Wat vindt de rechtbank
11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en om die reden vanaf 17 januari 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 17 januari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 17 januari 2022 voor 8,64% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waaronder de daarin aanwezige medische informatie van de behandelend sector, en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en aansluitend lichamelijk onderzocht. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij de huisarts. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle bekende klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. Voor zover eiseres de zorgvuldigheid van het onderzoek van de verzekeringsarts betwist, overweegt de rechtbank dat eventuele gebreken in de bezwaarfase door de verzekeringsarts B&B hersteld kunnen worden. De verzekeringsarts B&B heeft eiseres onderzocht op een fysiek spreekuur en informatie opgevraagd bij de huisarts. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende toegelicht dat, hoewel hij de informatie van de huisarts niet had ontvangen, hij over voldoende medische informatie beschikte om een zorgvuldige afweging te maken van de belastbaarheid van eiseres. Eiseres heeft zich verder niet uitgelaten over de zorgvuldigheid van het onderzoek van de verzekeringsarts B&B. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat het onderzoek van de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig is geweest of dat hij aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 17 januari 2022 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft toegelicht dat de verzekeringsarts rekening heeft gehouden met de ervaren klachten en beperkingen van de linkerknie, -voet en -heup en rechterschouder. In bezwaar zijn geen aanvullende klachten of beperkingen naar voren gekomen.
15. De stelling van eiseres dat zij geen arbeidsvermogen heeft begrijpt de rechtbank als dat sprake zou zijn van een situatie van geen benutbare mogelijkheden als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
De rechtbank kan deze stelling niet volgen. Van een situatie van geen benutbare mogelijkheden is sprake bij opname in een ziekenhuis of een instelling, bedlegerigheid, het ontbreken van iedere vorm van zelfredzaamheid of een ernstige psychische stoornis waardoor de betrokkene ernstig disfunctioneert. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. De rechtbank wijst er daarbij op dat in het rapport van de verzekeringsarts van 7 december 2020, waarnaar de verzekeringsarts B&B verwijst, de verzekeringsarts heeft toegelicht dat eiseres zelfstandig is in de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en lichte huishoudelijke taken verricht.
16. Omdat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, hebben de verzekeringsartsen op goede gronden een FML opgesteld. De verzekeringsarts B&B heeft in bezwaar aanleiding gezien de FML op enkele punten te wijzigen. Hij heeft voldoende gemotiveerd waarom de in beroep ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft tot het aannemen van meer beperkingen. Hij heeft toegelicht dat de schouderklachten bekend waren en zijn meegewogen in de opstelling van de FML. Ook heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat de stressklachten geen gevolg zijn van ziekte of gebrek. Hij heeft er daarbij op gewezen dat bij het onderzoek van de primaire verzekeringsarts geen psychische klachten zijn aangegeven en dat de stressklachten die op de hoorzitting zijn aangegeven, werden gezien als een normale reactie op een stressvolle situatie. Ten aanzien van de knieklachten heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat deze niet ernstig zijn, geen indicatie zijn voor een operatie en dat deze klachten zijn meegewogen bij de opstelling van de FML. De rechtbank vindt deze motivering voldoende duidelijk.
17. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gaat het om de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg ziekte en/of gebrek objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 17 januari 2022.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 17 januari 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML van 9 juli 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 91,36% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 8,64% arbeidsongeschikt is.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
21. De rechtbank merkt op dat het UWV in het bestreden besluit te kennen heeft gegeven de kosten in bezwaar van eiseres te zullen vergoeden tot een bedrag van € 1.068,- voor het reageren op de voorgenomen beslissing en het bijwonen van de hoorzitting door de gemachtigde. Niet gesteld of gebleken is dat de proceskosten in bezwaar hiermee onvolledig zijn vergoed. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding aan eiseres een nadere vergoeding voor de gemaakte proceskosten in bezwaar toe te kennen.