In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, dat op 1 december 2022 is genomen. Dit besluit betreft de opschorting van haar recht op bijstand op grond van de Participatiewet, met ingang van 22 november 2022. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 11 januari 2023 in Middelburg, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar waarnemend gemachtigde, mr. R. Moghni. Het college werd vertegenwoordigd door een onbekende vertegenwoordiger.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster een e-mail van 4 januari 2023 overgelegd, waarin een medewerkster van het college aangeeft dat na intern overleg is besloten de blokkade op de uitkering van verzoekster te verwijderen. Dit betekent dat verzoekster het restant van haar uitkering van november 2022 zal ontvangen. De gemachtigde heeft ook een uitkeringsspecificatie van 6 januari 2023 overgelegd, die betrekking heeft op de bijstandsuitkering van december 2022. Vervolgens heeft de gemachtigde het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb, in samenhang met artikel 8:84 van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter concludeert dat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit de e-mail van 4 januari 2023. Daarom wordt het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 50,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, en openbaar gemaakt op 18 januari 2023.