ECLI:NL:RBZWB:2023:241

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5756 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker, die huurder is van een woning in [woonplaats verzoeker], heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Roosendaal, dat zijn woning voor de duur van twee maanden gesloten zou worden op basis van de Opiumwet. Dit besluit volgde na de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs in de woning, alsook attributen die wijzen op drugshandel. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en om de openbare orde te herstellen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening. De burgemeester had de bevoegdheid om de woning te sluiten, gezien de grote hoeveelheid drugs die in de woning was aangetroffen en de omstandigheden van de wijk waarin de woning zich bevindt. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en dat de sluiting van de woning niet onevenredig is. De verzoeker heeft niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat de sluiting van de woning voor twee maanden gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5756 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 januari 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

(gemachtigde: mr. J.C. Sneep),
en

de burgemeester van de gemeente Roosendaal (de burgemeester), verweerder,

(gemachtigden: mr. E. Spierings en [naam vertegenwoordiger]).
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam woningbouwvereniging], uit [vestigingsplaats woningbouwvereniging],
(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Procesverloop

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker met betrekking tot het besluit van 23 november 2022. Met dit besluit heeft de burgemeester verzoekers woning aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] voor de duur van twee maanden gesloten. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en een waarnemend kantoorgenoot van zijn gemachtigde mr. S. de Goede, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van [naam woningbouwvereniging].

Inleiding

Verzoeker huurt de woning aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker]. [naam woningbouwvereniging] is eigenaar van deze woning.
Uit de Bestuurlijke rapportage van 17 oktober 2022 blijkt dat de politie op 13 oktober 2022 – in het kader van de actie ‘Kingpin’, opgezet in verband met overlast van drugsdealers in de omgeving van [straatnaam] in [woonplaats verzoeker] – in deze woning is binnengetreden. In de woning werden onder meer ruim 42 kg hash en ruim 1,4 kg hennep aangetroffen. Verder werden een weegschaal, meerdere sealzakken en € 5.640,- aan contanten in beslag genomen.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft de burgemeester aan verzoeker meegedeeld dat hij voornemens is de woning te sluiten voor de duur van twee maanden. Verzoeker heeft een zienswijze ingediend.
Met het besluit van 14 november 2022 heeft de burgemeester verzoekers woning met ingang van 28 november 2022 gesloten voor de duur van twee maanden. Op 22 november 2022 heeft de burgemeester dit besluit ingetrokken, omdat verzoekers zienswijze daarin niet was betrokken.
Met het bestreden besluit van 23 november 2022 heeft de burgemeester verzoekers woning met ingang van 7 december 2022 voor twee maanden gesloten.
De burgemeester stelt bevoegd te zijn tot sluiting van de woning en in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik te hebben kunnen maken.
Bevoegdheid
Volgens de burgemeester is sprake van een ernstig geval. Er is een zeer grote hoeveelheid softdrugs in verzoekers woning aangetroffen, meer dan 43 kg. Daarnaast zijn een weegschaal, meerdere sealzakken en € 5.640,- aan contanten aangetroffen. Dit zijn volgens de burgemeester attributen die wijzen op handel in verdovende middelen.
Noodzakelijkheid
Omdat in de woning een zeer grote hoeveelheid softdrugs is aangetroffen, mag volgens de burgemeester worden aangenomen dat verzoekers woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. De woning ligt in een voor drugshandel zeer kwetsbare wijk. Er is veel sprake van drugsoverlast en er worden regelmatig hennepkwekerijen ontdekt. Een zichtbare sluiting is voor bij de woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners het signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. De burgemeester acht sluiting noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving en herstel van de openbare orde.
Evenredigheid
De burgemeester stelt dat verzoeker geen omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat hij geen wetenschap had van de softdrugs in zijn woning. De softdrugs zijn verspreid over de woning aangetroffen en verzoeker is de enige die de woning bewoont. Voorts stelt de burgemeester dat het aan verzoeker is om zelf voor vervangende huisvesting te zorgen tijdens de sluiting. Het algemeen belang en het moreel besef verzetten zich tegen het aanbieden door de gemeente van tijdelijke huisvesting aan personen die verwijtbaar een overtreding van de Opiumwet hebben begaan. Zeker in deze tijd is opvang regelen voor die overtreders volgens de burgemeester in het geheel niet aan de orde of een prioriteit.
Dat woningen worden gesloten bij drugshandel of -productie is een feit van algemene bekendheid, zeker in West-Brabant. Verzoeker had kunnen weten dat sluiting volgt. Inherent aan de sluiting is dat verzoeker de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij dermate afhankelijk is van zijn woning dat hij niet elders kan verblijven en dat er sprake is van bijzondere omstandigheden om van sluiting dient te worden afgezien. Volgens de burgemeester dient in dit geval het algemeen belang zwaarder te wegen dan verzoekers financiële belang en zijn belang bij het kunnen blijven wonen in de woning. Het niet handhaven van de overtreding tast de rechtszekerheid aan en leidt ertoe dat met de Opiumwet en het Damoclesbeleid beoogde doelen onvoldoende worden beschermd. De burgemeester stelt dat bovendien ongewenste precedentwerking moet worden voorkomen.
Op 5 december 2022 heeft de burgemeester de begunstigingstermijn verlengd met één week. Verzoekers woning wordt gesloten met ingang van 14 december 2022.
De burgemeester heeft deze termijn opgeschort tot twee dagen nadat de voorzieningen-rechter uitspraak heeft gedaan.

Verzoek

Verzoeker stelt dat de sluiting ten onrechte is. De burgemeester heeft ten onrechte geen onderzoek verricht naar de mogelijkheid tot het opleggen van een minder verstrekkende maatregel. Hij heeft evenmin voldoende gemotiveerd dat sluiting noodzakelijk is. Maatwerk ontbreekt.
Op grond van het Damoclesbeleid wordt een maatregel opgelegd tenzij er sprake is van een ernstig geval. De burgemeester heeft alleen gewezen op de hoeveelheid aangetroffen drugs, contant geld en sealzakken. Volgens verzoeker heeft de burgemeester daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een ernstig geval.
De noodzaak tot sluiting is daarnaast onvoldoende aangetoond. Dat er sprake is van een kwetsbare woonwijk is niet met cijfers onderbouwd. Dat sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat in dit specifieke geval heeft de burgemeester, behalve in algemene bewoordingen, evenmin onderbouwd.
Voor zover er al sprake is van verwijtbaarheid is die alleen gelegen in het feit dat verzoeker zich heeft laten gebruiken/misbruiken als ‘kanonnenvoer’.
[naam woningbouwvereniging] heeft zich inmiddels gemeld. Een bestuursrechtelijke sluiting gaat leiden tot gevolgen die niet meer te repareren zijn; een buitengerechtelijke ontbinding zorgt voor dakloosheid zijdens verzoeker. Verzoeker heeft geen groot sociaal netwerk waarop hij kan terugvallen. Gelet op verzoekers psychische en financiële kwetsbaarheid is sluiting hoogst onwenselijk. De woning is verzoekers enige veilige haven.
Verzocht is het besluit van 23 november 2022 te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Voordat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk kan beoordelen dient vast te staan dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter neemt dat spoedeisend belang in dit geval aan.
De vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is of de verwachting bestaat dat het besluit van de burgemeester, waarbij verzoekers woning gedurende twee maanden is gesloten, in bezwaar stand zal houden. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De burgemeester is overgegaan tot sluiting van verzoekers woning, omdat in die woning softdrugs zijn aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat die voor de handel bestemd waren. De burgemeester stelt als gevolg daarvan bevoegd te zijn tot handhavend optreden en voorts dat hij in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Verzoeker betwist de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van zijn woning niet. Volgens verzoeker heeft de burgemeester echter niet in redelijkheid gebruik kunnen maken van die bevoegdheid.
Over de wijze waarop de burgemeester van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik maakt heeft hij het Damoclesbeleid district de Markiezaten/Roosendaal 2020 (Damoclesbeleid) vastgesteld.
Damoclesbeleid
In het Damoclesbeleid is bepaald dat bij een eerste overtreding van een handelshoeveelheid softdrugs een waarschuwing volgt tenzij er sprake is van een ernstig geval. In een ernstig geval volgt sluiting voor twee maanden. Volgens de burgemeester is sprake van een ernstig geval en daarom heeft hij verzoekers woning voor twee maanden gesloten.
Verzoeker stelt dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een ernstig geval.
In de rechtspraak is als uitgangspunt aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram hennepproducten de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking.
De voorzieningenrechter leidt uit de Bestuurlijke rapportage af dat in verzoekers woning ruim 42 kg hash en ruim 1,4 kg hennep zijn gevonden. Dit is heel veel meer dan voormelde handelshoeveelheid van 5 gram hennepproducten. Daarnaast zijn een weegschaal, meerdere sealzakken en € 5.640,- aan contanten aangetroffen. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter een ernstig geval kunnen aannemen. Sluiting van verzoekers woning gedurende twee maanden is dan ook conform het Damoclesbeleid.
Gebruik maken van de bevoegdheid
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) [1] dient de burgemeester alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
Bij de beoordeling of de burgemeester gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting dient de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht te worden genomen. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid.
Geschiktheid
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sluiting van de woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich brengt. Een zichtbare sluiting is voor bij de woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners het signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. Deze doelen kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden bereikt als de tijdelijke sluiting geen doorgang vindt.
Noodzakelijkheid
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit de bijzonder grote hoeveelheid aangetroffen softdrugs handel worden afgeleid. Daarnaast zijn er attributen – een weegschaal en meerdere sealzakken – en € 5.640,- aan contanten aangetroffen die op handel wijzen.
Verzoeker heeft ter zitting gesteld dat de contanten van zijn broer waren. Bedoeld was om een auto aan te schaffen. De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij. Verzoekers stelling is in het geheel niet onderbouwd.
De burgemeester heeft in het bestreden besluit gesteld dat verzoekers woning in een voor drugshandel zeer kwetsbare wijk ligt. Ter zitting heeft hij toegelicht dat er veel drugsoverlast is op en rond [straatnaam] en [naam woonwijk], waar verzoeker woont. In [naam woonwijk] worden per jaar gemiddeld 4 tot 7 hennepkwekerijen aangetroffen en 2 tot 3 woningen gesloten in verband met de aanwezigheid van drugs. De politie heeft recentelijk verschillende acties gehouden tegen drugsdealers, zoals de actie Kingpin op 13 oktober 2022. Verzoeker is door de politie regelmatig op [straatnaam] gezien. Er is waargenomen dat hij drugs overhandigde en daarvoor geld ontving. Verzoeker is tijdens de actie Kingpin door de politie aangehouden op verdenking van de handel in drugs en die zijn vervolgens ook in zijn woning aangetroffen. Naast sluiting van verzoekers woning heeft de burgemeester aan hem op 22 november 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd. Als blijkt dat verzoeker opnieuw drugs dealt, verbeurt hij een dwangsom van
€ 5.000,- euro met een maximum van € 20.000,-. Verzoeker heeft tegen deze last geen rechtsmiddelen aangewend.
Met deze toelichting heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter afdoende onderbouwd dat er aanwijzingen zijn dat er door verzoeker drugs (vanuit zijn woning) werden verhandeld, dat verzoekers woning in een voor drugshandel kwetsbare wijk ligt en dat er noodzaak is om zijn woning te sluiten.
Evenwichtigheid
De vraag is vervolgens of sluiting evenwichtig is. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin de drugshandel aan de bewoner kan worden verweten en of er een bijzondere binding met de woning is. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner afwegen tegen de redenen voor sluiting. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Uit vaste rechtspraak van de AbRS volgt dat een bewoner geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, als hij niet op de hoogte kon zijn van in zijn woning aangetroffen drugs. Die situatie doet zich in dit geval niet voor. Verzoeker heeft de aanwezigheid van de hennep en hash in zijn woning erkend en toegegeven dat hij een fout heeft gemaakt. Verzoeker heeft verklaard dat hem € 300,- in het vooruitzicht is gesteld als de drugs in zijn woning mochten worden gestald. Hij is daarbij onder druk gezet en – volgens eigen zeggen – gebruikt als ‘kanonnenvoer’. Hierin ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding om sluiting van verzoekers woning onevenredig te achten. Verzoeker heeft namelijk zelf de keuze gemaakt drugs in zijn woning toe te laten.
Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, leidt in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is. Inherent aan de sluiting van de woning is dat verzoeker de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarvan is niet gebleken. Verzoeker heeft wel gesteld dat er medische omstandigheden zijn die maken dat hij een bijzondere binding met de woning heeft – het zou gaan om polyneuropathie in de benen en diabetes type II – maar hij heeft dat niet met objectieve en verifieerbare stukken onderbouwd. Ook over de gestelde financiële problemen heeft verzoeker geen gegevens overgelegd.
Hoewel het voor verzoeker ingrijpend is dat hij door een mogelijke ontbinding van de huurovereenkomst de huurwoning kwijt zal raken, acht de voorzieningenrechter ook die nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat, alhoewel verzoeker twee jaar niet kan reageren op woningen van [naam woningbouwvereniging], hij wel in aanmerking komt voor woningen van andere woningcorporaties. Ter zitting heeft [naam woningbouwvereniging] gesteld dat een algemene zwarte lijst niet (meer) bestaat en de blokkade van twee jaar alleen voor haar woningen geldt.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester tot sluiting van verzoekers woning bevoegd is en dat hij van die bevoegdheid in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter acht sluiting van verzoekers woning voor
twee maanden niet onevenredig; het is een geschikt, noodzakelijk en evenwichtig middel. De voorzieningenrechter heeft dan ook de verwachting dat het bestreden besluit in bezwaar standhoudt en ziet geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoeker krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.H.D. Sebel, griffier op 18 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.uitspraken van de AbRS van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS: 2019:2912), 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1916)