ECLI:NL:RBZWB:2023:2467

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/02/407899 HA RK 23-53
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 20 maart 2023 was ingediend. Het verzoek was gericht tegen mr. Breeman, de rechter die belast was met de behandeling van twee strafzaken. De verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig kon zijn, omdat het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant geen partij zou zijn in de zaak. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker geen overtuigende argumenten heeft aangedragen die zouden wijzen op een schijn van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank heeft bovendien opgemerkt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen noodzaak was voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

De beslissing werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De behandeling van de onderliggende strafzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/407899/HA RK/23-53
Beslissing van 6 april 2023 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- het op 20 maart 2023 ontvangen wrakingsverzoek;
- de op 29 maart 2023 van verzoeker ontvangen aanvullende stukken.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Breeman, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaken met raadkamernummer: 23-006926 en parketnummer: 1-085603-22 op de gronden die verzoeker heeft uiteengezet in zijn wrakingsverzoek.
2.2.
Verzoeker legt aan zijn verzoek tot wraking, blijkens de door hem overgelegde stukken, het volgende ten grondslag. Op 16 februari 2023 heeft verzoeker gemotiveerd bezwaar aangetekend tegen het uitbrengen van twee dagvaardingen door het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2023. Verzoeker wacht echter nog steeds op de behandeling door het Openbaar Ministerie in Den Bosch van zijn bezwaarschrift van 27 juni 2022 en zijn aanvullende bezwaarschrift van 1 augustus 2022. Aldus verzoeker is het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant geen partij in deze zaak en om die reden is de behandelend rechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in die zaak evenmin partij.

3.De beoordeling

Beoordelingskader
3.1
Op grond van artikel 512 Sv kan een verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een strafzaak behandelt wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Voorop moet worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is. De behandeling van voornoemde zaken is door de rechtbank Oost-Brabant overgedragen aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat de rechtbank Oost-Brabant in de tenlastelegging wordt genoemd. Daarmee is de rechtbank Zeeland-West-Brabant de bevoegde rechtbank geworden en dient de politierechter van deze rechtbank te beslissen op het bezwaarschrift tegen de dagvaarding. De stelling van verzoeker dat het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant geen partij is in deze zaak en daarom ook de behandelend rechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant geen partij is, is onjuist, nog daargelaten het feit dat een rechter geen partij is. Desgewenst kan verzoeker de bevoegdheid van de politierechter tijdens de behandeling van de hoofdzaak aan de orde stellen, maar dat die rechter vooralsnog aanneemt bevoegd te zijn kan niet als (schijn van) vooringenomenheid worden gezien. Verzoeker heeft ook op geen enkele manier feitelijk onderbouwd dat sprake is geweest van enige schijn van vooringenomenheid of van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de rechter schade zou kunnen leiden.
3.4
De rechter heeft na de raadkamerbehandeling op 22 maart 2023 beslist op het bezwaarschrift van verzoeker tegen de dagvaarding. De rechter was op dat moment niet bekend met het wrakingsverzoek dat door verzoeker is ingediend. Nu het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond wordt verklaard, heeft dat geen gevolgen voor de beslissing op het bezwaarschrift.
3.5
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

4.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond,
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met parketnummer: 02/050229-22 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 6 april 2023, door mr. Peters, voorzitter, mr. Römers en mr. Leppens, in tegenwoordigheid van mr. Verhulst-Langer, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.