes [verdachte] heet. Ook [getuige 1] heeft aangegeven dat het geweld wat tegen [slachtoffer 1] werd uitgeoefend kwam uit de groep waar verdachte bij hoorde. Zij heeft gezien dat [slachtoffer 1] door meerdere meisjes werd geslagen, geschopt en getrapt. Verdachte verklaart zelf ook dat zij bij het feit aanwezig is geweest en [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 1 december 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het bekijken van de camerabeelden, pagina 52 van het eindproces-verbaal;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 27 november 2020;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
Feit 4
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 30 januari 2021;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
Feit 5
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 5 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 28 februari 2021;
- de aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 28 februari 2021;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
02-166508-21
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangeefster [slachtoffer 7] is mishandeld door een klap op haar achterhoofd. Daarnaast is haar pruik van haar hoofd afgetrokken. Beide handelingen hebben pijn bij [slachtoffer 7] veroorzaakt. Dit wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] die beiden verklaren dat verdachte dat heeft gedaan. Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat zij de pruik van het hoofd van [slachtoffer 7] heeft afgetrokken. De rechtbank acht deze mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
02-166776-21
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangeefster [slachtoffer 8] die bewuste dag is tegengehouden, haar fiets op slot is gezet en zij vervolgens door meerdere personen in elkaar is geslagen. Zij werd van haar fiets afgetrokken en kreeg klappen op haar hoofd en in haar buik. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 4] . Daarbij merkt [slachtoffer 8] op dat het dikke meisje met de roze broek het agressiefst was van iedereen. Zij was degene die haar van haar fiets af trok en haar zes keer in haar gezicht sloeg. Dit meisje is door meerdere verbalisanten herkend als verdachte. Daarnaast heeft verdachte bij de politie aangegeven dat zij bij het incident aanwezig is geweest. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 8] . Dat deze geweldpleging niet op camera is vastgelegd, betekent niet dat verdachte daarin geen aandeel heeft gehad. Ook als verdachte niet zelf zou hebben geslagen, heeft zij met haar gedrag voorafgaand aan het geweld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld richting aangeefster. Tijdens het geweld heeft verdachte zich vervolgens niet gedistantieerd van het gebeuren, maar bleef zij verbaal nadrukkelijk aanwezig. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het openlijk geweld tegen aangever [slachtoffer 9] , omdat [slachtoffer 9] op hetzelfde moment in elkaar werd geslagen door vier jongens. Niet is gebleken dat verdachte hierbij betrokken was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-166701-21
1.
op 07 september 2020 te Tilburg met een ander of anderen, op [adres 1] ,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
- met kracht duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- ( vervolgens) (met kracht en/of met geschoeide voet) trappen tegen het been, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en
- met kracht vastpakken en/of vasthouden van het haar en/of trekken aan het haar van die voornoemde [slachtoffer 1] waardoor die [slachtoffer 1] op de grond valt en
- meermalen met kracht slaan en/of stompen tegen het hoofd/gezicht en
- meermalen, trappen en/of schoppen tegen de benen van die [slachtoffer 1] terwijl zij op de grond lag;
2.
op 22 november 2020 te Tilburg met anderen, aan [adres 2] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
  • meermalen, met kracht trekken aan het haar van die voornoemde [slachtoffer 2] en
  • meermalen, met kracht en/of (met gebalde vuist) slaan tegen het gezicht/hoofd van die voornoemde [slachtoffer 2] ;
3.
op 22 november 2020 te Tilburg met anderen aan [adres 3] ,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk
geweld bestond uit het:
- met kracht en met geschoeide voet tegen die [slachtoffer 3] te schoppen/trappen en
- ( met kracht) trekken aan het haar van die [slachtoffer 3] en
- meermalen met kracht slaan tegen het gezicht/hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 3] ;
4.
op 30 januari 2021 te Tilburg met anderen aan [adres 4] ,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk
geweld bestond uit het:
- meermalen met kracht slaan tegen het gezicht/hoofd en
- ( met kracht) het trekken aan het haar van die [slachtoffer 4] en
- meermalen schoppen tegen/in de buik en been van die [slachtoffer 4] ;
5.
op 21 februari 2021 te Tilburg met anderen op of aan de openbare weg, te weten [adres 5] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , welk geweld bestond uit:
- duwen van die [slachtoffer 6] en
- meermalen trekken aan het haar van die [slachtoffer 6] en
- slaan tegen het hoofd en/of rug van die [slachtoffer 6] en
- op de grond gooien van die [slachtoffer 6] en
- meermalen (met kracht en met geschoeide voet) trappen tegen het been, van die [slachtoffer 6] terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag en
- meermalen met geschoeide voet schoppen tegen de rug van die [slachtoffer 5] en
- meermalen stompen/slaan tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 5] en
- trekken aan het haar van die [slachtoffer 5] ;
02-166508-21
op 21 februari 2021 te Tilburg [slachtoffer 7] heeft mishandeld door tegen het
(achter)hoofd te slaan en aan de pruik te trekken;
02-166776-21
op 03 april 2021 te Tilburg openlijk, aan [adres 6] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer 8] , welk geweld bestond uit het tegen houden van die [slachtoffer 8] (terwijl die op de fiets zat) en de fiets op slot zetten en die [slachtoffer 8] van de fiets af trekken en meermalen in het gezicht van die [slachtoffer 8] slaan;
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de voorlaatste regel van het onder feit 3 tenlastegelegde weggevallen het woord “slaan”.
De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, mede gezien het tijdsverloop tussen de pleegdata en de strafrechtelijke afdoening, aan verdachte op te leggen een werkstraf van 50 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat zij first offender is en de forse overschrijding van de redelijke termijn in jeugdstrafzaken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit de dossierstukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van september 2020 tot in april 2021 schuldig gemaakt aan een zevental geweldsfeiten. Bij zes incidenten was er sprake van openlijke geweldpleging en bij één feit was er sprake van een mishandeling. Verdachte, bij een deel van de feiten pas twaalf jaar oud, heeft een bijzonder aanjagende rol gehad in het geweld waarbij de slachtoffers flink te grazen zijn genomen. Hoewel er natuurlijk nooit een rechtvaardigende aanleiding is voor dergelijke geweldsuitbarstingen, neemt de rechtbank het verdachte ook bijzonder kwalijk dat zij en haar mededaders de confrontaties hebben opgezocht en doen ontstaan, waarbij de slachtoffers in het nadeel waren. Voor verdachte was het bijvoorbeeld voldoende om van een ander te horen dat de slachtoffers iets gezegd zouden hebben over een vriendin, of mogelijk iets geroepen hebben naar de groep van de verdachte. Dit was kennelijk voor verdachte al genoeg om in een soort razernij te ontsteken en, in de meeste gevallen met een groep verhaal te gaan halen door compleet los te gaan op de slachtoffers. Bij een deel van de slachtoffers was er zelfs maanden nodig om de verwondingen die zij hadden opgelopen te laten genezen. Dat de slachtoffers nog altijd last hebben van de feiten blijkt ook wel uit de onderbouwing van degenen, die een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend. De rechtbank vindt het zeer kwalijk dat er mensen zijn die door toedoen van verdachte zich niet meer veilig voelen op straat.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 7 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en ook na de bewezen verklaarde feiten niet meer in aanraking met de politie is gekomen.
Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf ook het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) betrokken. Hierin staat, kort samengevat, dat verdachte inmiddels binnen de ondertoezichtstelling intensieve hulpverlening heeft aanvaard van de gezinsvoogd van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en dat zij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ook is zij gediagnosticeerd met ADHD en krijg zij hier medicatie voor. Op school gaat het nog niet goed, wat met name ziet op haar schoolverzuim, maar hier wordt binnen de ondertoezichtstelling aan gewerkt. Verder merkt de Raad op dat de nacht in de cel veel impact heeft gehad op verdachte. De Raad acht oplegging van een werkstraf passend.
Namens het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering is aangegeven dat er binnen het gezin van verdachte sprake is van een voorzichtige positieve ontwikkeling. Er is MST ingezet en er wordt nu ingezet op het leerstuk waarbij verdachte leert haar eigen aandeel in te zien, omdat verdachte nog altijd gevoelig blijft voor bepaalde sferen. In het kader van de leergebieden die nu met verdachte worden besproken zou het goed zijn om verdachte de consequenties van haar handelen te laten ervaren.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat zij (deels) tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, de strafeis van de officier van justitie in voldoende mate rekening houdt met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn in jeugdstrafzaken. De rechtbank zal verdachte opleggen een onvoorwaardelijke werkstraf van 50 uur, met aftrek van de tijd die verdachte heeft vastgezeten.

7.De benadeelde partij

02-166701-21
Feit 5:
7.1
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 875,--, waarvan
€ 375,-- aan vergoeding van materiële schade (verloren Airpods, kapotte broek, acrylnagels, beschadigde fiets) en € 500,- aan vergoeding voor immateriële schade.
7.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van de materiele schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze in het geheel niet is onderbouwd met stukken. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de gevorderde immateriële schade te matigen tot € 250,-- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente, waarbij de verdachte tevens hoofdelijk aansprakelijk zal worden gesteld voor voornoemd schadebedrag.
7.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vordering nu deze niet is onderbouwd met stukken.
7.1.3
Oordeel rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zou de bewezenverklaarde gedraging van verdachte aan haar als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als haar leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit namelijk nog geen veertien jaar. Dit betekent dat de moeder van verdachte aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden (artikel 6:169 BW).
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de materiële schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
In de aangifte is door de benadeelde partij al aangegeven dat zij de onderhavige schade heeft geleden. Hoewel de in de vordering genoemde bedragen niet met stukken zijn onderbouwd, komt de hoogte daarvan de rechtbank, gelet op de gepleegde handelingen redelijk voor en begroot zij de schade op de gevorderde bedragen.
De gevorderde materiële schade is dan ook voldoende komen vast te staan zodat dit deel de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, alsmede het feit dat er reeds een deel van de gevorderde immateriële schade is toegewezen in de zaak van een medeverdachte (waarbij die medeverdachte niet hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade), acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 100,-- billijk.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding toewijzen voor een bedrag van
€ 475,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit tot de dag van de voldoening.
02-166508-21
7.2
[slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 475,55, waarvan € 75,55 aan vergoeding van materiële schade en € 400,- aan vergoeding voor immateriële schade.
7.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, nu deze goed is onderbouwd en de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.2.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de verdediging vrijspraak heeft gevraagd voor dit feit. Subsidiair is de gevorderde immateriële schade niet onderbouwd met stukken. Ten aanzien van de materiele schade merkt de verdediging op dat de benadeelde partij pas vier maanden na het incident naar de kapper is geweest. Niet uit te sluiten valt dat er in de tussentijd nog dingen zijn gebeurd met de pruik die niet voor rekening van verdachte kunnen komen.
7.2.3
Oordeel rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zou de bewezenverklaarde gedraging van verdachte aan haar als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als haar leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit namelijk nog geen veertien jaar. Dit betekent dat de moeder aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden (artikel 6:169 BW).
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de materiële schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. In de aangifte is door de benadeelde partij al aangegeven dat zij de onderhavige schade heeft geleden. Hoewel het in de vordering genoemde bedrag niet met stukken is onderbouwd, komt de hoogte daarvan de rechtbank, gelet op de gepleegde handelingen redelijk voor en begroot zij de schade op de gevorderde bedragen.
De gevorderde materiële schade is dan ook voldoende komen vast te staan zodat dit deel de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 150,-- billijk.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding toewijzen voor een bedrag van
€ 225,55 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit tot de dag van de voldoening.
02-166776-21
7.3
[slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert een schadevergoeding van € 750,-- aan
vergoeding voor immateriële schade.
7.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de gevorderde immateriële schade te matigen tot € 250,-- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente, waarbij de verdachte tevens hoofdelijk aansprakelijk zal worden gesteld voor voornoemd schadebedrag.
7.3.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien de vordering niet met stukken is onderbouwd. Daarnaast merkt de verdediging op dat in de zaak van de medeverdachte reeds een bedrag van € 300,-- aan immateriële schade is toegewezen, welke uitspraak inmiddels onherroepelijk is.
7.3.3
Oordeel rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zou de bewezenverklaarde gedraging van verdachte aan haar als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als haar leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit namelijk nog geen veertien jaar. Dit betekent dat de moeder aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden (art. 6:169 BW).
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, alsmede het feit dat er reeds een deel van de gevorderde immateriële schade is toegewezen in de zaak van een medeverdachte (waarbij die medeverdachte niet hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade), acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 100,-- billijk.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding toewijzen voor een bedrag van
€ 100,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit tot de dag van de voldoening.
7.4
[slachtoffer 9]
De benadeelde partij [slachtoffer 9] vordert een schadevergoeding van € 3.117,38, waarvan € 1.117,38 aan vergoeding van materiële schade (reparatie bromfiets, GoPro houder, bril, helm, beschermlaagje IPhone) en € 2.000,-- aan vergoeding voor immateriële schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 141, 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-166701-21
feiten 1 tot en met 5: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, vijfmaal gepleegd.
02-166776-21
mishandeling.
02-166508-21
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
25 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
02-166701-21
[slachtoffer 5]
- veroordeelt de moeder van verdachte, te weten [moeder verdachte] , tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 475,--, waarvan € 375,-- aan materiële schade en
€ 100,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de moeder van verdachte, voormeld, tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
02-166508-21
[slachtoffer 7]
- veroordeelt de moeder van verdachte, te weten [moeder verdachte] , tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 225,55, waarvan € 75,55 aan materiële schade en € 150,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt de moeder van verdachte, voormeld, in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
02-166776-21
[slachtoffer 8]
- veroordeelt de moeder van verdachte, te weten [moeder verdachte] , tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van € 100,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 april 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de moeder van verdachte, voormeld, tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
[slachtoffer 9]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 9] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Beer, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Combee, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Rozendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2023.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.