ECLI:NL:RBZWB:2023:2340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
02-171382-22, 02-275244-22, 02-222686-22, 02-236141-22 en 02-249708-22 (gev. ttz) + 02-040895-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen van hulpverleners en vernielingen van politiegoederen met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie bedreigingen van hulpverleners van Traverse en twee vernielingen van politiegoederen. De rechtbank oordeelde dat de formele vereisten voor de oplegging van de ISD-maatregel waren voldaan, maar dat niet voldoende duidelijk was of alle mogelijkheden waren uitgeput om de recidive van de verdachte te beëindigen. Daarom werd geen ISD-maatregel opgelegd, maar een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van dertig dagen en een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 maart 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De tenlastelegging omvatte bedreigingen van medewerkers van een zorgorganisatie en vernielingen van goederen van de politie.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de bedreigingen en vernielingen wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere feiten die getuigen van een gebrek aan respect voor hulpverleners en gezagsdragers. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de reclasseringsrapporten, waaruit bleek dat hij eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf en stelde voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-171382-22, 02-275244-22, 02-222686-22, 02-236141-22 en
02-249708-22 (gev. ttz) + 02-040895-20 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats]
nu gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie De Schie
raadsman mr. A.A.W. den Ouden, advocaat te Oisterwijk

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 maart 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd voor zover dat nog niet was gebeurd. Verder is ter zitting ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie bedreigingen van medewerkers van [zorgorganisatie] en twee vernielingen van goederen van de politie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier alle tenlastege-legde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de bewezenverklaring van de feiten met uitzondering van het feit onder 02-275244-22. Voor dat feit dient volgens de verdediging vrijspraak te volgen. Daartoe wordt aangevoerd dat vaststaat dat verdachte een onbeheerste uiting van woede heeft gehad, maar dat uit het dossier niet duidelijk volgt wat verdachte heeft gezegd en of dat bedreigend is geweest. Bovendien is verdachte voorgelogen over zijn bankpasje waardoor de verbale uitbarsting begrijpelijk is en hem niet strafrechtelijk kan worden tegengeworpen. Daarbij komt dat van een slaande beweging geen sprake is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
02-171382-22
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat verdachte op 8 juli 2022 tegen [slachtoffer 1] bij [zorgorganisatie] in Tilburg de woorden “Ik steek je in de fik” en “Ik maak je kapot als je naar buiten komt” heeft gezegd. Weliswaar heeft verdachte hierover geen verklaring afgelegd, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen en acht het tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
02-275244-22
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte op 25 oktober 2022 bij [zorgorganisatie] te Tilburg een woede-uitbarsting heeft gehad. Naar haar oordeel staat op grond van de verklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] ook vast dat verdachte daarbij bedreigende woorden heeft geroepen waaronder de tenlastegelegde woorden. Voorts kon bij deze bedreigingen de redelijke vrees ontstaan dat verdachte de daad bij het woord zou voegen. Daarvoor is voldoende dat deze bedreigingen in het algemeen een dergelijke vrees kunnen opwekken. Dat is bij deze woorden het geval.
De raadsman heeft terecht opgemerkt dat verdachte door de medewerkers van [zorgorganisatie] werd voorgelogen over de daar aanwezige bankpas van verdachte. Daardoor is de frustratie en boosheid van verdachte invoelbaar, maar dat rechtvaardigt niet het uiten van bedreigende woorden zoals tenlastegelegd. De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en strafbaar.
Van het maken van de slaande beweging naar [getuige 2] door verdachte spreekt de rechtbank verdachte vrij. Weliswaar kan op grond van de verklaringen van [getuige 2] en verdachte worden vastgesteld dat verdachte dit heeft gedaan, maar de rechtbank is van oordeel dat deze slaande beweging niet bijdraagt aan de tenlastegelegde bedreiging. Uit het enkele maken van een slaande beweging gaat onvoldoende dreiging uit om bij te dragen aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling.
02-222686-22
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] , de getuigenverklaring van [getuige 5] en de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat verdachte op 3 september 2022 te Tilburg bij [zorgorganisatie] [slachtoffer 2] heeft bedreigd en daarbij een vlam heeft gemaakt met een aansteker en een bus deodorant. Dat aangever en getuige niet exact dezelfde bewoordingen gebruiken in hun verklaringen doet hier niet aan af, nu zij beiden verklaren over een bedreiging met de dood. Verdachte heeft ook bekend dat hij een vlam heeft gemaakt en daarbij iets heeft gezegd, maar hij weet niet meer goed wat. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd zoals hierna onder 4.3.3 weergegeven.
Van de ten laste gelegde bedreiging van [zorgorganisatie] spreekt de rechtbank verdachte vrij, omdat niet bewezen kan worden dat hij heeft gedreigd het pand van [zorgorganisatie] in brand te steken. De bedreigingen waren specifiek tegen [slachtoffer 2] en [getuige 5] gericht.
Uit de op zitting afgespeelde camerabeelden blijkt dat het ten laste gelegde schoppen tegen de deur met een voet met badslipper is gedaan en met weinig kracht tegen een dikke deur. Een dreiging gaat daar niet van uit. Van slaan tegen de deur blijkt niet uit de beelden. Van die handelingen spreekt de rechtbank verdachte vrij.
02-236141-22
Op grond van de getuigenverklaring van [getuige 6] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] stelt de rechtbank vast dat verdachte op 18 september 2022 te Tilburg de linker dodehoekspiegel van een politiebus heeft vernield. Verdachte heeft dit ook bekend. Op grond hiervan acht de rechtbank dit tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
02-249708-22
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] stelt de rechtbank vast dat verdachte op 2 oktober 2022 te Tilburg een steen tegen de ruit van het politiebureau heeft gegooid. Als gevolg hiervan zitten er diverse krassen en putjes in de ruit. Weliswaar heeft verdachte hierover geen verklaring afgelegd, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring en bevindingen te twijfelen en acht de tenlastegelegde beschadiging daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-171382-22
op 8 juli 2022 te Tilburg (Gasthuisring) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen : Ik steek je in de fik. Ik maak je kapot als je naar buiten komt'.
02-275244-22
op 25 oktober 2022 te Tilburg [getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [getuige 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik hoop dat jouw gezin eraan gaat. Ik doe je wat aan. Ik vermoord je, jullie gaan er allemaal aan".
02-222686-22
op 3 september 2022 te Tilburg, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door bij [zorgorganisatie] door middel van een aansteker en deodorant vuur te maken en vervolgens de volgende woorden te zeggen "Ik maak jullie dood" en/of "Ik steek jullie in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
02-236141-22
op 18 september 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel van een dienstvoertuig, die aan de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant toebehoorde, heeft vernield.
02-249708-22
op 2 oktober 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant toebehoorde, heeft beschadigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. Hij baseert zich hiervoor op het reclasseringsrapport, waarin naar voren komt dat er sprake is van een hoog recidiverisico waarvoor eerdere interventies niet hebben geleid tot gedragsverandering en daarmee verlaging van die recidivekans. Nu ook aan de wettelijke vereisten is voldaan, sluit hij zich aan bij de conclusie van de reclassering dat er geen andere mogelijkheid is om het recidiverisico in te perken dan oplegging van de ISD-maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om geen ISD-maatregel aan verdachte op te leggen, omdat dit als ultimum remedium heeft te gelden en niet alle civiele mogelijkheden zijn uitgeput om verdachte te begeleiden en recidive te voorkomen. Daarbij komt dat de reclassering abstinentie van verdachte nodig acht om tot een geschikte plaatsing van verdachte over te kunnen gaan. De afgelopen abstinente periode van verdachte in detentie, waarin hij tevens tot rust is gekomen, heeft de reclassering echter niet gebruikt om hem alsnog in contact te brengen met instanties voor het doen van een plaatsing. Door het ontbreken van een persoonlijkheidsonderzoek is evenmin van noodzakelijkheid van een ISD-maatregel gebleken. Tot slot is verdachte behandelongeschikt gebleken wat een contra-indicatie is voor oplegging van de ISD-maatregel. Wanneer de rechtbank toch tot oplegging van de ISD-maatregel besluit, bepleit de verdediging verrekening van het voorarrest met de duur van de maatregel. Vanwege de behandelongeschiktheid van verdachte en gerichtheid op zorg wordt daarmee het effect van de maatregel niet doorkruist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan drie bedreigingen van hulpverleners van [zorgorganisatie] en twee vernielingen van goederen van de politie. De rechtbank acht dit tezamen bezien feiten die getuigen van een gebrek aan respect voor deze hulpverleners en gezagsdragers die hun werk deden. Bovendien heeft verdachte met de bedreigingen een inbreuk gemaakt op hun psychische integriteit. De vernielingen getuigen van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Verdachte weet dat dit gedrag onaanvaardbaar is en doet het toch.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met de reclasseringsrapporten van 19 oktober 2022 en 19 januari 2023 die over verdachte zijn opgemaakt. Daarin komt onder meer naar voren dat verdachte in de afgelopen periode (2022) herhaaldelijk met de politie in aanraking kwam vanwege overlast gevend gedrag. Verdachte is bekend met een verstandelijke beperking en een psychotische kwetsbaarheid wat hem slecht toegerust maakt om problemen te adequaat te hanteren. Het middelengebruik versterkt de neiging tot grensoverschrijdend en agressief gedrag. Op grond van zijn problematiek komt verdachte in aanmerking voor langdurige intensieve zorg binnen een beschermde woonvorm, maar dat is door de complexiteit van zijn problematiek tot op heden niet gelukt. Er is geen enkel zicht op een passende (forensische) plek. In het verleden zijn ook veel hulpverleningstrajecten doorlopen, die vrijwel allemaal negatief voortijdig zijn beëindigd vanwege het ontbreken van inhoud aan behandelingen en/of het gedrag van verdachte. Het recidiverisico wordt dan ook als hoog ingeschat. In het eerste rapport adviseerde de reclassering nog tot een kale afstraffing. In het laatste rapport adviseert zij om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen, omdat gedragsverandering alleen nog haalbaar wordt geacht binnen een drang- en dwangkader zoals de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de formele vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel ex. artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr). Verdachte recidiveert veelvuldig en de vele veroordelingen en interventies die reeds hebben plaatsgevonden hebben niet voor een gedragsverandering gezorgd die hem hiervan zouden moeten weerhouden. De rechtbank ziet ook dat de verstandelijke beperking, de psychotische kwetsbaarheid en de middelenproblematiek hieraan ten grondslag liggen. De vraag is vooral of er - anders dan de ISD-maatregel - nog mogelijkheden zijn om de recidive van verdachte te beperken. De ISD-maatregel moet namelijk als ultimum remedium worden gezien. Voordat deze maatregel in beeld komt, moet verdachte alle - reële - kansen aangereikt hebben gekregen om een einde te kunnen maken aan zijn recidive. Om die vraag goed te kunnen beoordelen is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat zij daarvoor onvoldoende is voorgelicht. Zo blijkt uit het dossier onvoldoende of de omstandigheden, die de plaatsing van verdachte binnen een beschermde woonvorm met langdurige intensieve zorg hebben gefrustreerd, op enigerlei wijze waren te ondervangen. Daarnaast ontbreekt het aan voorlichting over civielrechtelijke mogelijkheden zoals een rechterlijke machtiging. Een en ander ligt ook in het verlengde van het bepaalde in artikel 38m, vijfde lid, Sr. Nu verdachte reeds geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, vindt de rechtbank het niet passend om de zaak langer aan te houden om het dossier op deze punten te completeren en is zij van oordeel dat de zaak met een eindvonnis moet worden afgedaan.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan voorarrest opleggen. Daarnaast zal zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van dertig dagen opleggen met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht waarbinnen, indien nodig, naar een rechterlijke machtiging kan worden toegewerkt.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van zeven dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 19 november 2020 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. Gelet op de omstandigheden waaronder deze voorwaardelijke straf destijds is opgelegd, acht zij toewijzing namelijk niet opportuun.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-171382-22:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
02-275244-22:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
02-222686-22: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
02-236141-22: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
02-249708-22: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 195 dagen, waarvan dertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na vrijkomst zal melden bij de reclassering GGZ ERW Novadic-Kentron Breda Verlengde Poolseweg 2, 4818 CL Breda, telefoonnummer 076-5236300 en hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering en zal meewerken aan het toewerken naar een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet Zorg en Dwang wanneer de reclassering dat nodig acht;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-040895-20 af;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 april 2023.
Mr. Verschueren is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.