Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie bedreigingen van hulpverleners van Traverse en twee vernielingen van politiegoederen. De rechtbank oordeelde dat de formele vereisten voor de oplegging van de ISD-maatregel waren voldaan, maar dat niet voldoende duidelijk was of alle mogelijkheden waren uitgeput om de recidive van de verdachte te beëindigen. Daarom werd geen ISD-maatregel opgelegd, maar een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van dertig dagen en een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 maart 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De tenlastelegging omvatte bedreigingen van medewerkers van een zorgorganisatie en vernielingen van goederen van de politie.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de bedreigingen en vernielingen wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere feiten die getuigen van een gebrek aan respect voor hulpverleners en gezagsdragers. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de reclasseringsrapporten, waaruit bleek dat hij eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf en stelde voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering.