ECLI:NL:RBZWB:2023:2364
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in WIA-uitkeringszaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Verzoekster, die als derde-partij betrokken was, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV dat de WIA-uitkering aan werknemer niet langer aan verzoekster zou worden toegerekend. Het UWV had eerder, op 17 november 2021, het bezwaar van werknemer gegrond verklaard en een WIA-uitkering toegekend, maar in een later besluit op 13 januari 2023 werd dit besluit herzien. Verzoekster trok haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het UWV geen bezwaar maakte tegen de proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat het UWV tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoekster en dat het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond was. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.578,56, inclusief de kosten voor de door verzoekster ingeschakelde arbeidsdeskundige. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was niet in de gelegenheid om deze mede te ondertekenen. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.